De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Evaluatiecommissie Q-koorts geconstateerd heeft, dat het van essentieel
belang is dat de overheid bij toekomstige uitbraken van dierziekten prompt en open
communiceert en problemen samen met het bedrijfsleven en de samenleving moet oplossen,
hetgeen in onvoldoende mate is gebeurd bij de aanpak van de Q-koortsepidemie;
overwegende dat volgens het rapport van de Nationale ombudsman ten tijde van de Q-koortsepidemie
bij het vaststellen van controle- en hygiënemaatregelen uit oogpunt van voorzorg ook
met de toenmalige stand van kennis omtrent de mogelijke overgang van de bacterie C.
Buretii van geit op mens, eerder en voortvarender had kunnen worden opgetreden in
het belang van de burger;
overwegende dat de overheid samenvattend tot een voortvarender en mogelijk effectievere
aanpak van de Q-koortsepidemie had kunnen komen, waardoor de belangen van alle betrokkenen
beter gediend waren geweest;
verzoekt de regering, excuses aan te bieden voor de evident suboptimale aanpak van
de Q-koortsepidemie, en het mogelijke nadeel dat betrokkenen en in het bijzonder Q-koortspatiënten
hierdoor ondervonden hebben;
verzoekt de regering voorts, aanvullend op het schadefonds, dat vooral ziet op begeleiding,
advies en onderzoek, een voorstel te doen voor een bescheiden individuele financiële
tegemoetkoming, die erkenning inhoudt van het feit dat het overheidsoptreden rond
de Q-koortsepidemie beter had gekund, alsmede erkenning voor het door de Q-koortspatiënten
hierdoor mogelijk ondervonden nadeel,
en gaat over tot de orde van de dag.