29 679 Verslag van de zittingen van de Assemblee van de Interparlementaire Unie

N/ Nr. 14 VERSLAG VAN DE 124E ZITTING

Vastgesteld 20 september 2011

Inleiding

Van 15 tot 20 april 2011 heeft in Panama City (Panama) de 124e zitting van de Assemblee van de Interparlementaire Unie (IPU) plaatsgevonden. De Nederlandse groep van de IPU heeft naar deze zitting een delegatie afgevaardigd die bestond uit de volgende leden:

mevr. Meindertsma ( voorzitter van de Nederlandse IPU-groep, voorzitter van de delegatie, PvdA, Eerste Kamer), de heer Janse de Jonge (CDA, Eerste Kamer), mevr. Van Miltenburg (VVD,Tweede Kamer), de heer Putters (PvdA, Eerste Kamer), de heer Schuurman (CU, Eerste Kamer), mevr. Smeets (PvdA, Tweede Kamer), mevr. Vedder-Wubben (CDA, Eerste Kamer). De delegatie werd begeleid door de griffier Interparlementaire Betrekkingen, Nieuwenhuizen.

Aan deze 124e zitting is door delegaties uit parlementen van 119 landen deelgenomen; 32 internationale organisaties en instellingen hadden waarnemers afgevaardigd.

Voorbereidingen van de delegatie

Een traditie volgend, heeft de delegatie ter voorbereiding op haar verblijf in Panama een ontmoeting belegd met de ambassadeur van het gastland. De heer Carlos Arosemena, ambassadeur van Panama in de Benelux, gaf de delegatie op 29 maart 2011 aan de hand van een powerpoint presentatie inzicht in de politieke en staatkundige verhoudingen, in de economische en sociale verworvenheden en uitdagingen en in de geopolitieke positie en betekenis van Panama. Panama is een republiek die op dit moment wordt geleid door President Ricardo Martinelli, een vermogende ondernemer die zijn regering met (ondernemers-)visie, inspiratie en vaste hand leidt. In het unicamerale parlement hebben de vier regeringspartijen Cambio Democrático (CD), Partido Panamanista (PP), Unión Patriótica (UP) en de Moviomento Liberal Repúblico Nacionalista, verenigd in de «Alianza por el Cambio», met 41 van de 71 zetels een stevige meerderheid; de oppositie wordt gevormd door twee partijen, de Partido Revoluciaonario Democrático (PRD) en de Partido Popular (PP). De eerstvolgende reguliere presidents- en parlementsverkiezingen zijn voorzien in 2014. Belangrijke thema’s die de nationale politieke agenda beheersen zijn de bestrijding van de aan drugs gerelateerde criminaliteit, die steeds vaker met geweld gepaard gaat, en de aanleg van een stedelijk metrostelsel in Panama-city die een einde moet maken aan de dagelijks toenemende verkeersinfarcten in deze stad met zijn 1,2 miljoen inwoners.

De kern van het ambitieuze programma van de regering-Martinelli ligt in de doelstelling om Panama te ontwikkelen tot een regionale «hub». De strategische ligging van het land dat de toegangspoort vormt tot twee oceanen biedt tal van mogelijkheden om de economische groei vooral te zoeken in de verdere uitbreiding van de handel- en dienstensector. Die groei zal zeker kunnen worden gerealiseerd zodra het verbrede Panamakanaal in 2014 zal worden opengesteld. Aantrekkelijke vestigingsvoorwaarden en fiscale regelgeving zijn en worden ontworpen met het doel buitenlandse investeerders aan te trekken.

Met een economische groei van het BNP van 6,4% in 2011 en een voor 2012 voorziene groei van 5,1% is Panama de snelst groeiende economie in Centraal Amerika. Die groei vertaalt zich o.a. in een sterke toename van de particuliere bestedingen en in een geleidelijke neergang van de werkloosheid. Opmerkelijk is dat de gunstige economische ontwikkelingen vooral zichtbaar zijn in de stedelijke gebieden; het platte land blijft in zijn ontwikkeling achter.

Voor aanvang van de officiële opening van de conferentie ontving de delegatie op vrijdag 15 april 2011 in het kantoor van honorair consul-generaal De Wolf in Panama-stad een briefing door Hr. Ms. ambassadeur te Costa Rica, de heer Van Bonzel, die tevens is belast met de behartiging van de belangen van het Koninkrijk in El Salvador, Honduras en Panama. De heer Richter, hoofd van de Economische en Handelsafdeling van het consulaat te Panama-city, stond de ambassadeur terzijde. Na een schets van de actuele politieke situatie in Panama gingen zij beiden nader in op de economische relatie tussen Nederland en Panama die groeiende is en intensiever wordt. Een aantal grote Nederlandse bedrijven, waaronder Philips, Heineken en Boskalis hebben regiokantoren in Panama gevestigd terwijl KLM per 1 mei 2011 dagelijks gaat vliegen tussen Panama-stad en Schiphol.

De Panamese regering, die veel overeenkomsten ziet tussen Nederland en Panama als «hub» van en naar het achterliggende continent, kijkt met veel belangstelling naar Nederlandse ontwikkelingen. Zo wil zij naar het voorbeeld van Schiphol de luchthaven Tocumen moderniseren en uitbreiden. Ook de haven van Rotterdam heeft in veel opzichten een voorbeeldfunctie. De Panamese regering heeft voorts te kennen gegeven geïnteresseerd te zijn in de manier waarop in Nederland inhoud wordt gegeven aan het concept van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Tijdens een 4-daags bezoek van de toenmalige minister van Buitenlandse Handel, de heer Heemskerk, in januari 2010 is in samenspraak met vertegenwoordigers van Panamese en Nederlandse ondernemingen aan deze onderwerpen uitvoerig aandacht besteed. Tijdens dat bezoek zijn ook de belangen van de (toenmalige) eilanden van de Nederlandse Antillen en van Aruba wegens hun relatieve nabijheid in de besprekingen aan de orde geweest. De delegatie is tijdens de briefing tevens geïnformeerd over de Nederlandse betrokkenheid bij de uitbreiding en vernieuwing van het Panamakanaal, een project dat zij later tijdens een werkbezoek met eigen ogen zou aanschouwen.

De intensivering van de economische en handelsbetrekkingen hebben «Den Haag» intussen doen besluiten in Panama een ambassade te openen.

Op zaterdag 16 april 2011 vergezelden enkele leden van de delegatie ambassadeur Van Bonzel tijdens een bezoek aan de Panamese organisatie Fundespa. Deze organisatie wordt door de ambassade ondersteund bij het opzetten van een zomerschool op het Panamese platteland. Daar lopen veel kinderen in de zomer een leerachterstand op omdat zij in die periode vaak werken in de landbouw. Fundespa biedt hen een alternatief en probeert door het verbeteren van het onderwijs voor kinderen in kansarme gebieden de kinderarbeid terug te dringen.

Governing Council

Het algemene bestuursorgaan van de IPU, de Governing Council, waarin alle leden met ten hoogste drie afgevaardigden zijn vertegenwoordigd, vergaderde op 16 april en op 19 april 2011. De leden Meindertsma, Van Miltenburg en Putters namen aan deze vergaderingen deel.

De Council sprak om te beginnen zijn steun uit aan de parlementen van Egypte en Tunesië die zich in een turbulente periode van transitie bevinden. In de hoop dat in beide landen op korte termijn vrije en eerlijke verkiezingen zullen plaatsvinden en in afwachting van verdere democratische ontwikkelingen besloot de Council tot voortzetting van hun lidmaatschap.

In aansluiting op tijdens de 123e zitting in Genève gevoerde discussies over het door de secretaris-generaal opgestelde Strategisch Plan voor de jaren 2010–2015 zette de Council zijn debat over dit plan voor de jaren 2012–2017 (zie http://www.ipu.org/conf-e/124/strategy.pdf) voort. Het in Genève geagendeerde concept – document was intussen voorzien van commentaar door de geopolitieke groepen, door een aantal IPU-commissies en door een enkel lid / parlement van de IPU. Van diverse zijden werd tijdens de vergadering van de Council opgemerkt dat het door de Executive Committee aangepaste plan op zichzelf weliswaar een meer coherente en dus verbeterde weergave is van de visie en de strategie van de IPU, maar dat het document nog steeds onvoldoende blijkt geeft van het besef dat, gegeven een gelimiteerd budget, binnen de 9 gekozen hoofddoelstellingen prioriteiten moeten worden gesteld en expliciet vastgelegd. De Council stipuleerde als uitgangspunt voor verdere discussies over het plan, dat in de najaarsvergadering in Bern zou moeten worden vastgesteld, dat gedurende de periode 2012–2017 de financiële bijdragen van de leden van de IPU ten miste gelijk blijven. De Nederlandse delegatie heeft haar inhoudelijk commentaar op het plan ingebracht in de vergaderingen van de zgn.12+, de geopolitieke groep van Westerse landen. De Governing Council nam met instemming kennis van de aanvaarding door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) van Resolutie 65/123 inzake samenwerking tussen de VN, nationale parlementen en de IPU (zie http://www.ipu.org/un-e/A-65-L11-e.pdf ).

In deze resolutie verwelkomen de lidstaten van de VN de parlementaire dimensie die de IPU toevoegt aan een aantal VN-instellingen. Ook juichen zij het toe dat steeds vaker parlementariërs worden opgenomen in nationale delegaties naar belangrijke VN-vergaderingen. De VN-lidstaten besloten in de resolutie voorts samen met de IPU te komen tot een meer systematische aanpak van de organisatie en de integratie van een parlementaire component in belangrijke overlegtrajecten binnen de VN.

Een vast onderdeel op de agenda van de Governing Council vormen de door de Committee on the Human Rights of Parliamentarians uitgebrachte rapporten omtrent de door haar, in vele gevallen ter plaatse, ingestelde onderzoeken naar de schendingen van de mensenrechten van volksvertegenwoordigers. De aanbevelingen van de commissie, deze keer betrekking hebbend op schendingen jegens 311 volksvertegenwoordigers in 21 landen, werden alle aanvaard.

Tijdens de vergadering van de Council op 19 april werd mevrouw Van Miltenburg, die zich daartoe eerder kandidaat had gesteld, gekozen tot vast lid van de Commissie inzake Midden-Oosten vraagstukken.

Vergaderingen van de 12+ geo-politieke groep

De groep van westerse landen, binnen de IPU aangeduid als de 12+, vergaderde ter voorbereiding van de plenaire zitting en de bijeenkomst van de Governing Council op 14 april en kwam tijdens de 124e zitting voorts bijeen op 17, 19 en 20 april 2011. De leden Meindertsma, Van Miltenburg en Putters hebben deze vergaderingen bijgewoond.

Zoals boven vermeld, is een herziene versie van het Strategic Plan 2012–2017 onderwerp van overleg geweest in de 12+. Dat overleg vond plaats aan de hand van een toelichtende rapportage van de Belgische afgevaardigde De Donnea, die zitting heeft in de werkgroep van het Executive Committee die de teksten voorbereidt. De heer De Donnea deelde mee dat de werkgroep de meeste van de 12+ voorstellen tot wijziging weliswaar had overgenomen, maar dat het voorliggende concept nog steeds geen prioriteitstelling kent, noch een daarop gebaseerde, uitgesplitste budgettoedeling bevat. Gelet op het feit dat de 12+ landen met elkaar het grootste deel van de IPU-begroting opbrengen, dient in een strategisch plan ten minste duidelijk te worden vastgelegd aan welke prioriteiten het beschikbare budget wordt uitgegeven. Deze rapporteur adviseerde de 12+ leden zich te committeren aan een oplossing voor de komende 5 jaren in plaats van zich vast te leggen op een besluit dat ieder jaar opnieuw ter discussie komt.

In de 12+ ontspon zich vervolgens een discussie over hoogte van het budget van de IPU. Van Nederlandse zijde werd meegedeeld dat in een tijd waarin ook van parlementen wordt gevraagd te bezuinigen, niet kan worden verwacht dat wordt ingestemd met een verhoging van het IPU-budget of met een nul-lijn. Mevrouw Meindertsma wees er in dit verband op dat de gestaag groeiende IPU- contributie binnen het Nederlandse parlement intussen stemmen heeft doen opgaan over de vraag of het niet wijs zou zijn indien Nederland zich op de voortzetting van zijn IPU-activiteiten zou gaan beraden. Door de delegaties van het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk, Zweden, Frankrijk en IJsland werd eveneens gesteld, met verwijzing naar de grote bezuinigingen die in hun landen moeten worden doorgevoerd, dat de contributies van de lidstaten zonder uitzondering verlaagd zullen moeten worden. Van diverse zijden (Israël, IJsland en Frankrijk werd met nadruk gewezen op het feit dat de vaststelling van de financiële bijdragen een politieke beslissing is, die niet mag en kan worden overgelaten aan de hoogste ambtenaar en de staf van de organisatie. De voorzitter van de 12+, de Franse senator Del Picchia, wees de vergadering op het feit dat een afzonderlijke werkgroep op dit moment de opdracht heeft te komen tot een nieuwe verdeelsleutel voor de bijdragen van de lidstaten van de IPU. De discussies in deze werkgroep gaan o.a. over de onwenselijk geachte consequenties van de sedert 2005 geldende sleutel voor een aantal «rijkere» landen en over de mogelijkheden de (dure) Zwitserse Franc als rekeneenheid voor de vaststelling van de contributies te vervangen door een combinatie van valuta’s teneinde de valuta afhankelijkheid van de contributies te mitigeren. Concluderend stelde hij dat tijdens de najaarsvergadering in Bern een integrale discussie zal moeten woerden gevoerd; een discussie die moet leiden tot een strategie van de IPU voor de komende 5 jaren die zal moeten worden uitgevoerd met een beperkt en vastomlijnd budget dat wordt samengebracht door de lidstaten op basis van een in consensus tot stand te komen verdeelsleutel.

Tijdens de tweede vergadering van de 12+ werd meegedeeld dat de Plenaire Vergadering op 16 april had ingestemd met het op gezamenlijk initiatief van Indonesië, Iran en Nieuw Zeeland ingediende voorstel inzake een debat over een zgn. emergency item. Het voorstel betrof het onderwerp «strengthening democratic reform in emerging democracies, including North Africa and the Middle East». Uit haar midden koos de 12+ de Nieuw Zeelandse afgevaardigde Hodgson, de Autralische afgevaardigde Jenkins en mevrouw Van Miltenburg als haar vertegenwoordigers in het drafting committe voor dit onderwerp.

Commissievergaderingen

Committee I, het Standing Committee on Peace and International Security, boog zich over door rapporteurs uit India en Zimbabwe ontworpen voorstellen van teksten voor een resolutie over het onderwerp «providing a sound legislative framework aimed at preventing electoral violence, improving election monitoring and ensuring the smooth transition of power. De leden Van Miltenburg en Smeets namen aan de beraadslagingen op 16 en 18 april deel. De uitkomst van de debatten leidde tot de vaststelling van een concept-resolutie, die op woensdag 20 april door de plenaire vergadering werd aanvaard (zie www.ipu.org > statutory assemblies> 124th assembly Panama). Deze resolutie stelt voorop dat vrije en eerlijke verkiezingen een noodzakelijke voorwaarde voor de vreedzame overdracht van de macht en daarmee een hoeksteen van de democratie zijn. De landen in de wereld bevinden zich in verschillende stadia van democratische ontwikkeling, maar dienen alle te streven naar wettelijk verankerde stelsels op basis waarvan vrije en eerlijke verkiezingen worden gehouden. De resolutie wijst op het feit dat in er in de afgelopen jaren in tal van landen in de wereld een toename van geweld rondom verkiezingen valt waar te nemen. Dat geweld, of het nu van verbale, dan wel van fysieke aard is, is in veel gevallen bovendien gericht tegen vrouwen, zowel in hun rol van kiezers als in die van kandidaten of gekozenen. De resolutie wijst ook op de eigen verantwoordelijkheid van parlementen die door middel van (grond-)wettelijke hervormingen uitvoering moeten geven aan internationale normen en verplichtingen die zijn geformuleerd om overal ter wereld te komen tot eerlijke en vrije verkiezingen. Die hervormingen dienen plaats te vinden langs de weg van een open debat met alle betrokkenen: politieke partijen, landelijke, regionale en lokale overheden, burgers, media en organisaties in de samenleving die zich met deze vraagstukken bezighouden. De belangrijke rol van nationale en internationale waarnemers bij verkiezingen met het oog op de transparantie en de controleerbaarheid van de processen in relatie tot het beginsel van nationale soevereiniteit en integriteit wordt benadrukt. De resolutie roept parlementen o.a. op om een wettelijk stelsel met betrekking tot de financiering van politieke partijen en verkiezingscampagnes, in het leven te roepen en om wettelijke regels inzake gedragscodes tijdens campagnes te formuleren. Ook dienen voor een ieder goed toegankelijke klachten- en geschillenprocedures te bestaan en dien regels te gelden voor de toegang van publieke en particuliere media tot verkiezingscampagnes.

De leden van de IPU worden aan het slot van de resolutie opgeroepen samen te werken met de VN in het bestrijden van geweld rondom verkiezingen, ter bevordering van een soepele en vreedzame overdracht van de regeermacht na verkiezingen en ter uitvoering van de aanbevelingen die worden gedaan door waarnemingsmissies.

Zoals vermeld in het verslag over de 122e zitting van de IPU in Bangkok (Kamerstuk 29 679, L/ nr. 12) was mevrouw Ferrier aangezocht als co-rapporteur van Committee II ( (sustainable Development, Fiance and Trade) over het onderwerp «the role of parliaments in ensuring sustainable development through the management of natural resources, agricultural production and demographic change». Tweede co-rapporteur was de Algerijnse afgevaardigde, de heer Cherrar. Tijdens de 123e zitting van de IPU in oktober in Genève moest mevrouw Ferrier bij de verdediging van haar concept- rapport en van de concept-resolutie helaas verstek laten gaan (zie Kamerstuk 29 679, M/ nr. 13) en werd de heer Putters, lid van de Eerste Kamer, bereid gevonden de verdediging van beide documenten op zich te nemen. Helaas bleek mevrouw Ferrier ook in april 2011 niet in de gelegenheid te zijn de naar aanleiding van de Genève-zitting aangepaste ontwerp-resolutie in Panama te verdedigen. Opnieuw werd de heer Putters bereid gevonden de ontwerp-resolutie samen met de heer Cherrar te verdedigen. Tijdens de 124e zitting van de IPU in Panama vond deze verdediging plaats in het zgn. drafting committee, waarvan beide co-rapporteurs uit hoofde van hun rol deel uitmaakten. In twee vergaderingen van deze commissie, op 17 en 19 april, waren de leden van de Tweede Commissie in de gelegenheid hun visie op het genoemde onderwerp uiteen te zetten en kwamen vervolgens alle ingediende amendementen op de ontwerp-resolutie aan de orde.

Tijdens de eerste vergadering van Committee II nam de heer Schuurman aan het debat deel en wees hij er aan het begin van zijn betoog op dat het idee van duurzame ontwikkeling populair is geworden sedert de Commissie- Brundtland inzake Milieu en Ontwikkeling haar rapport in 1983 het licht deed zien. Ofschoon er veel definities van «duurzame ontwikkeling» zijn voorgesteld, is het concept nooit gemakkelijk geïmplementeerd in een wereld die gelooft dat hoge economische groeicijfers essentieel zijn en waarin economische systemen worden angedreven op basis van geldstromen in een context van private eigendom. Achteruitgang van het milieu wordt gezien als een externe factor van het systeem. De definitie van Brundtland is gericht op mensen d.w.z. op huidige en toekomstige generaties en hun behoeften en is daarom antropocentrisch. Door te zwijgen over de plantenwereld en de dierenwereld wordt de suggestie gewekt dat deze er vooral zijn om de menselijke behoeften te dienen. In zeker zin is dat waar. Als menselijk wezen worden wij geroepen om de betekenis van deze werelden bloot te leggen, maar zonder hun integriteit en hun onderlinge samenhang aan te tasten. Onder Brundtland konden we echter nog steeds enorme bergen afvalproducten, vervuilde rivieren of koeien als waren het melkmachines, hebben zo lang toekomstige generaties maar in staat zouden zijn om in hun behoeften, welke die ook mogen zijn, te voorzien. Om deze problemen te overwinnen heeft iemand1 voorgesteld om de definitie als volgt te amenderen: «duurzame ontwikkeling voorziet in de behoeften van de huidige generatie mensen en andere soorten zonder het vermogen van toekomstige generaties om te voorzien in hun eigen behoeften aan te tasten, terwijl zij lokale en wereldwijde ecosystemen herstelt».

Sedert 1987 zijn problemen van klimaatverandering, vervuiling, epidemieën en dreigende uitputting van cruciale hulpbronnen zoals olie, water en fosfaat steeds meer verbreid en steeds urgenter geworden. De verwachte toename van de wereldbevolking van 6 miljard tot 9 miljard rond 2050 en daarna zou de problemen verergeren vooral als de levensstandaard van de rijkste landen wereldwijd de standaard zou worden. Wij moeten uitkijken naar een idee van duurzaamheid dat erop gericht is de planten- en de dierenwereld te behouden door een menselijke cultuur die wordt geïnspireerd door wijsheid en zorgvuldig rentmeesterschap. Een absolute voorwaarde is dat de natuur niet wordt gezien als een mechanisch systeem, maar als een biologisch organisme.

Wat betreft de landbouw gaat het om het verschil tussen diegenen die de industriële landbouw voorstaan en diegenen die organische of biologische landbouw nastreven.

De verschillende stromingen die pleiten voor biologische landbouw erkennen alle dat moderne standaard industriële landbouwmethoden, die steunen op chemische meststoffen en sproeimiddelen, alsmede op botanische en zoölogische modificatie ontoereikend zijn. De heersende opvatting in de wetenschappelijke en onderzoekswereld houden in dat zowel de milieuproblemen als de vraagstukken van voedselveiligheid met het oog op een groeiende wereldbevolking moeten worden opgelost op basis van wetenschap die kan worden vertaald in wetenschappelijke technologie. Dat betekent dat de ontwikkeling van biotechnologie in samenhang met informatietechnologie moet worden voortgezet.

Echte biologische landbouw krijgt verhoudingsgewijs weinig aandacht vanuit het onderzoeksveld. Biologische landbouw wordt hetzij gezien als hobby dan wel als een nieuw speelveld voor biotechnologie. Alternatieve landbouwmethoden vinden niet gemakkelijk ingang in een wereld die zo lang een andere weg gegaan is. Dat is ook te zien in een aantal moderne instituten dat het realiseren van echte duurzaamheid extreem moeilijk maakt. De Wereld Handels Organisatie (WTO) bijvoorbeeld zet bio- en informatietechnologie in in het verlengde van industriële landbouw. Pogingen om de landbouw duurzamer te maken vinden binnen dat kader plaats. Men zoekt oplossingen in termen van nieuwe hulpmiddelen zoals GPS (Ground Positioning System), nieuwe meststoffen, nieuwe pesticiden en genetisch gemodificeerde organismen (GMO’s) en men hoopt daarmee de winstgevendheid te behouden. Vraagstukken die verband houden met de sociale ontwikkeling op het platteland, met de algemene ecologie, met biodiversiteit en dierenwelzijn komen op het tweede plan.

Als gevolg van de stijgende olieprijzen zijn de moderne machines veel energiezuiniger geworden en stoten zij minder broeikasgassen uit. Door een sterke toename van de vraag en van de productie zijn het gebruik van fossiele brandstoffen en de uitstoot van broeikasgassen echter toegenomen. Boeren blijven deel van de industriële keten van bewerkers tot leveranciers zonder dat zij een werkelijk biologische landbouw van de grond kunnen krijgen, landbouw dus die de integriteit van planten en dieren in tact probeert te laten door o.a. gebruik te maken van biologische manieren om ziekten te bestrijden.

De heer Schuurman stelde dat de conclusie moet zijn dat duurzaamheid die de industriële landbouw nastreeft uiteindelijk niet gerealiseerd kan worden. Toch kan het meer ecologisch maken van de industriële landbouw een belofte in zich houden indien zij de weg opent naar andere dan de gebruikelijke prioriteiten. Zelfs het gebruik van cisgenetische modificaties – genetische modificatie binnen de zelfde soort in tegenstelling tot modificatie tussen verschillende soorten, die transgenese wordt genoemd – kan een mogelijkheid zijn om de industriële landbouw op een meer duurzame manier ecologisch te maken. Tegelijkertijd moeten politici zich inspannen om in de landbouw de inzet van hoog gekwalificeerde biowetenschappen te bevorderen. Dat geeft werkelijk perspectief op duurzame landbouw.

In het Drafting Committee, bestaande uit een tiental afgevaardigden uit Bangladesh, Cambodja, Chili, Gabon, India, Namibië, Noorwegen, Peru, Ghana en Australië (voorzitter) werden meer dan honderd amendementen besproken en afgewogen. De beide co-rapporteurs Cherrar (Algerije) en Putters (Nederland) namen aan de beraadslagingen deel.

De inhoudelijke aanscherpingen van de aan de plenaire vergadering voor te leggen resolutie hadden betrekking op:

  • het al dan niet aansluiten bij doelstellingen van internationale verdragen, zoals de milieuverdragen, de Millenniumdoelstellingen, de verdragen op het terrein van de WTO, de nucleaire afspraken e.d. In het Drafting Committee werd besloten om deze internationale verdragen niet allemaal apart te noemen en te behandelen, maar wel duidelijk te maken dat ze als uitgangspunt dienen.

  • de verantwoordelijkheidsverdeling in de wereld voor duurzame ontwikkeling, landbouwproductie en demografische ontwikkeling. Een aantal ontwikkelingslanden, waaronder India, wilde de verantwoordelijkheid van de westerse landen sterker benadrukken, vanuit hun historische betrokkenheid bij die landen. Als co-rapporteur heeft de heer Putters zich tegen die eenzijdige benadering verzet en benadrukt dat gesproken moet worden over gezamenlijke verantwoordelijkheden. Het is van het grootste belang dat ook de ontwikkelingslanden zelf acties inzetten gericht op duurzame productie, gezond leefmilieu, betere waterkwaliteit en waterbeheer en schone energie. Dat kan niet bij de Westerse wereld alleen neergelegd worden.

  • het versterken van de kracht van lokale en regionale gemeenschappen. Op dat gebied is overeengekomen om meer aandacht te schenken aan de rol van educatie en het versterken van de positie van vrouwen.

  • de rol van visserij in het bereiken van duurzame ontwikkeling werd door enkele landen, zoals Noorwegen ingebracht. In de slotversie van de resolutie die aan de plenaire vergadering is daar afzonderlijk aandacht aan besteed.

  • dat geldt ook voor het uitwisselen van kennis over technologische innovaties die duurzame ontwikkeling en landbouwproductie in de wereld dichterbij brengen. De uitwisseling van kennis tussen ontwikkelde en onderontwikkelde landen is daarbij cruciaal, en is benadrukt in de resolutie.

Als bijlage bij dit verslag is de door de plenaire IPU-vergadering op 20 april 2011 aanvaarde resolutie opgenomen2. Reden daarvan is dat in de slotoproep van de resolutie de IPU wordt uitgenodigd het onderwerp duurzame ontwikkeling, landbouwproductie en demografische ontwikkeling op haar agenda te houden en jaarlijks de voortgang van het bereiken van de doelstellingen te bespreken. Over de wijze waarop de IPU- organisatie dat zal doen – bijvoorbeeld het organiseren van een jaarlijks debat tijdens de halfjaarlijkse zittingen – zal nader overleg moeten plaatsvinden. Dergelijke terugkerende debatten bieden de mogelijkheid om te bezien of nationale parlementen daadwerkelijk aandacht aan de resolutie hebben besteed en op welke wijze de doelstellingen bereikt worden. De Nederlandse delegatie heeft hierop gehamerd, omdat zij vindt dat de IPU slagvaardiger en doelgerichter te werk moet gaan. Er valt in gezamenlijkheid veel te bereiken als nationale parlementen de voortgang blijven volgen en op de agenda houden. Aan de IPU delegaties in 2012 en daarna wordt daarom de aanbeveling meegegeven om tijdens de volgende bijeenkomsten terug te komen op de bovengenoemde resolutie teneinde na te gaan of, en zo ja, welke doelstellingen, die daarin zijn vastgelegd, zijn bereikt.

Het derde Standing Committtee (Democracy and Human Rights) heeft in Panama beraadslaagd over het onderwerp «transparency and accountability in the funding of political parties and election campaigns». De leden Vedder-Wubben en Janse de Jonge namen aan de vergadering van deze commissie deel op 16 en 17 april. Aan de plenaire vergadering legde de commissie een resolutie voor waarin allereerst wordt vastgesteld dat het in het belang van de burgers en van de democratie als geheel is dat politieke patijen over adequate financiële middelen beschikken binnen een vooraf overeen gekomen kader van aansprakelijkheid en transparantie. De financiering van politieke partijen vindt in de meeste landen ter wereld plaats vanuit publieke en private middelen en in vele landen is regelgeving gemaakt die beoogt de transparantie en de aansprakelijkheid van de geldstromen naar politieke partijen te waarborgen. Toch bestaan er ten aanzien van nog vele landen zorgen over enkele aspecten die met de financiering samenhangen. In veel gevallen is niet bekend of is onduidelijk wie de geldschieters van politieke partijen (en soms ook individuele politici) zijn, in sommige gevallen ontvangen politieke partijen geld in ruil voor toezeggingen aan de gever(s) voor het geval de politieke partij aan de macht komt. In veel landen bestaat er grote financiële ongelijkheid tussen partijen als gevolg van de grote verschillen in financiële middelen die zij ter beschikking krijgen en beschikken campagnefondsen over middelen uit bronnen die in de toekomst op gunsten vanuit de politiek rekenen. De verantwoording die politieke partijen afleggen aan het publiek laat in veel gevallen te wensen over. De resolutie stelt verder dat corruptie een wezenlijke bedreiging vormt voor de rechtstaat, voor mensenrechten en voor sociale rechtvaardigheid. Politieke partijen dienen een bijdrage te leveren aan de strijd tegen corruptie. Verwezen wordt naar de VN Conventie tegen Corruptie van 14 december 2005 waarin staten o.a. de verplichting hebben passende maatregelen te nemen om de transparantie van de financiering van kandidaatstellingsprocedures voor openbare ambten die door verkiezing worden verkregen en van de financiering van politieke partijen te vergoten. Omdat er veel verschillende democratische en constitutionele stelsels en politieke partijen bestaan is het moeilijk universeel geldende verantwoordingsmechanismen met betrekking tot de financiering van politieke partijen te maken. De nationale parlementen worden daarom opgeroepen om, via de IPU, door te gaan met het versterken en transparanter maken van hun systemen op basis waarvan verantwoording over de financiering van politieke partijen wordt afgelegd. Zij dienen daarbij te basisbeginselen zoals die zijn neergelegd in de genoemde VN-Conventie, in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in de Internationale Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten als leidraad te hanteren.

De plenaire vergadering

Op 15 april 2011 is de 124e zitting van de IPU officieel geopend door de President Martinelli van Panama terwijl in haar vergadering van 16 april werd besloten het debat inzake het zgn. emergency-item te wijden aan de versterking van democratische hervormingen in opkomende democratieën, inclusief in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Tijdens de 123e zitting van de IPU was, zoals te doen gebruikelijk, het thema van het algemene debat in de 124e plenaire vergadering bepaald. Dit thema luidde: «Parliamentary accountability: living up tot people’s expectations. Aan het slot van dit debat werd tijdens de plenaire vergadering op 20 april een resolutie aanvaard waarnaar hier kortheidshalve wordt verwezen (zie www.IPU.com > statutory meetings > 124th Panama-City > resolutions).

Ter voorbereiding van de 125e zitting stelde de plenaire vergadering, op voorstel van de drie Committees, vervolgens de onderwerpen vast waaromtrent in oktober 2011 in Genève per commissie paneldiscussies zullen worden gehouden. Achtereenvolgens besloot de vergadering tot vaststelling van de volgende onderwerpen:

  • 1) Promoting and practising good governance as a means of advancing peace and security: Drawing lessons from recent events in the Middle East and North Africa;

  • 2) Redistribution of power, not just wealth: Ownership of the international agendas;

  • 3) Access to health as basic right: The role of parliaments in addressing key challenges to securing the health of women and children.

Werkbezoek en ontmoetingen

Op verzoek van de delegatie heeft ambassadeur Van Bonzel voor dinsdag 19 april een programma voor een beknopt werkbezoek opgesteld dat de delegatie in staat zou stellen kennis te nemen van de werkzaamheden die tot verbreding van het Panamakanaal moeten leiden en van de betrokkenheid van enkele Nederlandse bedrijven daarbij. Vroeg in de ochtend reisde de delegatie met de Panama Canal Railway naar de stad Colón, havenstad gelegen aan de Atlantische zijde van het land Panama. Een vertegenwoordiger van de zgn. IV-groep, een combinatie van Nederlandse bouwbedrijven, toonde de delegatie nabij Mirador de werkzaamheden die worden verricht voor het plaatsen van de door de Nederlandse combinatie in samenwerking met enkele Italiaanse bedrijven ontworpen sluisdeuren die aan de Grote Oceaanzijde én aan de Atlantische Oceaanzijde in het nieuwe kanaal zullen worden geplaatst. De immense schaalgrootte van dit project maakte een onuitwisbare indruk op de delegatie.

In de «Ciudad de Saber», een tot wetenschapswijk omgebouwd kazerneterrein buiten Panama-city, bracht de delegatie rond het middaguur een bezoek aan het regionale kantoor van Wetlands International, een wereldwijd werkende non-profitorganisatie die zich inzet voor het behoud en het herstel van de «wetlands» overal ter wereld. Haar hoofdkantoor is gevestigd in Wageningen. Tijdens een briefing kreeg de delegatie kreeg informatie over de aard en de omvang van de problemen die wereldwijd samenhangen met het menselijk gebruik en beheer van water. Verlies van biodiversiteit, woestijnvorming, overstromingen, (gewapende) conflicten als gevolg van water- en voedselschaarste, uitbraak van epidemieën als gevolg van vervuild drinkwater vormen groeiende bedreigingen die de dringende noodzaak van een wereldwijde aanpak, zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht, van duurzaam gebruik en beheer van water onderbouwen.

In de namiddag ontmoette de delegatie een tweetal vertegenwoordigers van het enkele jaren geleden in Panama gevestigde Nederlands bedrijf Thermaflex, dat zich toelegt op de productie van thermische isolatiematerialen en voorgeïsoleerde leidingsystemen van milieuvriendelijk polyethyleen. Deze materialen worden toegepast in de bouw en leiden, ook (en vooral) in tropische landen, tot enorme energiebesparingen en tot een grote vermindering van de uitstoot van CO2. De feitelijke toepassing van deze isolatiematerialen in nieuwe gebouwen staat nog in de kinderschoenen; de milieuwinst in de toekomst kan dus aanzienlijk zijn.

Aan het slot van de dag waren de leden van de delegatie in de gelegenheid kennis te maken en gesprekken te voeren met een 25-tal vertegenwoordigers van in Panama gevestigde Nederlandse bedrijven in de luchtvaart- en transportsector, de financiële sector, de bouw en de dienstverlenende sector. Ambassadeur Van Bonzel, op wiens initiatief en uitnodiging deze ontmoeting plaats vond, werd aan het slot van deze bijeenkomst door delegatievoorzitter mevrouw Meindertsma gecomplimenteerd met dit succesvolle initiatief alsmede met de door de Nederlandse ambassade te Costa Rica verworven Fenedex-prijs voor de beste ambassade voor ondernemers.

Op woensdag 20 april hebben de leden Van Miltenburg, Smeets, Vedder-Wubben en Janse de Jonge een gesprek gevoerd met enkele leden van de delegatie uit Servië die de gelegenheid te baat namen om te benadrukken dat Servië alles in het werk stelt om te kunnen toetreden tot de Europese Unie. Van Nederlandse is tijdens deze ontmoeting tot uitdrukkelijk gewezen op het door het Nederlandse parlement ingenomen standpunt dat haast moet worden gemaakt met de opsporing en uitlevering van Ratko Mladic en dat deze een conditio sine qua non vormen voor die toetreding.

Langs deze weg wenst de delegatie haar dank uit te spreken aan Hr.Ms ambassadeur Van Bonzel en aan consul-generaal De Wolf te Panama en hun medewerkers die zowel voorafgaande aan de reis als tijdens het verblijf in Panama de delegatie op een prettige en effectieve wijze hebben ondersteund en begeleid.

De voorzitter van de delegatie,

Meindertsma

De griffier van de delegatie,

Nieuwenhuizen


X Noot
1

G.Daney en P.Maza, Stormy weather: 101 solutions to global climate change (New Society Publishers, Gabriola Island, Cnada, 2001, p. 195).

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven