Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juni 2017
In 2015 hebben de diverse partijen in de rundveesector (zuivel, vleeskalveren en vleesvee)
gezamenlijk de stuurgroep «Voorbereiding collectieve bestrijding IBR en BVD in Nederland»
ingesteld. Deze stuurgroep, waarin ook het Ministerie van Economische Zaken (EZ) is
vertegenwoordigd, werkt aan bestrijdingsprogramma's voor de nationale aanpak van de
rundveeziekten Infectieuze Boviene Rhinotracheïtis (IBR) en Boviene Virus Diarree
(BVD). Beide ziektes komen voor in Nederland. Vanuit de sectorpartijen uit de stuurgroep
is aan mij het verzoek gedaan om ondersteuning door de overheid, in de vorm van regelgeving,
voor de bestrijding van IBR en BVD. In het Algemeen Overleg Dierziekten en antibiotica
van 6 december 2016 heb ik uw Kamer toegezegd te onderzoeken of de bestrijding van
IBR ondersteunende regelgeving behoeft (Kamerstuk 29 683, nr. 222).
De ambitie van de sectorpartijen om beide rundveeziektes te bestrijden, juich ik van
harte toe. Een hoog niveau van diergezondheid draagt bij aan een duurzame veehouderij.
Gezonde dieren leven langer, kennen een hoger niveau van dierenwelzijn en hebben geen
antibiotica nodig. Bestrijding en preventie van beide ziektes zijn primair de verantwoordelijkheid
van het bedrijfsleven.
Voor IBR bestaat de mogelijkheid voor een lidstaat om een officiële EU-status te verkrijgen
op basis van Richtlijn 64/432/EEG. Als daarvan gebruik wordt gemaakt, betekent dit
een rol van de overheid. Voorwaarde voor het kunnen verkrijgen van de EU-status is
dat de bestrijding van IBR wettelijk is gereguleerd en het bestrijdingsprogramma door
de Europese Commissie (EC) en de lidstaten wordt goedgekeurd. Lidstaten met een EU-status
stellen, op basis van Beschikking 2204/558/EG, aanvullende eisen aan de import van
levende runderen. Diverse ons omringende lidstaten – Duitsland, België, Luxemburg,
Denemarken, Zweden, Oostenrijk en Tsjechië – bestrijden IBR al langere of kortere
tijd en hebben een EU-status voor IBR. Een EU-status voor IBR levert derhalve voordelen
op voor de handel met deze lidstaten.
Gezien het belang voor diergezondheid, dierenwelzijn en de handelspositie van Nederland,
en mede met het oog op de IBR-status van de ons omringende landen, heb ik de sector
toegezegd de bestrijding van IBR te regelen. Hiervoor zal ik een algemene maatregel
van bestuur (amvb) voorbereiden. In deze amvb worden in elk geval de volgende zaken
geregeld:
-
– Rundveehouders worden verplicht hun dieren te vaccineren tegen IBR. Op deze vaccinatieplicht
worden uitzonderingen gemaakt voor bedrijven die aantoonbaar vrij zijn van IBR, of
waar het risico op besmetting met IBR laag is.
-
– Om te voorkomen dat virus tussen bedrijven wordt verspreid zal in bepaalde gevallen
een plicht voor onderzoek gelden.
De nadere uitwerking van de amvb zal in overleg met de betrokken sectorpartijen plaatsvinden.
De sector is voornemens om begin 2018 te starten met de bestrijding van IBR. Ik streef
ernaar hierbij met de amvb aan te sluiten.
BVD kent op dit moment geen EU-regulering. Daarmee is het niet mogelijk een officiële
EU-status te verkrijgen voor BVD. Daarbij ben ik van mening dat de achterliggende
doelstellingen, namelijk een hogere diergezondheid en vermindering van het gebruik
van antibiotica in met name de vleeskalverhouderij, ook met een private bestrijding
haalbaar zijn. Ik heb daarom besloten nu geen ondersteunende regelgeving op te stellen
voor de bestrijding van BVD.
In Europa wordt momenteel gewerkt aan herziening van de dierziektewetgeving. In 2017
en 2018 wordt bepaald welke dierziekten op EU-niveau gereguleerd zullen worden. Ook
BVD wordt in dit kader beoordeeld. Ik heb de sector toegezegd om te zijner tijd te
onderzoeken of de uitkomsten van deze beoordeling en de Europese besluitvorming daarover
aanleiding geven de bestrijding van BVD alsnog met regelgeving te ondersteunen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam