29 680
Voorstel van wet van de leden Örgü en Bakker tot wijziging van de Mediawet (regeling verstrekking programmagegevens)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Doel

De in dit wetsvoorstel opgenomen regel voorziet in de kosteloze beschikbaarstelling van programmagegevens aan derden. Daarmee kunnen voor de toekomst lang slepende procedures zoals in het geval NOS en HMG vs De Telegraaf worden voorkomen. Gebleken is dat met de huidige regeling van artikel 58 Mediawet niet op een bevredigende manier kan worden bewerkstelligd dat de (meer-)wekelijkse programmagegevens van de publieke omroepinstellingen tegen redelijke voorwaarden aan derden ter beschikking komen. Dat leidt tot belemmering van andere partijen bij het uitbrengen van (meer-)wekelijkse programmagidsen en andersoortige overzichten van uit te zenden radio- en televisieprogramma's. De in dit wetsvoorstel opgenomen regel sluit aan bij de praktijk in vrijwel alle andere Europese landen. Doordat de programmagegevens aan derden beschikbaar komen, kan tevens een verbreding plaatsvinden van het aantal publicaties over de programma's van de publieke omroep, hetgeen een positief effect kan hebben op het bereik van die programma's.

Uit de regeling vloeit voort dat de NOS niet botweg kan weigeren (week-)gegevens te verstrekken vanuit de overweging dat men de programmagidsen van de omroepverenigingen wenst te beschermen tegen concurrentie. De regeling geldt voor de publieke omroepinstellingen. Het publiek is gebaat hij de brede beschikbaarheid van programmagegevens van de publieke omroepen, vergelijkbaar met de beschikbaarheid van filegegevens en het weerbericht. Dat belang en het belang van een open markt voor programmagidsen brengen mee dat programmagegevens van publieke omroepinstellingen beschikbaar kunnen komen.

2. Geschiedenis

De programmagegevens genieten de geschriftenbescherming van de Auteurswet (Zie de zgn radioprogramma-arresten HR 17 april 1953, NJ 1954, 211 (Het Radioprogramma); HR 27 januari 1961, NJ 1962, 355 (Explicator); HR 25 juni 1965, nr. 9843, NJ 1966, (Televizier-II)). Het gaat derhalve om auteursrechtelijk beschermde vermogensrechten die berusten bij alle publieke en commerciële omroepinstellingen. Om te kunnen komen tot programmagidsen die het volledige programma aanbod van de specifieke omroepen aan het publiek kenbaar maken is in de Omroepwet van 1967 deze individuele auteursrechtelijke bescherming beperkt. Opgenomen werd een zogenaamde dwanglicentie op grond waarvan de publieke omroepen verplicht werden hun programmagegevens aan de NOS te verstrekken. De NOS verzamelt de gegevens, bewerkt ze zonodig en geeft ze weer ter beschikking van de publieke omroepinstellingen ter opneming in hun programmagidsen. Daarnaast moeten de publieke omroepinstellingen gedogen dat de NOS de gegevens aan derden verstrekt die daartoe met de NOS een overeenkomst hebben gesloten. Aanvankelijk gold laatstgenoemde gedoogplicht alleen voor verstrekking aan buitenlandse omroepinstellingen en voor zover het betrof de programmagegevens in weekoverzichten.

De NMa heeft in 1998 (Besluit van 10 september 1998, Mediaforum, 1998–10, nr. 50, en besluit van 16 februari 2000, Mediaforum, 2000–3, nr. 22) naar aanleiding van een klacht van de Telegraaf beslist dat de monopoliepositie die de NOS en de HMG met betrekking tot het leveren van programmagegevens innemen, in strijd is met het beginsel van vrije mededinging. NOS en HMG hebben bezwaar ingediend tegen deze uitspraak. De NOS heeft na een ongegrond verklaring door de Rechtbank Rotterdam hoger beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. In de zaak van De Telegraaf vs HMG heeft de NMa op 1 april 2004 opnieuw een besluit genomen waarin het bezwaar van de HMG gegrond is verklaard. Tegen de nieuwe beslissing op bezwaar van 1 april 2004 hebben partijen (De Telegraaf en HMG) beroep aangetekend bij de Rechtbank Rotterdam.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, artikel 58 van de Mediawet

In het eerste lid van artikel 58 is allereerst de verplichting voor de landelijke publieke omroepinstellingen om hun programmagegevens aan de NOS te verstrekken geregeld. In samenhang daarmee bevat het eerste lid tevens de plicht van de landelijke omroepinstellingen te gedogen dat de NOS de programmagegevens conform de leden 2 en 3 aan de omroepverenigingen en derden verstrekt. Vervolgens wordt in het tweede en derde lid geregeld op welke wijze programmagegevens door de NOS worden verstrekt.

Het tweede lid regelt op dezelfde wijze als in het oude artikel 58 de verstrekking van programmagegevens aan de omroepverenigingen ten behoeve van de programmagidsen van de omroepverenigingen.

Het derde lid bevat de opdracht aan de NOS om de programmagegevens, voor zover deze bestaan uit de namen/titels van de uit te zenden programmaonderdelen en de uitzendtijdstippen, het zogenaamde spoorboekje, om niet te verstrekken aan derden die daartoe een verzoek hij de NOS hebben gedaan. Deze plicht van de NOS komt overigens niet in de plaats van het individuele recht dat de instellingen die zendtijd hebben verkregen houden om zelf hun programmagegevens aan derden te verstrekken.

Örgü

Bakker

Naar boven