29 675
Zee- en kustvisserij

nr. 84
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2009

Via deze brief wil ik uw Kamer graag informeren over de voortgang van het Plan van Uitvoering convenant transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee.

Ik beantwoord in deze brief ook een aantal toezeggingen aan uw Kamer die ik eerder heb gedaan met betrekking tot dit dossier.

Voortgang uitvoering convenant mosseltransitie en natuurherstel Waddenzee

Op 4 maart jl. heb ik u geïnformeerd (Kamerstuk 29 675, nr. 64) over het Plan van Uitvoering als uitwerking van het convenant mosseltransitie en natuurherstel Waddenzee.

Hoofdpunten in het Plan van Uitvoering zijn:

– Het tot uitvoering brengen van een ambitieus Natuurherstelprogramma op basis van het streefbeeld Rijke Zee.

– Een stapsgewijze vermindering van de voorjaarsvisserij en het uiteindelijk beëindigen van de bodemberoerende mosselzaadvisserij in 2020 in combinatie met een transitie van de mosselvisserij.

Vandaag, 8 oktober 2009, heb ik de hoofdlijnen van een eerste concept Natuurherstelprogramma Waddenzee mogen ontvangen en de voortgangsrapportage van de transitie van de mosselsector.

Ik ben zeer verheugd over de voortgang van het Plan van Uitvoering.

Er is veel gebeurd in één jaar. Vorig jaar rond deze tijd was het convenant nog niet gesloten. Inmiddels ligt er een convenant met een plan van uitvoering voor de transitie van de mosselsector en de hoofdlijnen van een Natuurherstel-programma.

Er heeft een intensief consultatieproces plaatsgevonden dat heeft geresulteerd in een brede instemming met de hoofdlijnen van het MZI-beleid. Ook wat de andere afspraken uit het convenant betreft, is belangrijke vooruitgang geboekt.

Over de volgende punten wil ik u nader informeren:

Natuurherstelprogramma

Als onderdeel van het Plan van Uitvoering is afgesproken om in nauwe samenwerking met de natuurorganisaties, de ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat en het Regionaal College Wadden (RCW), een Natuurherstelprogramma voor de Waddenzee te ontwikkelen. Dit ook als nadere invulling van het Beheer- en Ontwikkelplan «Leven in de Wadden» van het Regionaal College Waddengebied waarin het opstellen van het Natuurherstelprogramma als één van de acties is opgenomen.

Hoofddoelstelling van het Natuurherstelprogramma Waddenzee is de realisatie van natuurherstel op het ambitieniveau zoals beschreven in de PKB Derde nota Waddenzee en het Beheer en Ontwikkelingsplan. Met het Natuurherstelprogramma wordt beoogd om vanuit de gezamenlijkheid in het Waddengebied, zowel op rijksniveau als in de regio, de verschillende initiatieven tot natuurherstel te stroomlijnen, op elkaar af te stemmen, operationeel te maken en waar nodig een impuls te geven.

Het Natuurherstelprogramma voor de Waddenzee formuleert een gezamenlijk streefbeeld als richting waarlangs we de ontwikkeltrajecten voor natuurherstel willen vormgeven. Een streefbeeld, dat afhankelijk van de leerervaringen van maatregelen bijgesteld kan worden, maar tegelijkertijd als wenkend perspectief dient om de samenwerking tussen overheden, gebruikers en natuurorganisaties te richten.

Uitgangspunt voor dit streefbeeld is een Rijke Zee in 2030: niet alleen voor de natuur, maar ook voor een gezonde toeristische sector, een gezonde visserijsector en andere economische sectoren. Sectoren die de natuur ook benutten om meerwaarde te generen voor hun product. Een Rijke zee voor de natuur, maar ook voor een sterke Waddeneconomie.

Het streefbeeld is opgebouwd aan de hand van vijf kernthema’s:

• Voedselweb in evenwicht

• Grootschalige aanwezigheid biobouwers

• Schoon en helder (genoeg) water

• De Waddenzee als veilige plek

• Optimaal ingebed in de internationale keten.

Vanuit verschillende thema’s is in de afgelopen maanden verkend welke maatregelen nodig zijn om het streefbeeld van een Rijke Waddenzee te kunnen realiseren. Tevens is verkend welke initiatieven daarvoor al worden ondernomen, welke aanvullende maatregelen nodig zijn en welke maatregelen wenselijk en haalbaar zijn. Op basis van deze verkenning en gesprekken met diverse gebruikers en overheden in het gebied is een eerste concept Natuurherstelprogramma opgesteld.

In een complex systeem als de Waddenzee is het niet gemakkelijk vast te stellen welke maatregelen precies wanneer en hoe ingezet moeten worden om het streefbeeld van de Rijke Zee te realiseren. Ondanks deze onzekerheid is het van belang stappen te zetten in de richting van natuurherstel. De kern van het natuurherstelprogramma naar een Rijke Zee is daarom: «leren door doen»: stappen zetten waarvan we nu, met de huidige kennis, aannemen dat ze nodig zijn, monitoren wat de effecten zijn voor ecologie en economie en op basis daarvan nieuwe stappen zetten, sommige misschien zelfs stopzetten en zo nodig ook nieuwe doelen stellen. Het Natuurherstelprogramma is dan ook niet een dichtgetimmerd plan, maar een transitieprogramma.

Uitgangspunt van de aanpak is daarbij dat samen met gebruikers en natuurorganisaties wordt gezocht naar mogelijkheden voor natuurherstel in combinatie met innovaties in de verschillende sectoren gericht op een duurzame toekomst in het Waddengebied. Niet apart, maar samen optrekken.

In de hoofdlijnen Natuurherstelprogramma zoals vandaag door de stuurgroep is gepresenteerd, worden de ontwikkeltrajecten genoemd waarlangs het Natuurherstelprogramma verder zal worden uitgewerkt. Tussen oktober en half december 2009 zullen deze verder worden ingevuld/uitgewerkt met gebruikers, natuurorganisaties en overheden.

Voor de uitvoering van het Natuurherstelprogramma wordt gedacht aan het instellen van een programmaorganisatie. Deze programmaorganisatie heeft tot doel initiatieven voor natuurherstel en innovaties bij gebruikers te initiëren, te coördineren en de voortgang van resultaten van maatregelen te monitoren.

Uitgangspunt daarbij is dat de uitvoering van de maatregelen voor natuurherstel en transitie primair de verantwoordelijkheid blijven van de in het gebied aanwezige organisaties. Ook zullen de gebruikers van het gebied en natuurorganisaties, naast het Rijk en regionale overheden, direct worden betrokken bij de aansturing van het Natuurherstelprogramma.

Op hoofdlijnen kan ik mij goed vinden in deze uitgangspunten en ben ik ook bereid deze programmaorganisatie financieel te ondersteunen. In de komende maanden zal de programmaorganisatie verder worden uitgewerkt. Hierbij zal ook worden onderzocht hoe de organisatie van de voortgangsbewaking van de mosseltransitie in de periode 2010–2020 hierin kan worden geplaatst.

De vaststelling van een in de regio en met gebruikers afgestemd Natuurherstelprogramma is voorzien voor medio december.

Transitie mosselsector

Tevens heb ik vandaag van de voorzitter van de Regiegroep transitie mosselsector en natuurherstel, de heer W. Meijer, de voortgangsrapportage van de transitie van de mosselsector ontvangen.

Ook hier is op een aantal terreinen belangrijke voortgang geboekt, te weten:

Vergunningen mosselzaadvisserij 2009

De voorjaarsvergunning en de najaarsvergunning 2009 zijn voor de mosselzaadvisserij in de Waddenzee afgegeven. De vergunningen zijn in overeenstemming tussen de convenantpartners verleend.

De mosselzaadvisserij in het najaar is circa een maand eerder is dan in voorgaande jaren gestart. Voor de Oosterschelde heb ik eveneens een vergunning voor het najaar afgegeven.

Beleid Mosselzaadinvanginstallaties

MZI’s zijn op dit moment het belangrijkste alternatief voor het winnen van mosselzaad, ter compensatie van de stapsgewijze sluiting van de bodemvisserij.

Op 31 augustus jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de ondernemers die in aanmerking komen voor vergunningen voor MZI’s (Kamerstukken II, 2008/09, 29 675, nr. 82). Primair zijn dat de ondernemers die bodemzaad moeten compenseren met MZI-zaad.

Op 1 oktober heb ik het beleid vastgesteld voor MZI’s voor de periode 2010 t/m 2013 (zie bijlage).1 Dit beleid wijst de locaties aan, geeft aan hoe de opschaling van MZI’s, aan te merken als vistuig, op die locaties kan plaatsvinden en beschrijft de randvoorwaarden voor landschappelijke inpassing en veiligheid.

In de Waddenzee heb ik 9 locaties aangewezen met een gezamenlijke oppervlakte van 500 hectare. In de Oosterschelde betreft het 4 locaties op 200 hectare en in de Voordelta is er 1 locatie van maximaal 30 hectare in de periode tot en met 2013. De locaties zijn vastgesteld na intensief overleg met bestuurders en belangengroepen in de regio’s. Ondanks het bezwaar van de gemeente Texel over één locatie heeft het Regionaal College Wadden zich positief uitgesproken over de locaties in de Waddenzee. In het convenant eerder is afgesproken dat er geen MZI’s in het Oostelijk Wad geplaatst zullen worden. De regiegroep heeft ingestemd met één locatie aldaar onder voorwaarde dat dit besluit over twee jaar wordt genomen en op dat moment wordt afgewogen ten opzichte van mogelijke alternatieven. In de RCW is met deze lijn ingestemd.

De Oosterschelde-gemeenten steunen het voorstel voor de locaties in de Oosterschelde. De gemeente Schouwen Duiveland heeft vanwege recreatie-belangen bezwaar tegen een locatie in de Voordelta als de omvang ervan te groot is. Ik kies daarom voor een kleine locatie in de Voordelta, die over twee jaar alleen groter kan worden als onderzoeken uitwijzen dat dit verenigbaar is met de dan voorziene ruimtelijke en recreatieve ontwikkelingen bij de Brouwersdam.

Vanaf 2010 zullen op deze locaties MZI’s geëxploiteerd worden. De opschaling van MZI’s op deze locaties zal geleidelijk plaatsvinden in verhouding met de afname van de bodemberoerende visserij. Zo is het voor de sector ook mogelijk om de investeringen te spreiden.

Ik heb besloten tot een investeringsregeling, waarvoor € 1,7 miljoen beschikbaar is, deels vanuit het Europees Visserijfonds (EVF). Voor de uitvoering van het beleid zal zo spoedig mogelijk een wijziging van de Uitvoeringsregeling Visserij worden gepubliceerd.

Regime sluiting gebieden

Uitgangspunt van de mosseltransitie is de stapsgewijze sluiting van mosselzaadbanken om uit te kunnen groeien tot mosselbanken in verschillende stadia conform de N2000 instandhoudingdoelen. In de vergunning voor de voorjaarsvisserij 2009 is reeds 20% van de te bevissen zaadbanken voor bevissing uitgesloten. Met de garnalenvisserij is de begrenzing overeengekomen en ik zal één dezer dagen dit gebied formeel sluiten op grond van art. 20 Natuurbeschermingswet. De visserij met vaste vistuigen en de recreatievaart blijven wel mogelijk, aangezien dit geen bodemberoerende activiteiten zijn. In het kader van «leren door doen» zal de ontwikkeling van het gebied nauwgezet worden gemonitord.

Lopende punten

Op een aantal punten van het Plan van Uitvoering vergt de uitwerking meer tijd dan aan de start van fase 2 was voorzien. De voortgang van het convenant wordt hierdoor niet geschaad, omdat deze punten op zijn vroegst aan de orde zijn bij de vergunningverlening van de eerstkomende voorjaarsvisserij. De komende twee maanden wordt, naast de uitwerking van een meerjarig raamwerk voor de vergunningverlening en de ontwikkeling van een kansenkaart, verder gewerkt aan:

Transport zuid-noord Invang van mosselzaad via MZI’s zal ook plaatsvinden in de Oosterschelde. Omdat het voedselaanbod en rendement van de opkweek van mosselzaad naar consumptiemossel groter is in de Waddenzee dan in de Oosterschelde, is verplaatsing van dit mosselzaad naar de Waddenzee vanuit de sector wenselijk. Vanwege het risico op insleep van exoten is dit tot op heden niet mogelijk. De regiegroep Meijer heeft aangedrongen om te onderzoeken in hoeverre isolatie van het MZI-zaad in combinatie met een aantal flankerende maatregelen dit transport toch mogelijk maakt. Dit wordt nu onderzocht. Voor de snelheid van de transitie is het van groot belang dit mogelijk te maken om daarmee de invang van mosselzaad in de Oosterschelde optimaal te kunnen benutten.

Innovatie en herijking kweekpercelen De mosselsector zet nu in op innovaties door MZI’s. Voor het draagvlak van het MZI-beleid is van groot belang dat de sector laat zien dat zij actief is met andere innovaties en vormen van mosselzaadinvang buiten de Waddenzee, zoals in de Noordzee. De mosselsector is hiervoor aan zet. Daarnaast wordt gewerkt aan een breed gedragen plan komt voor de herijking van mosselkweekpercelen in de Waddenzee, rekening houdend met natuurwaarden en belangen van andere wadgebruikers.

Onderzoek en monitoring Voor de continuïteit van monitoring en onderzoek wordt een kennisstrategie ontwikkeld, waarbij ook de Waddenacademie zal worden betrokken. Delen van het hiervoor benodigde onderzoek zullen zo goed mogelijk worden ingepast in lopend onderzoek (bijv PRODUS).

Afstemming Waddenzee-gebruikers en Beheerplan N2000

In mijn brief van 4 maart jl. aan uw Kamer heb ik aangegeven dat ik het van groot belang acht dat de verdere uitwerking van het Plan van Uitvoering plaatsvindt in nauw overleg en afstemming met betrokken gebruikers en verantwoordelijke overheden in het Waddengebied. Zo heeft ondermeer voor de vaststelling van de MZI-locaties en de begrenzing van het te sluiten gebied nauw overleg plaatsgevonden met andere gebruikers in het Waddengebied en in de Oosterschelde.

Daarnaast zijn eind mei jl. door mijn ministerie samen met de garnalensector, de Stichting Noordzee en de Waddenvereniging afspraken gemaakt om te komen tot een gezamenlijke Agenda naar een Duurzame Garnalenvisserij. Doel is om in dit traject afspraken te maken over hoe de garnalenvisserij zich tot 2020 ecologisch kan verduurzamen en tevens economisch perspectief kan worden geboden.

Onderdeel van deze Agenda vormen onder andere mogelijke technische maatregelen, innovatieve aanpassingen aan schepen en tuigen, en een mogelijke vermindering van de visserijdruk. Ook zal er een gezamenlijke onderzoeksagenda worden opgesteld om de effecten van de garnalenvisserij op het ecosysteem (vooral bijvangsten en bodemberoering) te onderzoeken. Dit onderzoek zal nog in 2009 aanvangen. Een andere afspraak is dat de uitvoering van het «mosselconvenant» in een constructief proces met de garnalensector zal worden opgepakt.

Ik zal voor dit verduurzamingtraject € 2 mln. beschikbaar stellen. Tevens zal ik een deel van de onderzoekskosten in 2009 en 2010 op mij nemen.

De visserij in de Waddenzee moet ook met een meer integrale blik worden bezien. Daarom zal er in lijn met het advies van de Raad voor de Wadden «Natuurlijk Vissen op de Waddenzee» onder leiding van de Groningse gedeputeerde Hollenga een regionale visie op de visserij worden opgesteld waarin alle visserijactiviteiten een plek zullen krijgen.

Voor de uitwerking van de mosseltransitie en het Natuurherstelprogramma wordt de uitwerking afgestemd met het opstellen van het beheerplan N2000 voor de Waddenzee. Voor het beheerplan N2000 Waddenzee wordt thans volop gewerkt aan de toetsing van het bestaand gebruik. De conceptuitkomsten van de toetsing zullen eind van dit jaar worden besproken met de vertegenwoordigers van betrokken partijen in het gebied.

Toezeggingen

Ik wil hier ingaan op een aantal toezeggingen, dat ik uw Kamer eerder heb gedaan in relatie tot de mosselsector en het convenant.

Evaluatie bestaand beleid en nulmeting mosselsector

In 2009 is met het afsluiten van het convenant transitie mosselsector en natuur-herstel Waddenzee een belangrijke stap gezet naar een duurzame mosselsector in 2020. In 2014 zal een uitgebreide evaluatie worden uitgevoerd van de uitvoering van het convenant en de punten van het beleidsbesluit schelpdiervisserij 2005–2020 («Ruimte voor een zilte oogst»).

Op 8 april 2008 is een motie (Kamerstuk 29 675) van het Kamerlid Snijder-Hazelhoff en Kamerlid Koppejan aangenomen. In deze motie wordt verzocht om een onderzoek uit te voeren naar de financiële toestand van de mosselsector. Met het afsluiten van het «mosselconvenant» is echter een belangrijke basis gelegd voor een perspectief op lange termijn voor de mosselsector. Ik zie dan ook op dit moment geen meerwaarde in het gevraagde onderzoek.

Convenant niet aan te merken als gedragscode

Tijdens het vragenuur van uw Kamer op 9 juni jl. heeft de heer Jager (CDA) de vraag gesteld of het convenant niet kan worden aangemerkt als een gedragscode, zoals wij die ook kennen binnen de Flora- en faunawet. Hij vroeg vervolgens of het convenant niet alsnog kan worden uitgevoerd, ongedacht de uitkomst van de bodemprocedure over de voorjaarsvergunning mosselzaadvisserij Waddenzee.

Ook bij een gedragscode heeft de bestuursrechter echter het laatste woord. Ik moet dan ook constateren dat het introduceren van het instrument gedragscode in de Natuurbeschermingswet 1998 geen oplossing zou bieden voor de onderhavige problematiek.

Tenslotte

Ik gaf al aan dat ik zeer verheugd ben over de behaalde resultaten, de betrokkenheid van de partijen en de wijze waarop door elk van de partijen verantwoordelijkheid wordt genomen. Partijen zijn op weg naar het gezamenlijk doel van de Rijke Zee, waarin ecologie en economie met elkaar in balans zijn.

In het gesprek, dat ik hierover heb gevoerd, met de partijen van het convenant, de garnalensector en bestuurders van de Waddenzee heb ik een oproep gedaan tot blijvende voortvarendheid bij alle betrokkenen om tot resultaten te blijven komen. Alleen op die manier kan de ambitie die deze voortgang uitstraalt worden doorgezet.

Ik realiseer mij ook dat er nog vele stappen te zetten zijn op weg naar de Rijke Waddenzee voor de natuur en de gebruikers van het gebied. Ik ga er echter van uit dat alle betrokkenen de noodzakelijke samenwerking blijven zoeken en verantwoordelijkheid blijven nemen. Zeker gezien de stappen van het afgelopen jaar zie ik dit met vertrouwen tegemoet.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven