29 683 Dierziektebeleid

Nr. 120 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2012

Met deze brief wil ik u informeren over de recente ontwikkelingen met betrekking tot het Schmallenbergvirus.

Situatie in Nederland

Tot en met 19 maart 2012 zijn er 1091 bedrijven gemeld met verschijnselen die kunnen wijzen op een besmetting met het Schmallenbergvirus. Daarbij ging het om 770 rundvee-, 290 schapen- en 31 geitenbedrijven. Tot nu toe zijn 668 rundvee-, 265 schapen- en 28 geitenbedrijven onderzocht, waarbij op 84 rundvee-, 103 schapen- en 5 geitenbedrijven het virus daadwerkelijk is aangetoond. Het virus is daarmee op 192 bedrijven aangetoond en op 769 bedrijven niet aangetoond. Op de overige 130 bedrijven loopt het onderzoek nog. Het aantal meldingen op rundveebedrijven neemt de laatste weken toe ten opzichte van het aantal meldingen op schapenbedrijven, waar juist een afname wordt geconstateerd.

Uit recent onderzoek van het Centraal Veterinair Instituut (CVI) is gebleken dat 70% van de onderzochte monsters van Nederlandse koeien antistoffen heeft ontwikkeld tegen het Schmallenbergvirus. Dit betekent dat het virus in 2011 wijd verspreid is door heel Nederland. In dat licht bezien is het aantal bedrijven met klinische symptomen, namelijk afwijkende kalveren en lammeren, tot nu toe relatief beperkt. Voor het volgende vectorseizoen betekent het dat een groot aantal dieren mogelijk beschermd zal zijn en dat het aantal bedrijven met klinische symptomen mogelijk kleiner zal zijn dan dit seizoen.

Bevindingen in Europa

In Duitsland is het virus tot en met 16 maart 2012 aangetoond op 980 bedrijven. Het betrof 143 rundveebedrijven, 796 schapenbedrijven en 41 geitenbedrijven. In België is het virus tot en met 19 maart 2012 aangetoond op 255 bedrijven. Het betrof 96 rundveebedrijven, 157 schapenbedrijven en 2 geitenbedrijven. In Frankrijk is het virus tot en met 16 maart 2012 aangetoond op 824 bedrijven, waarvan 763 schapenbedrijven, 53 rundveebedrijven en 8 geitenbedrijven. In het Verenigd Koninkrijk is het virus tot en met 16 maart 2012 op 12 rundveebedrijven en 164 schapenbedrijven aangetoond.

In Luxemburg is het virus tot en met 7 maart 2012 aangetoond op 6 schapenbedrijven en 1 rundveebedrijf, terwijl in Italië sprake is van 1 geïnfecteerd geitenbedrijf. Op 13 maart 2012 is ook in het zuiden van Spanje (Andalusië) voor het eerste het Schmallenbergvirus aangetoond bij een schaap.

België heeft het virus aangetoond in knutten die waren gevangen in september en oktober 2011. Deze bevinding ondersteunt de hypothese dat knutten in de verspreiding van het virus een rol spelen. Ook in Denemarken is het Schmallenbergvirus aangetroffen in vectoren (insecten), maar is er nog geen melding gemaakt van infectie bij herkauwers.

Export

Er zijn op dit moment vijftien landen buiten de Europese Unie (EU) die maatregelen hebben genomen om introductie van het virus te voorkomen. De maatregelen zijn vooral gericht op de import van levende dieren en genetisch materiaal (sperma en embryo’s).

Van 27 t/m 29 februari 2012 bezocht een Russische wetenschappelijke delegatie het Friedrich Loeffler Instituut (FLI) in Duitsland en het CVI in Nederland. Tijdens het bezoek is informatie over de wetenschappelijke achtergronden van het Schmallenbergvirus en de onderzoeken die gaande zijn, uitgewisseld. Wetenschappers uit alle getroffen landen waren aanwezig tijdens deze bijeenkomst.

De maatregelen raken niet alleen Nederlandse exporteurs maar ook andere belangrijke Europese exporteurs.

Beperkende maatregelen van importerende landen worden door de Europese Commissie als niet passend beschouwd gezien de geringe economische impact van de ziekte en het geringe risico op transmissie van het virus door levende dieren en genetisch materiaal. Hiertegenover staat de wens om de handelsstromen weer snel op gang te brengen waarbij aanvullende testen een extra garantie geven voor die landen. Deze eventuele aanvullende eisen zijn kostenverhogend voor het bedrijfsleven en zijn, na aanvaarding, vaak weer moeilijk ongedaan te maken.

Op 16 maart 2012 hebben de Europese Commissie en enkele Lidstaten overlegd over de exportsituatie. De CVO’s van de landen die beperkende maatregelen hebben opgelegd zullen begin april door de Europese Commissie uitgenodigd worden voor een technische uiteenzetting over de feiten rond het Schmallenbergvirus. Een rapportage van de EFSA over het virus zal dan naar verwachting ook beschikbaar zijn. Na dit overleg zal opnieuw naar de gezamenlijke lijn richting deze landen worden gekeken. Er is afgesproken dat Lidstaten tot die tijd individueel geen afspraken maken over aanvullende tests die extra garanties bieden met betrekking tot het Schmallenbergvirus.

Nederland zal er, in navolging van een aantal andere Lidstaten, voor pleiten om tot minimale aanvullende exportvoorwaarden te komen die uniform gelden voor alle EU-lidstaten die naar belangrijke exportbestemmingen buiten de EU willen exporteren.

Internationale informatie-uitwisseling

Het Schmallenbergvirus staat momenteel standaard geagendeerd op de bijeenkomsten van het Standing Committee on The Food Chain and Animal Health (SCoFCAH). In het SCoFCAH van 7 en 8 maart heeft de Europese Commissie met de lidstaten gesproken over de onderzoeksvoorstellen die door de Lidstaten zijn ingediend met oog op eventuele Europese cofinanciering. Ook het CVI en de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) hebben in overleg met mijn departement enkele voorstellen ingediend. De Commissie zal de voorstellen beoordelen en aangeven welke projecten voor cofinanciering in aanmerking komen.

Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven