29 683 Dierziektebeleid

Nr. 108 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2011

Zoals ik u gisteren heb toegezegd, ontvangt u hierbij een brief over de actuele ontwikkelingen rondom het Schmallenbergvirus.

Stand van Zaken

Momenteel zijn er 30 schapenbedrijven bekend bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) waar misvormd geboren lammeren zijn aangetroffen. Ook zijn er 16 bedrijven die contact hebben opgenomen met de GD omdat zij ook te kampen hebben met verschijnselen die kunnen wijzen op een infectie. De bedrijven liggen verspreid over heel Nederland (Bijlage). Het Centraal Veterinair Instituut (CVI) heeft inmiddels bij 13 van de 27 onderzochte lammeren het Schmallenberg virus aangetoond.

In mijn brief van 16 december 20111 informeerde ik u over de melding van 2 misvormde kalveren van 1 bedrijf. Hoewel het virus in de monsters van deze dieren niet is aangetroffen, kan hier niet de conclusie uit getrokken worden dat Schmallenberg virus niet de oorzaak is. Bij verwante virussen, zoals bijv. het Akabane virus, worden misvormd geboren kalveren namelijk meestal virologisch negatief geboren.

Meldplicht

Gisteren heb ik, op basis van de Gezondheid- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD), een meldplicht voor misvormde, nieuwgeboren herkauwers ingesteld. Veehouders moeten de verschijnselen melden bij de nVWA. De meldplicht is op dinsdag 20 december 2011 om 23:00 uur van kracht geworden. Het doel van de meldplicht is meer te weten te komen over de omvang en de (geografische) verspreiding van de problemen veroorzaakt door het Schmallenberg-virus. Deze gegevens zijn ook van belang voor het hieronder genoemde (wetenschappelijke) vervolgonderzoek.

De meldplicht geldt ook voor dierenartsen en voor personen werkzaam in onderzoeksinstellingen. Via de betrokken organisaties zal de implementatie van de meldplicht verder worden opgepakt. Na het instellen van de meldplicht is een drietal meldingen binnengekomen uit resp. Echt, Heerlen en Scheerwolde.

De nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) zal een kaart publiceren met daarop de namen van de plaatsen waar de bedrijven zich bevinden die sinds 1 december 2011 bij de GD of nVWA gemeld zijn2.

Zoönotische aspecten

Vanaf de zomer is het probleem van diarree bij volwassen runderen meerdere malen besproken tijdens het signaleringsoverleg-zoönosen (SOZ), voor het eerst op 5 september jl. Er waren geen humane meldingen die hieraan gerelateerd konden worden. Vanaf dat moment is contact hierover onderhouden tussen de veterinaire instituten en het RIVM.

Naar aanleiding van de ontdekking van het Schmallenbergvirus bij zieke runderen in Duitsland is het CVI in overleg met het Duitse onderzoeksinstituut onderzoek gestart bij Nederlands vee en heeft het CIb contact gezocht met hetzelfde instituut om eventuele humane risico’s in te schatten.

In december is het Schmallenbergvirus dat in Duitsland was aangetoond in het SOZ besproken. Er werd geconstateerd dat er geen aanwijzingen waren voor een zoönose.

De Gezondheidsdienst voor Dieren heeft het RIVM op de hoogte gebracht dat het virus bij zieke Nederlandse runderen was aangetoond en mogelijk de oorzaak was van misvormde lammeren. Het CIb heeft in samenwerking met externe (ook internationale) experts een analyse gemaakt van het potentiële risico voor de mens. Tevens is het RIVM-CIb uitgenodigd om deel te nemen aan een overleg onder leiding van de Chief Veterinary Officer (CVO) om de mogelijke humane risico’s en de gezamenlijke communicatie-acties te bespreken.

Op basis van alle beschikbare informatie concluderen de experts dat overdracht van het virus op mensen niet uitgesloten kan worden maar zeer onwaarschijnlijk is. Het RIVM heeft de, zeer technische, analyse op de website gezet.

In samenvatting komt het er op neer dat de virussen waaraan het Schmallenbergvirus het meest verwant is geen zoönosen zijn en dat maakt het zeer waarschijnlijk dat het Schmallenbergvirus ook geen zoönose is. Er zijn ook geen verschijnselen bij mensen gevonden, ook niet in september/oktober toen veel runderen ziek waren. De verwachtte route waarmee het virus verspreid wordt zijn insecten (andere soortgelijke virussen worden namelijk ook via insecten verspreidt). Omdat het nu winter is, is de kans op verdere verspreiding via die route nu minimaal.

Het risico op blootstelling aan virus bij de geboorte of abortus van de aangetaste lammetjes is onbekend. Daarom worden veehouders, dierenartsen en andere personen die direct contact hebben gehad met afwijkende dieren gevraagd om bij ongewone gezondheidsklachten contact op te nemen met de GGD.

Het CIb houdt uit voorzorg de ontwikkelingen nauwgezet in de gaten. En zoals altijd geldt de aanbeveling om bij direct contact met dieren de gebruikelijke hygiënemaatregelen te nemen (bijv. handen wassen na het aaien).

Maatregelen

De verschijnselen die wij nu waarnemen zijn het gevolg van een besmetting die al enige maanden geleden heeft plaatsgevonden. De belangrijkste transmissieroute van de virusfamilie waartoe het Schmallenberg virus behoort is via vectoren (knutten). In dit jaargetijde zijn de vectoren niet meer actief. Nader onderzoek naar eventuele andere transmissie-routes wordt ingezet.

Er is gelet op het bovenstaande, en het feit dat het zoonotisch risico als gering beschouwd wordt, op dit moment geen aanleiding om ingrijpende maatregelen als het ruimen van verdachte of zieke dieren te overwegen. Mochten er aanwijzingen komen van andere transmissieroutes en/of een zoönotisch risico, dan zal via het Outbreak Managementteam Zoonosen (OMT-Z) en het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg Zoonosen (BAO-Z) een advies gegeven worden over passende bestrijdingsmaatregelen.

Vaccin- en kennisontwikkeling

Zoals ik eerder heb aangegeven is er nog veel onbekend over het Schmallenberg virus. Daarom zet ik volop in op aanvullend onderzoek. In overleg met betrokken onderzoeksinstituten GD, CVI en het RIVM richt ik me hierbij op een viertal hoofdthema’s, nl. ontwikkeling van diagnostiek, vaccinontwikkeling, epidemiologie en de karakterisering van het virus.

Bij het uitwerken van het onderzoek wordt, bijvoorbeeld ten aanzien van de uitwisseling van onderzoeksmateriaal, maximaal ingezet op samenwerking met de humane gezondheidskolom en met gelieerde buitenlandse onderzoeksinstituten in bijv. Duitsland. Genoemde inspanningen moeten er in resulteren dat we a) de beschikking krijgen over specifieke, snel toepasbare diagnostische testen waarmee we antistoffen tegen het virus kunnen aantonen, b) meer inzicht krijgen in de mogelijke insleeproute(s) en de verspreidingsmechanismen van het virus, c) in staat zijn het virus te typeren en inzicht krijgen in mogelijke verwantschap met andere virussen binnen en tussen diersoorten en d) de beschikking krijgen over een vaccin.

Er wordt maximaal ingezet op de ontwikkeling van een vaccin in samenwerking tussen de onderzoeksinstituten en de farmaceutische industrie in zowel Nederland als Duitsland. Desondanks moeten we ons realiseren dat de kans bestaat dat een vaccin nog niet beschikbaar zal zijn voorafgaand aan de nieuwe knuttenperiode volgend jaar.

(Internationale) informatievoorziening

Naast de intensieve contacten met de betrokken diensten op nationaal niveau, is er ook nauwe afstemming met de Europese Commissie en de ons omringende Lidstaten over de ontwikkelingen. Op verzoek van de Commissie zal Nederland samen met de Duitse collega’s op 11 januari 2012 een toelichting geven op de stand van zaken en de ingezette acties in het «Standing Committee on the Food Chain and Animal Health» (SCOFCAH) van de Europese Commissie. Dat biedt ook de mogelijkheid om met de internationale collega’s van gedachten te wisselen.

Tevens heb ik Commissaris Dalli verzocht deze problematiek op Europees niveau op te pakken, waaronder een meldplicht op Europees niveau, vaccinontwikkeling en onderzoek. Voorts heb ik hem verzocht om deze nieuwe ziekte in Europees verband te monitoren en maatregelen op ambtelijk en Raadsniveau te bespreken.

Ik zal ook uw Kamer op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


X Noot
1

De brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 16 december 2011 is gepubliceerd als kamerstuk 28 286, nr. 538.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven