29 678
Wijziging van belastingwetten in verband met noodzakelijk onderhoud (Fiscale onderhoudswet 2004)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 november 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel I, onderdeel J, vervalt.

B. Na onderdeel P wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Pa. Aan artikel 7.5, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Voor de toepassing van de eerste volzin is afdeling 4.2 van overeenkomstige toepassing.

2. Artikel II vervalt.

3. Artikel III, onderdeel F, vervalt.

4. Artikel V wordt als volgt gewijzigd:

Na onderdeel G wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga. Aan artikel 17 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, is afdeling 4.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van overeenkomstige toepassing.

5. Na artikel VIII wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIIa

Artikel 11, eerste lid, onderdeel p, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dit onderdeel luidde op 31 december 2003, blijft van toepassing voor gevallen waarin het computers en bijbehorende apparatuur betreft die door de werknemer vóór de genoemde datum in gebruik zijn genomen of ter zake waarvan door de werknemer nog vóór dat tijdstip een verplichting tot aanschaffing is aangegaan.

6. Artikel IX wordt als volgt gewijzigd:

A. Het vierde lid komt als volgt te luiden:

4. Artikel I, onderdelen C, K, N, O, en P, artikel V, onderdelen H, eerste lid, en J, artikel VII en artikel VIIIa werken terug tot en met 1 januari 2004.

B. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, wordt na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

5. Artikel I, onderdelen B en M, werkt terug tot en met 1 januari 2005.

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat ondermeer voorstellen die in de nota naar aanleiding van het verslag zijn aangekondigd.

1, onderdeel A. Door de invoering van de bijleenregeling is er een verschil ontstaan tussen het schuldbegrip voor de aftrekbare kosten van een eigen woning en het schuldbegrip voor de kapitaalverzekering eigen woning (hierna: KEW). De artikelen 3.116, 3.118 en 3.122 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn aangepast om het schuldbegrip van de KEW in lijn te brengen met het schuldbegrip voor de aftrekbare kosten. Bij nadere analyse is gebleken dat artikel 3.122 van de Wet inkomstenbelasting 2001 ten onrechte is meegenomen, wat een onbedoeld effect tot gevolg had. De voorgestelde wijziging van artikel 3.122 van de Wet inkomstenbelasting 2001 komt dan ook te vervallen.

1, onderdeel B en 4. De wijzigingen van artikel 7.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 17 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 beogen de reikwijdte van de aanmerkelijkbelangregeling voor buitenlandse belastingplichtigen te verduidelijken. Om de doorwerking van afdeling 4.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 naar hoofdstuk 7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en hoofdstuk III van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 buiten twijfel te stellen, wordt deze afdeling van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit houdt onder meer in dat het lidmaatschapsrecht of een daarmee op één lijn te stellen bewijs van deelgerechtigdheid tot het vermogen van een in Nederland gevestigde coöperatie of vereniging op coöperatieve grondslag buitenlandse belastingplicht uit hoofde van een aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap tot gevolg kan hebben.

2 en 6, onderdeel A. Artikel II vervalt, aangezien de aanpassing van de inkomensgrens voor de tijdelijke verhoging van de algemene heffingkorting inmiddels is opgenomen in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 758). In dit wetsvoorstel wordt de inkomensgrens zowel voor 2004 als voor 2005 aangepast.

In samenhang met het vervallen van artikel II wordt in artikel IX artikel II eveneens verwijderd.

3 en 6, onderdeel A. Deze wijziging hangt samen met het invoegen van het nieuwe artikel VIIIa. Door deze wijziging wordt het overgangsrecht voor computers en daarbijbehorende apparatuur waarvoor verplichtingen zijn aangegaan vóór 1 januari 2004 en waarvoor derhalve het oude maximum bedrag geldt, zodanig vormgegeven dat er geen ongewenste samenloop is met het Belastingplan 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 767). In het Belastingplan is voorgesteld de pc-privéregeling in haar geheel af te schaffen.

5 en 6, onderdeel A. Deze wijziging hangt samen met het vervallen van artikel III, onderdeel F. Om ongewenste gevolgen van samenloop te voorkomen van dit wetsvoorstel en het Belastingplan 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 767) waarin wordt voorgesteld de pc-privéregeling geheel af te schaffen, wordt voorgesteld het overgangsrecht voor computers waarvoor verplichtingen zijn aangegaan voor 1 januari 2004 op deze wijze te regelen. Met deze wijziging is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

6, onderdeel B. Voorgesteld is het onderhavige wetsvoorstel in werking te laten treden met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Uit het oogpunt van een doelmatige uitvoering is het echter wenselijk dat artikel 2.17 Wet IB 2001, dat de toerekening van inkomensbestanddelen en bestanddelen van de rendementsgrondslag van de belastingplichtige en zijn partner regelt, niet in de loop van een kalenderjaar wordt gewijzigd doch per 1 januari van een kalenderjaar. In het licht hiervan wordt voorgesteld artikel 2.17 Wet IB 2001 te wijzigen per 1 januari 2005.

Voorgesteld wordt de wijziging van artikel 5.4 Wet IB 2001, dat ziet op het buiten beschouwing laten van vorderingen en daarmee corresponderende schulden die voortvloeien uit de wettelijke verdeling van een nalatenschap, eveneens te wijzigen per 1 januari 2005. Ik acht het voor de uitvoering het meest praktisch indien de rendementsgrondslag op 31 december 2005 niet uitsluitend vanwege de latere inwerkingtreding van de wijziging van artikel 5.4 Wet IB 2001 afwijkt van de rendementsgrondslag op 1 januari 2005.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Naar boven