29 676
Voorstel van wet van het lid Luchtenveld tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en van enkele andere wetten in verband met de invoering van de mogelijkheid van beëindiging van het huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst alsmede van een gewijzigde vaststelling en effectieve handhaving van de afspraken en rechterlijke beslissingen die in verband met de ontbinding van het huwelijk of nadien tot stand zijn gekomen over de wijze waarop door beide ouders vorm wordt gegeven aan het voortgezet ouderschap (Wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap)

nr. 35
VOORSTEL VAN WET ZOALS HET LUIDT NA DE DAARIN T/M 22 NOVEMBER 2005 AANGEBRACHTE WIJZIGINGEN

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het Burgerlijk Wetboek een nadere regeling op te nemen voor de ontbinding van het huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst, alsmede omtrent de daaraan te stellen wettelijke vereisten, en regels te stellen ter zake van een gewijzigde vaststelling en effectieve handhaving van de afspraken en rechterlijke beslissingen die in samenhang met de ontbinding van het huwelijk of nadien tot stand zijn gekomen over de wijze waarop door beide ouders vorm wordt gegeven aan het voortgezet ouderschap;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, tweede lid, wordt «Indien het huwelijk door echtscheiding is ontbonden» vervangen door: Indien het huwelijk door inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of door echtscheiding is ontbonden.

B

In artikel 16a, tweede lid, vervalt «77a,».

Ba

In artikel 17, eerste lid, wordt na «van huwelijken» ingevoegd: en administratieve echtscheidingen.

C

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt voor «beëindiging van een geregistreerd partnerschap» ingevoegd: administratieve echtscheiding,. De woorden «of van een huwelijk,» vervallen.

2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Tevens voegt hij toe latere vermeldingen van in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraken houdende wijziging van in een akte van administratieve echtscheiding opgenomen onderdelen van een overeenkomst als bedoeld in artikel 149a, zevende lid.

D

Artikel 20a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «omzetting van een geregistreerd partnerschap of huwelijk» vervangen door: omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk.

2. In het derde lid wordt «Wanneer als gevolg van het huwelijk of van de echtscheiding» vervangen door: Wanneer als gevolg van het huwelijk, van de inschrijving van een akte als bedoeld in artikel 149a, derde lid, of van de echtscheiding.

E

In artikel 77, tweede lid, aanhef, wordt «hetzelfde gevolg als een echtscheiding» vervangen door: hetzelfde gevolg als de inschrijving van een akte als bedoeld in artikel 149a, derde lid, of een echtscheiding.

F

Afdeling 5A van Titel 5 vervalt.

Fa

In artikel 80c, eerste lid, onderdeel c, wordt na «met wederzijds goedvinden» ingevoegd: van beide partners mits zij geen, al dan niet gezamenlijk, gezag uitoefenen over een of meer kinderen,.

G

In artikel 80e, eerste lid, wordt «artikelen 151» vervangen door «artikelen 152» en wordt na «165» ingevoegd: , en artikel 815, tweede, derde en vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

H

Artikel 142 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt onder verlettering van de onderdelen b tot en met g tot c tot en met h een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

b. in geval van beëindiging van het huwelijk door de inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding: het tijdstip van ondertekening van de verklaring;.

2. In het tweede lid wordt «onder b tot en met f» vervangen door: onder b tot en met h.

I

Artikel 149 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen c en d worden verletterd tot d en e.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. door administratieve echtscheiding, overeenkomstig de bepalingen van afdeling 1A van deze titel;.

3. Onderdeel e (oud) vervalt.

J

Onder vernummering van de artikelen 150 en 151 tot 151 en 152 wordt een Afdeling 1A ingevoegd, luidende:

AFDELING 1A Administratieve echtscheiding

Artikel 149a0

Deze afdeling is niet van toepassing op echtgenoten die al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen over een of meer kinderen.

Artikel 149a

1. Tot het nemen van een beslissing tot en het uitspreken van een administratieve echtscheiding is de ambtenaar van de burgerlijke stand bevoegd indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 4, eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, gesteld ter zake van de bevoegdheid van de rechter, onverminderd artikel 1 van dat wetboek.

2. De beslissing wordt genomen door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats van een van de echtgenoten. Bij gebreke van een woonplaats van een echtgenoot in Nederland is de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage bevoegd.

3. Alvorens de beslissing wordt genomen, verklaren de echtgenoten, in persoon, ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand dat hun huwelijk duurzaam ontwricht is en dat zij dit op die grond met wederzijds goedvinden wensen te beëindigen. Zij leggen daarbij een schriftelijke verklaring over die voldoet aan de vereisten, gesteld in het vierde en vijfde lid. De ambtenaar van de burgerlijke stand vergewist zich ervan dat sinds de ondertekening van de overeenkomst, bedoeld in artikel 150, niet meer dan drie maanden zijn verstreken en spreekt hierna uit dat het huwelijk is beëindigd. Hij maakt daarvan terstond een akte van administratieve echtscheiding op in het daartoe bestemde register. De administratieve echtscheiding komt door inschrijving van de akte tot stand.

4. De schriftelijke verklaring, bedoeld in het derde lid, dient:

a. te zijn ondertekend door beide echtgenoten;

b. te zijn ondertekend door een of meer advocaten of notarissen, dan wel door een of meer scheidingsbemiddelaars die voldoen aan de vereisten gesteld in het vijfde lid;

c. te vermelden dat de echtgenoten naar Nederlands recht rechtsgeldig zijn gehuwd en gezamenlijk hebben gekozen voor toepassing van het Nederlandse recht op de echtscheiding;

d. te vermelden dat de echtgenoten een overeenkomst hebben gesloten als bedoeld in artikel 150, alsmede in specifieke bewoordingen dat de desbetreffende overeenkomst voor zover toepasselijk de in het eerste lid omschreven bestanddelen bevat;

e. te vermelden de datum en het tijdstip waarop de overeenkomst, bedoeld onder d, is ondertekend.

5. Een scheidingsbemiddelaar als bedoeld in het vierde lid, onder b, voldoet aan de vereisten tot benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar, gesteld in artikel 1d van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de deskundigheden en kwaliteitseisen waarover de scheidingsbemiddelaar, bedoeld in het vierde lid, onder b, moet voldoen om te kunnen worden opgenomen in een bij de algemene maatregel van bestuur aan te wijzen register.

6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de aan de ambtenaar van de burgerlijke stand over te leggen stukken.

7. Echtgenoten kunnen de overeenkomst, bedoeld in artikel 150, overleggen, in welk geval de ambtenaar van de burgerlijke stand er zorg voor draagt dat deze onderdeel uitmaakt van de in het derde lid bedoelde akte van echtscheiding.

8. Tegen de beslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand staat geen andere voorziening open dan de voorziening, bedoeld in artikel 27.

Artikel 149b

1. De advocaat, notaris of scheidingsbemiddelaar, bedoeld in artikel 149a, vierde en vijfde lid, is ten minste gehouden:

a. de echtgenoten te informeren omtrent toepasselijke wettelijke bepalingen alsmede omtrent de rechtsgevolgen van de voorgenomen beëindiging van het huwelijk en de door echtgenoten in dit verband te maken keuzes;

b. te toetsen of de belangen van beide echtgenoten op evenwichtige wijze hun weerslag hebben gevonden in de overeenkomst, bedoeld in artikel 150.

2. De in het eerste lid bedoelde advocaat, notaris of scheidingsbemiddelaar onthoudt zich van ondertekening als bedoeld in artikel 149a, vierde lid, onder b, indien hij na toepassing van de onderdelen a en c van het eerste lid van oordeel is dat de belangen van de minderjarige kinderen of de belangen van een of beide echtgenoten onvoldoende hun weerslag hebben gevonden in de overeenkomst.

Artikel 150

1. Echtgenoten die verklaren dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en het wensen te beëindigen, sluiten een overeenkomst over de regeling van de gevolgen van de beoogde beëindiging. Deze overeenkomst bevat:

a. een regeling met betrekking tot de uitkering tot levensonderhoud ten behoeve van de echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft, noch zich deze in redelijkheid kan verwerven;

b. een regeling wie van de echtgenoten huurder zal zijn van de woonruimte die hun tot hoofdverblijf dient, of wie van de echtgenoten gedurende een bij de overeenkomst te bepalen termijn het gebruik zal hebben van de woning en de inboedel die een van hen of hun beiden toebehoren dan wel ten gebruike toekomen;

c. een regeling met betrekking tot de verdeling van enige gemeenschap waarin de partners zijn gehuwd dan wel de verrekening die bij huwelijkse voorwaarden is overeengekomen;

d. een regeling met betrekking tot de verevening of verrekening van pensioenrechten.

2. Op een beëindiging van het huwelijk met wederzijds goedvinden zijn de artikelen 155, 157, 158, 159, eerste en derde lid, 159a, 160 en 164 van overeenkomstige toepassing.

K

Vervallen

L

Artikel 166, eerste volzin, wordt vervangen door: Indien echtgenoten wier huwelijk is geëindigd door de inschrijving van een akte als bedoeld in artikel 149a, derde lid, of door echtscheiding, met elkaar hertrouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan, herleven alle gevolgen van het huwelijk van rechtswege, alsof er geen ontbinding van het huwelijk had plaats gehad.

M

In artikel 169, tweede lid, wordt «artikelen 151» vervangen door: artikelen 152.

N

Aan artikel 247 wordt een derde lid toegevoegd luidende:

3. Het ouderlijk gezag omvat tevens de plicht van de ouder om de ontwikkeling van de band van het kind met de andere ouder te bevorderen.

Na

In artikel 250 wordt de zinsnede «benoemt de kantonrechter» vervangen door: benoemt de kantonrechter of de rechter in zaken waarbij een minderjarige rechtstreeks betrokken is,.

O

In artikel 251 worden het tweede tot en met vierde lid vervangen door:

2. Na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed, blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben, dit gezag op gelijkwaardige wijze gezamenlijk uitoefenen.

3. Een kind over wie de ouders, bedoeld in het tweede lid, gezamenlijkhet gezag uitoefenen, behoudt na ontbinding van het huwelijk recht op de verzorging en opvoeding door beide ouders, bedoeld in artikel 247.

4. Ouders als bedoeld in het tweede lid houden bij de vormgeving van de op basis van het bepaalde in het derde lid door hen te maken afspraken in een ouderschapsplan als bedoeld in artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of bij het wijzigen daarvan, rekening met:

a. het belang van het kind;

b. de onderlinge verdeling van hun zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot hun kind ten tijde van het huwelijk;

c. praktische belemmeringen die ontstaan in verband met de ontbinding van het huwelijk of daarna voor zover en zolang deze bestaan;

d. een zodanige verdeling, dat beide ouders in voldoende mate contact met het kind onderhouden.

P

Artikel 251a komt te luiden:

Artikel 251a

1. In afwijking van artikel 251 kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind of de kinderen aan één ouder toekomt indien:

a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zal raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of

b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

2. Het verzoekschrift vermeldt de wijze waarop de ouders het recht op omgang, bedoeld in artikel 377a, eerste lid, vormgeven en de wijze waarop de ouders elkaar informatie verschaffen en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van hun minderjarige kinderen.

3. De beslissing op grond van het eerste lid wordt gegeven bij de beschikking houdende scheiding van tafel en bed, echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of bij latere beschikking.

4. Indien een beslissing op grond van het eerste lid niet alle kinderen der echtgenoten betrof, vult de rechtbank haar aan op verzoek van een van de ouders, van de raad voor de kinderbescherming of ambtshalve.

5. De rechter kan, indien hem blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing geven op de voet van het eerste lid. Hetzelfde geldt indien de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

Q

Aan artikel 252 wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, luidende:

4. Het bepaalde in artikel 251, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor de in artikel 251, vierde lid, bedoelde overeenkomst gelezen dient te worden: een specifiek daartoe opgestelde overeenkomst.

R

Artikel 253a wordt vervangen door:

Artikel 253a

1. In alle gevallen van gezamenlijke gezagsuitoefening na ontbinding van het huwelijk waarin een ouder de door beide ouders vastgelegde, of de door de rechter vastgestelde, regelingen ter zake van de zorg- en opvoedingsrelatie van beide ouders met hun kind niet nakomt, kan de andere ouder zonder tussenkomst van een procureur het geschil aan de rechtbank voorleggen, door middel van een schriftelijke aanvraag tot mondelinge behandeling.

2. De schriftelijke aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de naam en het adres van de andere ouder;

c. de dagtekening;

d. een omschrijving van het geschil en de reeds ondernomen pogingen om dit op te lossen;

e. een door de indiener voorgestelde oplossing voor het geschil.

3. Bij de schriftelijke aanvraag wordt een afschrift van het ouderschapsplan, bedoeld in artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, overgelegd, alsmede op schrift gestelde wijzigingen daarvan.

4. Indien niet is voldaan aan de vereisten, bedoeld in het tweede en derde lid, kan de schriftelijke aanvraag niet ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een daartoe gestelde termijn.

5. De rechtbank gelast, behoudens ingeval de rechtbank het geschil verwijst naar een bemiddelaar, terstond nadat het geschil haar is voorgelegd, een mondelinge behandeling welke binnen drie weken plaats vindt, teneinde een vergelijk te beproeven. Indien geen vergelijk tot stand komt, kan de rechtbank ambtshalve verwijzen naar een bemiddelaar, de door de ouders of door de rechter vastgestelde regelingen aanpassen, met toepassing van artikel 250 een bijzondere curator benoemen alsmede een door de wet toegelaten dwangmiddel opleggen, dan wel bepalen dat de beslissing of onderdelen daarvan met toepassing van artikel 812, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer kunnen worden gelegd.

6. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de deskundigheden en de kwaliteitseisen waarover de bemiddelaar, bedoeld in het vijfde lid, moet beschikken.

7. In alle overige gevallen van gezamenlijke gezagsuitoefening kunnen geschillen hieromtrent tussen de ouders, of tussen de ouder en de niet-ouder, bedoeld in afdeling 3A, op verzoek van beiden of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. Deze beproeft, alvorens te beslissen, een vergelijk tussen de ouders. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

8. De rechter kan, indien hem blijkt dat een minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing geven als bedoeld in het eerste en vijfde lid. Hetzelfde geldt indien de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

S

Artikel 253aa, tweede lid, wordt vervangen door:

2. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag van ouders zijn van overeenkomstige toepassing.

T

Artikel 253n wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid in de laatste volzin vervalt: in het belang van het kind.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Artikel 251a is van overeenkomstige toepassing.

U

In artikel 253o, tweede lid, wordt «na een buiten Nederland tot stand gekomen echtscheiding» vervangen door: na een buiten Nederland zonder tussenkomst van de rechter tot stand gekomen beëindiging van het huwelijk of een buiten Nederland tot stand gekomen echtscheiding.

V

Artikel 253sa, tweede lid, wordt vervangen door:

2. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag van ouders zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de in artikel 251, vierde lid, bedoelde overeenkomst gelezen dient te worden: een specifiek daartoe opgestelde overeenkomst.

Va

In artikel 263b, derde lid, vervalt «dan wel 377f».

W

Vervallen

X

In artikel 377e wordt, onder vernummering van het eerste en tweede lid tot het zesde en zevende lid, ingevoegd:

1. In alle gevallen van uitoefening van het gezag door één ouder na ontbinding van het huwelijk, waarin een ouder de door de rechter vastgestelde, regelingen ter zake van de omgang van de niet met het gezag belaste ouder met het kind niet nakomt, kan de andere ouder zonder tussenkomst van een procureur het geschil aan de rechtbank voorleggen, door middel van een schriftelijke aanvraag tot mondelinge behandeling.

2. De schriftelijke aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de naam en het adres van de andere ouder;

c. de dagtekening;

d. een omschrijving van het geschil en de reeds ondernomen pogingen om dit op te lossen;

e. een door de indiener voorgestelde oplossing voor het geschil.

3. Bij de schriftelijke aanvraag wordt een afschrift van de regeling ter zake van de omgang overgelegd, alsmede op schrift gestelde wijzigingen daarvan.

4. Indien niet is voldaan aan de vereisten, bedoeld in het tweede en derde lid, kan de schriftelijke aanvraag niet ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een daartoe gestelde termijn.

5. De rechtbank gelast, behoudens ingeval de rechtbank het geschil verwijst naar een bemiddelaar, terstond nadat het geschil haar is voorgelegd, een mondelinge behandeling welke binnen drie weken plaats vindt, teneinde een vergelijk te beproeven. Indien geen vergelijk tot stand komt, kan de rechtbank ambtshalve verwijzen naar een bemiddelaar, de door de ouders of door de rechter vastgestelde regelingen aanpassen,met toepassing van artikel 250 een bijzondere curator benoemen alsmede een door de wet toegelaten dwangmiddel opleggen, dan wel bepalen dat de beslissing of onderdelen daarvan met toepassing van artikel 812, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer kunnen worden gelegd.

6. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de deskundigheden en de kwaliteitseisen waarover de bemiddelaar, bedoeld in het vijfde lid, moet beschikken.

Y

Artikel 377h vervalt.

ARTIKEL II

Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8, lid 2 onder e wordt als volgt gewijzigd:

e. scheiding: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of echtscheiding of beëindiging van een geregistreerd partnerschap op de wijze als bedoeld in artikel 80c onder c of d van Boek 1.

B

In artikel 32 wordt het woord «echtscheiding» vervangen door: scheiding.

ARTIKEL III

Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 266, lid 4 wordt tussen «hetzij» en «ingevolge» ingevoegd: na ondertekening door beide partners van een gezamenlijke verklaring op de wijze, bedoeld in artikel 149a, derde lid, van Boek 1, hetzij.

ARTIKEL IV

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Vervallen

B

Vervallen

C

Artikel 807 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen b tot en met e worden geletterd c tot en met f.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. artikel 253a, eerste lid, en 377e, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, behoudens ingeval lijfsdwang als bedoeld in de artikelen 585 en volgende wordt uitgesproken;.

D

Artikel 812 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst van artikel 812 wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid kunnen beschikkingen als bedoeld in artikel 253a, vijfde lid en artikel 377e, vijfde lid met de sterke arm ten uitvoer worden gelegd voorzover dit bij die beschikkingen is bepaald.

E

Vervallen

F

Artikel 815 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot het vierde tot en met het zesde lid worden na het eerste lid twee leden ingevoegd, luidende:

2. Het verzoekschrift bevat een ouderschapsplan ten aanzien van de minderjarige kinderen over wie de echtgenoten gezamenlijk of een van hen, het gezag uitoefenen, dat door beide echtgenoten is ondertekend. In het ouderschapsplan worden in ieder geval afspraken opgenomen over:

a. de wijze waarop de ouders de zorg- en opvoedingstaken, bedoeld in artikel 247, verdelen of het recht tot omgang, bedoeld in artikel 377a, eerste lid, vormgeven;

b. de wijze waarop de ouders elkaar informatie verschaffen en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van hun minderjarige kinderen;

c. de kosten van de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen.

3. Het verzoekschrift vermeldt over welke van de gevraagde voorzieningen overeenstemming is bereikt en over welke van de gevraagde voorzieningen een verschil van mening bestaat met de gronden daarvoor. Tevens vermeldt het verzoekschrift op welke wijze de kinderen zijn betrokken bij het opstellen van het ouderschapsplan.

2. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

5. Indien het ouderschapsplan, bedoeld in het tweede lid, of de stukken, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a tot en met c, redelijkerwijs niet kunnen worden overgelegd, kan worden volstaan met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.

Fa

In artikel 818 wordt onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid tot het derde tot en met het zesde lid, na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

2. De rechter kan de echtgenoten naar een bemiddelaar verwijzen met als doel om de echtgenoten in onderling overleg tot afspraken over één of meer gevolgen van de echtscheiding te laten komen indien het verzoekschrift of de behandeling ter terechtzitting daartoe aanleiding geeft.

G

In artikel 827, eerste lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «het gezag over, de omgang met» vervangen door: de zorg- en opvoedingsrelatie bedoeld in artikel 251, derde lid juncto 247 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

H

In artikel 828 vervalt «met uitzondering van artikel 819 en de bepalingen verband houdende met minderjarige kinderen».

ARTIKEL V

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.93, eerste lid, wordt na «door» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

B

In artikel 3.102, derde lid, wordt na «in het kader van» ingevoegd: een inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

C

In artikel 3.105, eerste lid, wordt na «in het kader van» ingevoegd: een inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

D

In artikel 3.134, tweede lid, wordt na «een gemeenschap bij» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding, dan wel bij.

E

In artikel 3.135, vierde lid, wordt na «scheiding van tafel en bed of» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

F

In artikel 4.2 wordt na «door» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

G

In artikel 6.3, eerste lid, onder d, wordt na «in het kader van» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

H

In artikel 6.7, eerste lid, wordt na «in het kader van» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

ARTIKEL VI

De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt voor «echtscheiding» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

2. Aan onderdeel b wordt voor «tijdstip van scheiding:» toegevoegd: in het geval van een gezamenlijke verklaring: de datum van inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding;.

3. In onderdeel b wordt het woord «ingeval» vervangen door: in het geval.

B

In artikel 5, eerste lid, wordt na «in geval van» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

ARTIKEL VII

De Pensioen- en spaarfondsenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede lid, onderdeel g, wordt na «scheiding of echtscheiding:» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

B

In artikel 8a wordt telkens voor «echtscheiding» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

ARTIKEL VIII

In artikel 13c, eerste lid, onder d, van de Huisvestingswet wordt voor «echtscheiding» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding,.

ARTIKEL IX

In artikel 10a van de Wet conflictenrecht huwelijksvermogensregime wordt na «echtgenoot bij» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

ARTIKEL X

In artikel 11, derde lid, van de Wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen wordt voor «echtscheiding» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

ARTIKEL XI

In artikel 19b, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt na «in het kader van» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

ARTIKEL XII

In artikel 3, lid 1, onder g van de Wet werk en bijstand wordt na «echtscheiding:» ingevoegd: inschrijving van een akte van administratieve echtscheiding of.

ARTIKEL XIII

Onze Minister van Justitie zendt binnen drie respectievelijk zes jaren na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de rechtspraktijk. In dit verslag wordt op basis van daartoe vast te leggen gegevens ten minste aangegeven:

a. het aantal gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van administratieve echtscheiding op basis van afdeling 1A van titel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

b. op grond waarvan de rechter in het belang van het kind aanleiding heeft gevonden om voorgelegde ouderschapsplannen als bedoeld in artikel 150, eerste lid, onder a, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aan te passen, zowel waar het betreft echtscheidingen op gemeenschappelijk verzoek als waar het betreft echtscheidingen op eenzijdig verzoek;

c. het aantal gevallen waarin geen respectievelijk een incompleet ouderschapsplan, bedoeld in artikel 150, eerste lid, onder a, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangeboden door de ouders;

d. het aantal gevallen en de mate waarin van het recht van kinderen gehoord te worden door de rechter gebruik is gemaakt;

e. het aantal gevallen waarin en de wijze waarop toepassing is gegeven aan de afzonderlijke onderdelen van de in artikelen 253a en 377e van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek opgenomen mogelijkheden.

ARTIKEL XIV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL XV

Deze wet wordt aangehaald als: Wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven