29 675
Zee- en kustvisserij

nr. 60
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 november 2008

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 2 oktober 2008 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

1. brieven van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit:

– d.d. 07 mei 2008 over de stand van zaken moties en toezeggingen begrotingsbehandeling LNV (31 200 XIV, nr. 216);

– d.d. 16 juni 2008 met een overzicht van de openstaande moties en toezeggingen vanaf de begrotingsbehandeling LNV voor 2008 (31 200 XIV, nr. 225);

– d.d. 06 juni 2008 over het Maatschappelijk Convenant Noordzeevisserij (29 675, nr. 42);

– d.d. 17 juni 2008 over de evaluatie van het handhavingsarrangement motorvermogen vissersvaartuigen (29 675, nr. 44);

– d.d. 18 juni 2008 over een onderzoek naar de illegale vangst van trekvissen (29 664, nr. 16);

– d.d. 25 juni 2008 met een afschrift van de reactie op de brief van de Federatie van Hengelsportverenigingen Zuidwest Nederland over het proces om te komen tot de instelling van een visstandbeheercommissie (VBC) in het Benedenrivierengebied (2008Z01351);

– d.d. 09 juni 2008 met een kabinetsreactie op het rapport «The Dutch Case: A Network of Marine Protected Areas» (30 195, nr. 26);

– d.d. 26 juni 2008 over de voortgang van de in gang gezette acties betreffende de mosselsector (29 675, nr. 45);

– d.d. 27 juni 2008 over een review van het project onderzoek duurzame schelpdiervisserij; deelproject 3: sublitorale natuurwaarden (29 675, nr. 46);

– d.d. 14 augustus 2008 met het antwoord van de Europese Commissie op vragen EP over toepassing Habitatrichtlijn in Nederland in relatie tot uitspraak RvS over voorjaarsmosselzaadvisserij (29 675, nr. 48);

2. brieven van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken:

– d.d. 28 augustus 2008 over de BNC-fiche verordening over het meerjarenplan haring in wateren ter westen van Schotland (22 112, nr. 664, fiche nr. 2);

– d.d. 28 augustus 2008 over de BNC-fiche over verordening inzake instandhouding van visbestanden (22 112, nr. 665, fiche 6);

– d.d. 28 augustus 2008 over de BNC-fiche mededeling Herziening werking regionale Adviesraden (2008Z01238);

3. afschrift van de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met haar antwoord op de brief van de Stichting De Noordzee en het Wereld Natuur Fonds inzake vertraging aanwijzing mariene natuurgebieden (2008D09120).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff Griffier: Dortmans

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De voorzitter: Ik heet de minister en haar ambtenaren welkom, evenals de Kamerleden en de mensen op de publieke tribune. Er staan veel onderwerpen op de agenda. Als iedereen zich aan de spreektijd houdt en niet te veel interrumpeert, zal ik u allen de tijd geven om vooral in de eerste ronde uw punten goed kwijt te kunnen. Wij kunnen het wel gaan afraffelen, maar ik denk dat wij ervoor moeten zorgen dat iedereen de gelegenheid krijgt om zijn punten goed naar voren te kunnen brengen. Ik geef u daarvoor acht tot tien minuten.

Ik geef als eerste het woord aan de heer Koppejan, die namens de CDA-fractie zal spreken.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik wil eerst ingaan op de stand van zaken van moties en toezeggingen die zijn ingediend en gedaan tijdens de begrotingsbehandeling LNV en in het bijzonder op de motie-Jacobi/Koppejan, die handelt over een onafhankelijk viscertificaat. Wij zijn blij met hetgeen tot stand is gebracht met het Maatschappelijk Convenant Noordzeevisserij. Wij hebben ook waardering voor de rol die het ministerie van LNV hierbij heeft gespeeld. Wij betreuren het wel dat het blijkbaar nog steeds niet mogelijk is voor de ngo’s (niet-gouvernementele organisaties) en de visserijsector om tot een gezamenlijke Viswijzer te komen. In het convenant is afgesproken dat de ngo’s de sector eerder en beter zullen betrekken bij het opstellen van de Viswijzer en de ontwikkelingen op het vlak van MSC (Marine Stewardship Council) en kenniskringen. Kan de minister aangeven hoe dit in de praktijk vorm gaat krijgen? Wij hebben als CDA-fractie nog steeds een sterke voorkeur voor een echt onafhankelijke wijze van certificering en daarmee een meer objectieve Viswijzer, die gedragen wordt door alle bij de visserij betrokken partijen en belangen. Streeft de minister, conform de uitspraak van de motie-Jacobi/Koppejan nog steeds naar zo’n door vissers en ngo’s gezamenlijk tot stand te brengen Viswijzer? Zo ja, hoe en wanneer verwacht de minister dit te realiseren? In hoeverre wordt er met deze uitspraak uit het convenant ook gewerkt aan certificering van gekweekte vis en de in de motie genoemde aquacultuur? Zo nee, hoe gaat de minister dan uitvoering geven aan dit deel van de motie?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Waarom denkt u dat beide partijen daar niet uit zullen komen? Er wordt onderling een debat gevoerd. Hoe lang wilt u daar nog op wachten? Vindt u dat als zij er niet uitkomen, er andere stappen moeten worden gezet?

De heer Koppejan (CDA): Ik constateer dat wij nu een maatschappelijk convenant zijn overeengekomen, waarin is geaccepteerd dat er een Viswijzer komt die onder auspiciën van het Wereld Natuur Fonds en de Stichting De Noordzee wordt opgesteld en waar de visserijsector bij betrokken wordt. Die mag daar een mening over geven. Dat is een andere positie dan wanneer er een Viswijzer is die door een onafhankelijke instelling wordt beheerd en waarbij alle partijen gelijkwaardig kunnen opereren. Daar zou ik uiteindelijk naartoe willen. Dat bleek op dit moment in het Maatschappelijk Convenant helaas nog niet haalbaar.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat begrijp ik op zich wel, maar als je kijkt naar de visstand en dergelijke dan is zo’n Viswijzer op zich een vrij objectief gegeven. Mijn vraag is eigenlijk of u het objectieve gegeven onderhandelbaar vindt. Dat vind ik zelf namelijk een beetje vreemd.

De heer Koppejan (CDA): Ik moet de conclusie trekken dat u en ik een verschillende definitie hebben van objectiviteit. Ik vind iets objectief als een onafhankelijke instelling de beoordeling doet. U vindt blijkbaar iets objectief wanneer een belangengroepering eenzijdig een Viswijzer opstelt. Dat is het verschil.

Voorzitter. Ik kom nu bij het Maatschappelijk Convenant Noordzeevisserij. Zoals gezegd heeft de CDA-fractie veel waardering voor de inspanningen van zowel de visserijsector, de betrokken ngo’s, als de minister bij dit Maatschappelijk Convenant. Een goede samenwerking tussen natuur- en milieuorganisaties, vissers en overheid biedt het meeste perspectief op een visserijsector die duurzaam is en mede daardoor toekomst heeft. Als CDA-fractie onderschrijven wij de geformuleerde ambities en doelstellingen van harte. Wij vragen de minister dan ook om deze prioriteit aan te geven in haar beleid. Wij beseffen ook dat de samenwerking tussen vissers en natuur- en milieuorganisaties broos en kwetsbaar is. Er moet door alle betrokken partijen nog veel gewerkt worden aan wederzijdse vertrouwen. Een van de communicatieafspraken luidt dat partijen elkaar zullen informeren over acties om elkaar niet voor verrassingen te stellen. Nu zijn er meer natuur- en milieuorganisaties dan alleen degene die het convenant hebben ondertekend. De vraag is dan ook wat de meerwaarde is of kan zijn van dit Maatschappelijk Convenant Noordzeevisserij als organisaties die dit convenant niet hebben ondertekend op eigen houtje acties voeren die de vissers direct in hun kernactiviteiten raken en hun schade berokkenen. Distantiëren de ondertekenaars van het convenant zich dan van dit soort acties? Laat ik het maar gewoon concreet maken. Het heeft de CDA-fractie erg teleurgesteld dat het Wereld Natuur Fonds Nederland en de Stichting De Noordzee zich na het ondertekenen van dit convenant niet openlijk hebben gedistantieerd van de acties van Greenpeace in het Duitse deel van de Noordzee. Wat is de mening en de inzet van de minister op dit punt?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): U bent teleurgesteld dat het Wereld Natuur Fonds en de Stichting De Noordzee zich niet openlijk gedistantieerd hebben van de acties van Greenpeace. Maar dat kunt u toch ook helemaal niet van hen vragen? Of vindt u dat alleen overleg kan worden gevoerd met instellingen die zich distantiëren van acties waar u het niet mee eens bent? Dat kan toch nooit de bedoeling zijn?

De heer Koppejan (CDA): In het vervolg van mijn betoog zult u antwoord krijgen, mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat krijg ik liever nu, want u hebt er net zelf iets over gezegd. Het lijkt mij dan ook vrij logisch dat ik nu antwoord op mijn vragen krijg. U laat hier nu namelijk wat in de lucht hangen rond de Stichting De Noordzee en het Wereld Natuur Fonds.

De voorzitter: Als de heer Koppejan aangeeft dat hij in het vervolg van zijn betoog daarop terugkomt, lijkt mij dat een goed idee. Ik ga ervan uit dat de heer Koppejan antwoord geeft. Als hij dat niet doet, kunt u er nog op terugkomen.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Het CDA is van mening dat het dumpen van meer dan 300 granietblokken in de Noordzee, waarmee 300 km2 visgrond onbruikbaar wordt gemaakt, niet alleen onrechtmatig is, maar ook een vorm van eigenrichting, waarmee de parlementaire besluitvorming over het aanwijzen en beschermen van zeegebieden buiten spel wordt gezet, althans buiten spel dreigt te worden gezet. Dit tast de grondbeginselen van onze democratische rechtsstaat aan. Met organisaties die deze grondbeginselen niet accepteren, zijn wij als CDA uitgepraat. Daarom dienen dergelijke acties sterk veroordeeld te worden en dient de overheid in de eerste plaats handhavend op te treden. Acties, zoals die van Greenpeace die het vissen door Nederlandse vissers in internationale wateren onmogelijk maken, dienen door de Nederlandse regering ook in internationaal verband aan de orde te worden gesteld. Wij vragen de minister om de aanpak van het onrechtmatig optreden van organisaties als Greenpeace, ook in internationaal verband aan de orde te stellen, bijvoorbeeld in de Europese Landbouw- en Visserijraad. Wij vinden dat de rechtsstaat behoort te zegevieren en dat onrechtmatige acties als die van Greenpeace, niet beloond mogen worden. Is de minister bereid om samen met haar Duitse collega’s de mogelijkheden te onderzoeken van het doen van aangifte bij de Duitse justitie van vernieling van de zeebodem? Wij vinden verder dat Greenpeace uitgesloten moet worden van deelname aan de gesprekken van het ministerie van LNV met de natuurbeschermingsorganisaties over de beschermde zeegebieden, tot het moment dat alle granietblokken op kosten van Greenpeace weer opgeruimd zijn. Wij verzoeken de minister om alle mogelijkheden te onderzoeken om deze granietblokken op kosten van Greenpeace te laten verwijderen, zodat de garnalenvissers er weer gewoon kunnen vissen. Graag krijg ik een reactie van de minister.

De heer Polderman (SP): De heer Koppejan herhaalt nu eigenlijk zijn inbreng van vorige week op dit punt. Wij spraken toen over de Visserijraad. Hij vond toen ook dat de minister beter niet met Greenpeace had kunnen spreken. Ik vind het juist heel positief dat de discussie over het onderwerp waarover het moet gaan, namelijk de gebieden die beschermd moeten worden, nu eindelijk is gestart. Of dat het gevolg is van de actie van Greenpeace laten wij nu maar even in het midden. De discussie moet naar mijn idee – daar wil ik graag een uitspraak over van de heer Koppejan – gaan over het al dan niet beschermen van die gebieden. Is hij het met mij eens dat het op zich een goede zaak is dat de minister daar nu over in gesprek is met onder andere Greenpeace, maar gelukkig ook met andere natuurorganisaties? Het is toch een positieve wending dat het gesprek over de inhoud nu eindelijk op gang is gekomen? Of vindt hij dat dat eigenlijk niet moet gebeuren? Is hij niet met mij van mening dat doordat hij steeds spreekt over de acties van Greenpeace het meer gaat over de manier van actievoeren dan over de inhoud?

De heer Koppejan (CDA): Ik vind het heel goed dat een gesprek wordt gevoerd over de bescherming van Noordzeegebieden. Ik heb dat gesprek zelf ook gevoerd, ook met het Wereld Natuur Fonds en met de Stichting De Noordzee. Dat was een goed gesprek, waar ik het nodige van heb geleerd. Ik heb ook samen met u een rapport op dit punt in ontvangst genomen. Daar hebben wij zeker ons voordeel mee gedaan. Dat gesprek moet inderdaad gevoerd worden. Maar het besluit over welke gebieden aangewezen worden en de wijze waarop dat plaats dient te vinden, dient hier genomen te worden, door regering en parlement. Ik accepteer niet dat dat besluit doorkruist wordt door acties, waarbij voldongen feiten gecreëerd worden, waarbij men althans tracht voldongen feiten te creëren. Er is 300 km2 visgrond afgesloten door het dumpen van granietblokken. Dat kunnen wij niet accepteren, want als wij dat wel accepteren, nemen wij onszelf als parlementariërs niet meer serieus. Dat is mijn boodschap.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Dit is een herhaling van zetten. Iedereen heeft de actie van Greenpeace ongelukkig genoemd en afgewezen. Is het niet verstandiger om, in plaats van steeds weer terug te komen op die acties, de minister ermee te complimenteren dat zij weer in gesprek is met Greenpeace en dat dat gesprek nu gericht is op ecosystemen en het aanwijzen van gebieden? Het gaat verder om een gebied in Duitsland. Ik denk dan ook dat het juridisch moeilijk is om stappen te zetten. Ik hoor hier graag uw visie op. Bent u niet verheugd dat de minister met Greenpeace in gesprek is? Vindt u het niet verstandig om ons op de toekomst te richten? Is het, gezien de juridische implicaties met Duitsland, wel verstandig om de minister daar de hele tijd op aan te spreken?

De heer Koppejan (CDA): Ik kan daar heel helder over zijn. Het is niet mijn streven om te polariseren. Ik ben twee jaar geleden echter de politiek in gegaan, in de Tweede Kamer gekomen, omdat ik vind dat wij de politiek weer geloofwaardig moeten maken. Wij moeten als parlementariërs, als politici ergens voor staan en wij moeten niet over ons heen laten lopen. Mensen in het land moeten erop kunnen vertrouwen dat wij hier staan voor hun zaak en dat wij over de zaken beslissen en dat niet overlaten aan de straat of aan mensen die denken op zee te kunnen doen en laten wat zij willen. Dat is mijn punt en daarom vind ik dat hier een grens is overschreden. Ik heb geen moeite met acties waarmee Greenpeace op een spectaculaire wijze aandacht vraagt voor bepaalde zaken. Ik ben jarenlang donateur geweest van Greenpeace! Ik had er zelfs bepaalde sympathieën voor. Maar hier wordt een grens overschreden, omdat er voldongen feiten worden gecreëerd die onze besluitvorming in het parlement doorkruizen. Dat kan ik niet accepteren en mijn fractie ook niet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik heb u een vraag gesteld en ik heb daar nog geen antwoord op gekregen. Ik krijg graag antwoord op mijn vraag of het Wereld Natuur Fonds en de Stichting De Noordzee zich eerst in het openbaar moeten distantiëren voordat u met hen wil praten of voordat de minister weer met hen mag praten. Wat wilt u nu eigenlijk? Moet de hele wereld excuus aanbieden voor wat Greenpeace heeft gedaan? Is dat wat u wilt?

De heer Koppejan (CDA): Ik heb gezegd dat als door het ministerie en de natuurbeschermingsorganisaties wordt gesproken over te beschermen gebieden, er gesproken moet worden met organisaties die onze democratische rechtsorde en de besluitvorming in het parlement accepteren. Ik heb gezegd dat een organisatie die eigenmachtig optreedt en op 300 km2 in de Noordzee granietblokken stort en daarmee voldongen feiten probeert te creëren en de besluitvorming doorkruist, voor mij geen gesprekspartner is. Dat is de mening van de CDA-fractie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik begin er nu echt genoeg van te krijgen. Dat was mijn vraag niet! Dat weet u donders goed. U hebt gezegd dat u het erg vindt dat het Wereld Natuur Fonds en de Stichting De Noordzee zich niet openlijk gedistantieerd hebben van de actie van Greenpeace en dat u dat teleurstellend vond. Ik heb daarop gezegd dat ik vind dat u dat niet kunt vragen van deze organisaties. Ik wil daar opheldering over!

De voorzitter: Mevrouw Van Gent, de heer Koppejan gaat over zijn eigen antwoorden. Hij heeft nog drie minuten spreektijd. Hij gaat nu dan ook gewoon door. Ik sta geen interrupties meer toe.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik ga nu door met de mosselsector. Ik kom in tweede termijn terug op de andere onderwerpen. Het CDA heeft veel waardering voor de inspanningen van de minister om tot oplossingen te komen voor de problemen die ontstaan zijn na de uitspraak van de Raad van State. Met haar bemiddeling tussen natuurorganisaties en de mosselsector en haar bezoek aan Yerseke heeft zij een grote betrokkenheid en inzet laten zien. Kan de minister ons schetsen hoe er de komende maanden verder gewerkt wordt aan een juridisch houdbare vergunning voor de voorjaarsvisserij? Kan de minister de mosselsector vandaag gerust stellen met de mededeling dat er voor de najaarsmosselzaadvisserij een vergunning zal worden afgegeven?

Er bereiken ons de afgelopen dagen wat verontrustende berichten over de gekozen formuleringen in het zogenaamde profielendocument, ook wel doelendocument genoemd. Ik heb daar verleden week ook al naar gevraagd. Dit document zal de basis vormen voor het aanwijzingsbesluit van de Wadden als Natura 2000-gebied. De Kamer moet nog oordelen over het conceptaanwijzingsbesluit. Welke garanties kan de minister ons geven dat de gekozen formulering in het profielendocument het maken van een passende beoordeling door de mosselsector in het kader van de vergunningaanvraag zodanig mogelijk maakt dat daarmee ook in de toekomst juridisch houdbare vergunningen kunnen worden afgegeven en dat de mosselsector niet gedwongen wordt tot het verder terugbrengen van haar mosselzaadvangst, ook niet tijdens de transitieperiode naar alternatieve mosselzaadvangst op de Wadden? Met andere woorden, de CDA-fractie wenst dat ook met het nieuwe profielendocument de gedane toezeggingen van de overheid richting de mosselsector, zoals gedaan in het beleidsdocument Ruimte voor een zilte oogst, onverkort nagekomen worden. Omdat de nu gekozen formuleringen in het profielendocument de nodige twijfels oproepen, niet alleen vanuit de mosselsector, maar ook vanuit de wetenschap, waarmee op voorhand een breed draagvlak dreigt te ontbreken voor het aanwijzingsbesluit van de Wadden als Natura 2000-gebied, willen wij de minister vragen om ons minimaal veertien dagen de tijd te geven om onze vragen en opmerkingen te formuleren over het nu voorliggende profielendocument. De antwoorden dienen dan alle huidige zorgen weg te nemen of eventueel tot aanpassing van het document te leiden.

Verder hebben wij gisteren een brief ontvangen over de voortgang met betrekking tot de MZI’s (mosselzaadinvanginstallaties). De CDA-fractie hecht er sterk aan dat er snel voortgang wordt geboekt met het toewijzen van gebieden en het afgeven van vergunningen voor het grootschalig inzetten van MZI’s. Wij zien dit als een belangrijke mogelijkheid om de afhankelijkheid van de mosselsector van mosselzaadvangst op de Wadden te verminderen. Wij hebben er begrip voor dat gezien de complexiteit en het belang van een zorgvuldig proces, er voor 2009 nog geen definitief beleid geformuleerd kan worden. 2009 wordt dus een overgangsjaar. Maar gezien de urgentie om de mogelijkheden van alternatieve mosselzaadvangst te vergroten, vinden wij dat de mogelijkheden die er zijn om boven de bestaande percelen MZI’s te plaatsen optimaal benut moeten kunnen worden en niet beperkt moeten worden tot een willekeurige 160 ha in de Waddenzee en 150 ha in de Oosterschelde. Eventuele uitbreiding hiervan afhankelijk maken van de goedkeuring van natuurorganisaties vinden wij al helemaal ongepast. Het gaat hier om percelen die reeds verhuurd worden aan mosselvissers en daartoe een duidelijke bestemming hebben gekregen. Wij kunnen geen zwaarwegende juridische en ecologische argumenten bedenken tegen het plaatsen van MZI’s op bestaande mosselpercelen. Door dit toe te staan, krijgen zo veel mogelijk mosselkwekers de kans om ervaring op te doen met MZI’s. Daar zijn ook de doelstellingen in Ruimte voor een zilte oogst op gebaseerd. Er is gezien de gebeurtenissen van het afgelopen jaar sprake van een grote urgentie. De tijd dringt! De mosselvissers geloven erin, willen erin investeren en willen ermee aan de slag. Dan gaan wij toch zeker geen jaar verloren laten gaan?

Ik kom nu op het belangrijke onderwerp van de beschermde gebieden op de Noordzee. Ik vraag de minister om in te gaan op de motie-Atsma/Koppejan op dit punt die door de Kamer is aangenomen. Voor het stellen van ambities en doelen is informatie nodig over de situatie van nu, maar ook over het toekomstbeeld. Wat is haalbaar? Welke termijn is realistisch? Welke maatregelen hebben daadwerkelijk zin? Het meest succesvol ben je wanneer bij zo’n onderzoek alle belanghebbenden worden betrokken. In Duitsland loopt een EMPAS-onderzoek (Environmentally Sound Fishery Management in Protected Areas), waarvoor waardevolle informatie wordt verzameld en waarbij naast de wetenschap ook de visserijsector is betrokken. Het Maatschappelijk Convenant meldt dat naar voorbeeld van het EMPAS-onderzoek ook in Nederland een dergelijk onderzoek zal worden gedaan. De CDA-fractie dringt er bij de minister op aan om op korte termijn te kijken hoe de resultaten en de aanpak van het Duitse EMPAS-onderzoek en eventueel andere internationale onderzoeken ook in Nederland toegepast kunnen worden. Is het wellicht een idee om ICES (International Council for the Exploration of the Sea) uit te laten zoeken welke onderzoeksgegevens nu al verzameld kunnen worden en welke resultaten van EMPAS eventueel ook toepasbaar zijn op de beschermde gebieden in het Nederlandse Noordzee?

Voorzitter. Op de andere onderwerpen zal ik in tweede termijn ingaan.

De voorzitter: Ik hoop dat wij tijd hebben voor een tweede termijn. Als wij allemaal zo veel tijd nodig hebben, hebben wij die tijd helaas niet. Ik roep u dan ook op om de interrupties te beperken en om, als u interrumpeert, kort een vraag te stellen en niet hele verhalen te houden.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Ik wil tijdens dit AO graag ingaan op een tweetal onderwerpen. De binnenvisserij laat ik even voor wat het is. Daar komen wij bij de begrotingsbehandeling nog op terug. Het gaat dan met name om de beheerscommissies. Ik wil het vandaag hebben over de mosselvisserij en de visserij op de Noordzee.

Wij hebben verleden week bij de voorbereiding van de Visserijraad vrijwel unaniem gevraagd naar de stand van zaken rond de mosselvisserij. Het is op dat punt namelijk angstwekkend stil. De minister heeft toen gezegd dat daar beter nu over kon worden gesproken. Ik ben dan ook benieuwd naar de uiteenzetting van de minister. Ik wacht die af. Ik hoop wel dat er een tweede termijn komt, zodat wij kunnen reageren op de reactie van de minister.

Los daarvan en wellicht vooruitlopend op de antwoorden van de minister wil ik toch nog een aantal vragen stellen. Wij kregen gisteren namelijk nog nadere informatie over de MZI’s. Ik vond dat een wat merkwaardige brief. De minister zegt dat zij twee dingen wil gaan doen om de sector in deze moeilijke periode tegemoet te komen. Zij wil ook voor 2009 een interim-beleid voeren en verder wil zij medewerking verlenen aan de mogelijkheid om de mosselzaadvangst te verruimen. Dat is naar mijn idee echter twee keer hetzelfde. Die verruiming blijkt namelijk interim-beleid te zijn. Op zich is de SP-fractie blij met het interim-beleid en met deze verruiming. Ik kreeg deze week nog een klacht van een mosselvisser dat zijn aanvraag om op zijn eigen mosselperceel aan de slag te mogen gaan met een MZI – dat is dubbelgebruik en dat is toch positief – werd afgewezen. Nu lees ik dat de minister dat toch wil toelaten. Daar ben ik blij om. De vraag is dan wel of dat ook aan betrokkenen wordt gemeld. Kunnen degenen die eerst een afwijzing hebben gekregen, toch aan de slag of moet ieder zich opnieuw melden? Gaat de minister de eerdere afwijzingen alsnog in behandeling nemen of moeten de vissers zelf weer een aanvraag indienen?

In de brief staat verder dat de minister vindt dat de sector met een voorstel moet komen hoe men collectief invulling gaat geven aan de verruiming. Zij noemt ook het aantal hectares waaraan zij daarbij denkt: 160 ha voor de Waddenzee en 150 ha voor de Oosterschelde. Zij zegt verder dat zij positief zal staan tegenover een voorstel vanuit de sector om dat aantal hectares uit te breiden. Ik vind dat geen helder signaal en krijg hier graag een verduidelijking op. Komen wij met een opschaling van de MZI’s niet van de regen in de drup als het gaat om natuurbescherming en natuurbeleving, als wij de hinder van deze installaties vergelijken met de schade die wordt veroorzaakt door de bodemvisserij op mosselzaad? Ik kom in tweede termijn graag op dit punt terug.

Een ander probleem betreft de situatie van de Noordzee en de visserij van de kokkelvissers aldaar. In tegenstelling tot de mosselboeren, die mijns inziens al naar een vorm van duurzame kweek zijn toegegaan, is bij de kokkelvisserij op de Noordzee de duurzaamheid ver te zoeken. Allereerst is er het probleem van de bodemkorf die de hele bodem omploegt en daarnaast is er het probleem van de bijvangsten. Drie kwart van de vangst gaat weer overboord. Als er één voorbeeld van inefficiëntie is, is het toch wel deze vorm van verspilling. Daar komt dan nog bij het punt van de gigantische brandstofprijs. Dat maakt het geheel compleet. Als er een voorbeeld gezocht moet worden voor «onduurzaamheid» dan is dit het wel. Het is geen fijne boodschap voor de gemeenschappen in Urk, IJmuiden en andere vissersdorpen, maar wij kunnen er niet meer omheen: dit moet anders.

Ik blijf nog even bij de brief die wij van de minister kregen over het Integraal Beheerplan Noordzee (IBN). Ik heb dat plan er nog eens bij gepakt. Het is een mooi boek van een van de ambtsvoorgangers van de minister van Verkeer en Waterstaat. Het is inmiddels echter een beetje gedateerd. Het lijkt net of het stamt uit het pre-Natura 2000-tijdperk, want er is in het IBN weinig te vinden over aanwijzing van beschermde gebieden en de gevolgen van de ehs (ecologische hoofdstructuur). Het is toen op de lange baan geschoven. Hoewel de aanwijzing van het hele Nederlandse deel van de Noordzee als ehs al in 1990 is gebeurd, is het sindsdien bij een dode letter gebleven. Er moet nu vaart worden gemaakt met de concrete bescherming van het grootste oppervlakte van de ehs dat er is, want anders wordt die dode letter een dode zee en dat zal toch niemand willen.

In het IBN staat over de Natuurbeschermingswet voor de hele Exclusieve Economische Zone van toepassing zou worden verklaard. Dat was toen voorzien voor 2006. Wanneer gaat de minister dat nu echt doen? Verder is er behoefte aan aanwijzing van specifieke beschermingszones, Natura 2000-gebieden. De criteria daarvoor zijn louter ecologisch. Er is in de afgelopen decennia een aantal studies verricht naar wat mogelijk waardevoller zou kunnen zijn. Sinds 2005 is al bekend om welke gebieden het zou kunnen gaan: de Doggersbank, de Klaverbank, het Friese Front, de kustzone, de Bruine Bank, de Zeeuwse banken, Borkumse Stenen, Gasfonteinen en de Centrale Oestergronden. Het Nordkrompgebied komt er wellicht ook nog bij. De minister is tot nu toe slechts overgegaan tot een selectie van vier van deze tien gebieden. Hoe kan dat? Selectie dient toch te gebeuren op ecologische gronden? Waarom zijn de andere gebieden niet geselecteerd? Gebeurt dat nog? Welke tijdsplanning geldt daarbij? De tijd dringt, want internationale verdragen, met name het OSPAR-verdrag, dwingen ons om daar serieus werk van te maken.

Ik zeg er ter geruststelling van de minister en van de visserijsector maar meteen bij dat een aanwijzing van een beschermd zeegebied niet meteen betekent dat daar geen enkele andere activiteit meer mag worden verricht. De SP is ook hier voor natuur voor mensen. Wij pleiten niet voor verboden en afgesloten gebieden. Onder voorwaarden en eventueel met zonering is visserij in onze visie nog wel degelijk mogelijk. Gisteren was er een presentatie van de Stichting De Noordzee. De heer Lindeboom, verbonden aan IMARES (Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies), verklaarde daar dat als je 25% van de zee gesloten verklaart er geen noemenswaardige effecten zijn te meten voor de visserij. Als je een groter gebied gesloten verklaart, neemt de vangst niet af – wat je als leek in eerste instantie wel zou denken – maar juist toe. Tot uiteraard een bepaald omslagpunt, want het zal duidelijk zijn dat er bij een afsluiting van 100% geen vangst meer is. De kunst is dus om een goede balans te vinden. Hoeveel procent moeten wij afsluiten en hoeveel procent moeten wij beschermd gebied verklaren om de biodiversiteit te kunnen herstellen en de visserij toekomst te geven? Als wij die balans hebben gevonden, zijn wij pas echt bezig om de visserij te verduurzamen. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik schrok heel even, want het geluid dat er activiteiten moeten kunnen plaatsvinden, wordt doorgaans door de partijen ter rechterzijde ingebracht. Ik ben dat niet gewend van de SP. U nuanceerde het wel een beetje door aan te geven, wat wij gisteren ook hebben gehoord van IMARES, dat als je daadwerkelijk gaat voor bescherming dat wat op kan leveren. Ik wil echter wel een helder geluid van de SP horen. U bent er toch niet voor dat wij gebieden aanwijzen die wij willen beschermen, maar dat wij toch stiekem in dat gebied nog activiteiten toelaten? Ik zou graag willen dat u zich iets steviger uitspreekt voor de bescherming van de natuur, als dat nog steeds uw standpunt is.

De heer Polderman (SP): Er moeten inderdaad niet stiekem activiteiten worden toegestaan. Het gaat erom dat wij die gebieden snel aanwijzen en aangeven welke gebieden nodig zijn voor de biodiversiteit. Ik vond het echter een eye opener dat als je grotere gebieden aanwijst de visserij daarmee is gediend. Het gaat erom dat wij in de beheerplannen aangeven wat er wel en wat er niet toegestaan is. Daarbij moet rekening worden gehouden met alle aspecten die voor de Noordzee gelden, zoals de visserij, de recreatie, scheepvaart, windmolens enzovoorts. Dat moet allemaal een plek krijgen. Dat vind ik juist de winst van een integrale aanpak. Ik zie dat het boek uit 2005 heel aardig is, maar dat het nodig aangevuld moet worden, omdat wij nieuwe inzichten hebben. Wij moeten dus niet gebieden aanwijzen en dan stiekem iets toelaten. Dat moet in de beheerplannen, die wij nu met gezwinde spoed moeten gaan maken, worden opgenomen. Wij moeten beginnen met de aanwijzing en dat zal dan tot uitdrukking moeten komen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): U weet ook dat bij de discussie over de beheerplannen er steeds een grote lobby is om ervoor te zorgen dat niet de natuurdoelstellingen centraal worden gesteld, maar dat de belangen van ondernemingen en mensen die daar activiteiten willen ontplooien net zo zwaar worden meegewogen, terwijl dat niet kan. Ik was een beetje bang dat u die kant op zou gaan. Ik zou graag horen dat dat niet het geval is. De natuurdoelen moeten voorop staan en dan kan worden gekeken wat daarnaast eventueel nog mogelijk is. Er mag echter geen enkele ruimte zijn voor die lobby om dat om te draaien.

De heer Polderman (SP): Wij moeten de stappen echter wel in de juiste volgorde zetten. Het is nu noodzakelijk om als het gaat om ons grootste ehs-gebied dat wij hebben, de Noordzee, vaart te maken. Wij moeten dan beginnen met het aanwijzen van de gebieden. Vervolgens moeten wij aangeven wat van belang is en wat beschermd moet worden. Daarna moeten wij beheerplannen maken en kijken wat er met het instrument van zonering wel en niet kan. Als je alles tegelijk wilt doen en nu al een signaal af wilt geven, zoals u doet, dat wij nu gebieden aan gaan wijzen en dat er verder niets mag, dan komen wij er volgens mij nooit uit. Ik pleit er daarom voor, nu snel de gebieden aan te wijzen en snel te beginnen met te bekijken hoe dat concreet met beheerplannen kan worden geregeld. Ik hoop dat de minister daarin meegaat, want de tijd dringt. Als wij het almaar op de lange baan blijven schuiven, komt het nooit goed.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Wat verstaat u onder «snel»?

De heer Polderman (SP): Het gaat om tempo. De acties van Greenpeace leggen de vinger op de zere plek, namelijk dat er nog steeds niet mee is begonnen. In 1990 is de hele Noordzee aangewezen als ehs-gebied. In 2003 zijn wij overeengekomen dat wij plannen moeten maken. In 2006 zouden er gebieden zijn aangewezen. Er moet nu dan ook tempo worden gemaakt. Greenpeace heeft met een actie die het CDA niet zint, de vinger op de zere plek gelegd. Ik snap wel dat de methode van actievoeren misschien niet echt gelukkig was, maar ik vind wel dat zij een punt hebben: wij moeten nu tempo maken.

De heer Koppejan (CDA): Ik vind dat de heer Polderman nu een brevet van onvermogen afgeeft over zijn eigen parlementaire werk en dat van zijn voorgangers. Als er iemand verantwoordelijk is voor dat tempo, dan zijn wij dat, regering en parlement. Nu heeft hij echter Greenpeace nodig en illegale acties om dat tempo erin te brengen. Als wij in dit land zo te werk moeten gaan, maken wij ons toch volstrekt ongeloofwaardig?

De heer Polderman (SP): De heer Koppejan kan het niet beter zeggen. Degene die verantwoordelijk is, is inderdaad het CDA. Daar heeft hij helemaal gelijk in. De oppositie heeft namelijk voortdurend gezegd dat er een beetje meer haast moest worden gemaakt. Dat er niet naar de oppositie geluisterd wordt en dat er dan buitenparlementaire actie wordt gevoerd, daar nemen wij dan kennis van. Dat kan ik ook niet helpen. Het ligt echter niet aan de oppositiepartijen in deze Kamer, want die hebben voortdurend gezegd dat er tempo moest worden gemaakt. U hebt dus helemaal gelijk: het ligt aan het CDA dat het tempo zo laag is.

De heer Koppejan (CDA): De mensen kiezen de partijen. Die keuze heeft ertoe geleid dat wij deze positie hebben. Wij maken hier een keuze. Als u niet meer kiezers kunt overtuigen van uw plannen, dan blijven ze liggen.

De voorzitter: Ik stel voor dat de heer Polderman zijn verhaal af maakt.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Ik ben bijna aan het eind van mijn betoog. Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Koppejan over het tempo rond de Viswijzer. Wanneer komt die Viswijzer? Ik heb met vreugde kennis genomen van het Maatschappelijk Convenant op dat punt. Het is namelijk absoluut noodzakelijk dat mensen aan de viskraam kunnen zien of de vis die zij kopen inderdaad een beetje ecologisch verantwoord is. Iedereen wil graag fatsoenlijke vis kopen, maar als je dat aan de kraam niet kunt zien, wordt het erg lastig. De discussie over de Viswijzer zou ik daarom wat willen versnellen.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. In de verleden jaar door de PvdA uitgegeven brochure over vis- en visserijbeleid voor Nederland, Europa en zelfs de wereld gaat het erom dat als je de visserij, de zeeën en de mariene biodiversiteit nog een toekomst wilt geven, je zo snel mogelijk toe moet naar duurzaamheid. De laatste jaren hebben wij op het terrein van dit dossier wel een paar stappen gezet, maar ik moet toch ook vaststellen dat als het gaat om de mariene biodiversiteit in de Noordzee, het Noordzeewater ons tot aan de lippen staat. Ik wil graag van de minister weten waarom het zo vreselijk lang duurt. Als de gebieden in januari 2009 worden aangemeld, duurt het nog tot najaar van 2009 voor de gebieden worden aangewezen. Dat hoeft toch allemaal niet zo traag en sloom te gaan? Wij hebben namelijk al jaren geleden besloten dat een aantal heel essentiële gebieden op de Noordzee het verdienen om beschermd te worden. Dit is van belang willen wij onze visserij nog een toekomst geven. Waarom kan het daarom niet sneller? Kunnen wij niet in januari 2009 al tot aanwijzing overgaan, zodat het niet meer nodig is om acties te voeren, maar wij kunnen gaan werken aan een goede planvorming? Dat vind ik veel belangrijker. Als Greenpeace regels overtreedt, is er het Openbaar Ministerie om hen te straffen. Ik heb de actie van destijds afgewezen, maar ik kom daar niet de hele tijd weer op terug. Ik ben blij dat de minister met Greenpeace aan tafel zit en wij toe kunnen werken naar een goede planvorming.

Wat is precies de ambitie bij de aanwijzing van de gebieden? Ik pleit ervoor dat de beschermde gebieden een netwerk vormen, want dan heeft het meer effect. Als dat de ambitie is, heeft het volgens mij geen zin om vier losse gebieden aan te wijzen. Dan leg je wel beperkingen op, maar dat heeft dan uiteindelijk geen effect. Gaan wij als het gaat om de aanwijzing van die gebieden, toe naar planvorming? Structurele monitoring is daarbij belangrijk, evenals het budget en de plannen om vissers en mariene biologen samen te laten werken. Wat is op dat punt de stand van zaken?

Er is een EMPAS-onderzoek. In Duitsland heeft men drie jaar lang onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van verschillende vormen van visserij in beschermde gebieden en naar samenwerking tussen ngo’s, vissers en wetenschappers. Ik zou graag zien dat wij de vruchten plukken van dit onderzoek en dat wij die toepassen op de Nederlandse situatie. Wat doet de minister concreet om een «EMPAS-achtige» studie te starten voor ons deel van de Noordzee, met onze vissers en wetenschappers? Is er al een planning? Zijn de resultaten daarvan te gebruiken voor de beheerplannen die er moeten komen voor de Noordzee? Wij hebben behoefte aan duidelijkheid en niet aan gekissebis. Ooit hebben wij de mijnen gesloten – ik wil de visserij niet stopzetten, juist niet – onder andere om een doel te halen op sociaal gebied. Ik denk dat wij ons hier ten doel moeten stellen de visserij duurzaam te maken en een goede mariene biodiversiteit te realiseren. Dan moet je een aantal zaken, die wij hebben laten gaan, stoppen. Of wij dat nu dit jaar doen of over twee jaar, er is in ieder geval duidelijkheid nodig. Wij hebben er nu lang genoeg over gepraat. Ik zou graag zien dat de minister dit standpunt steunt.

Ik ga nu door naar de Waddenzee en de garnalenvissers. Ik ben bang dat het ministerie een beetje achter de feiten aan gaat lopen. De garnalenvissers zijn, met steun van mijn fractie, het MSC-traject ingegaan, maar het probleem van de garnalenvisserij is de bijvangst en het beschadigen van de bodem. Er is nog steeds heel weinig bekend over de effecten daarvan. De garnalenvissers moeten binnenkort een vergunning aanvragen in het kader van de Milieubeschermingswet. Ik zou graag zien dat het ministerie van LNV de garnalenvissers hierbij ondersteunt. Er moet op dit terrein geen verdere polarisatie optreden. Het is een kleine sector, waar hard wordt gewerkt. Ik ben ervan overtuigd dat zij zonder goede steun van het ministerie en zonder regie op dit terrein er niet in zullen slagen die vergunning te verkrijgen. Dan hebben wij nog meer problemen. Is de minister van plan om de garnalenvissers te steunen?

Dan de mosselvisserij op de Waddenzee. Ik wil de minister complimenteren met de regie die de afgelopen periode is gevoerd. Ik zou zeggen: ga door met het voeren van die regie. Ik heb begrepen dat de heer Heldoorn met de uitslag komt. Kan de minister een tipje van de sluier oplichten? Hoe staat het ervoor? Dit dan met name als het gaat om het vertrouwen tussen de mosselvisserij en de ngo’s. Op de visserijdagen die ik heb meegemaakt, werd gesproken over de groene leugen. Dat straalt nog geen vertrouwen uit. Is dat ondertussen al een beetje verbeterd? Hoe ziet de toekomst van de experimentele visserij eruit? Ik ga akkoord met interim-periodes, maar ik denk toch dat wij snel door moeten naar een soort eindbeeld. Als het gaat om de MZI’s denk ik dat er nog veel te verbeteren valt. De Wadvaarders zijn slecht te spreken over de communicatie met het ministerie van LNV. Bij Lauwersoog is er bijvoorbeeld al meer dan een half jaar veel ergernis over een MZI die daar vlak bij de haven ligt. Maar er is bereidheid om die te verplaatsen. Verder heb ik in Den Oever een MZI gezien die compleet vermorzeld en verroest is opgevist door een visser, die daardoor zijn netten naar de haaien zag gaan en voor € 10 000 schade had. MZI’s moeten veilig zijn, goed geplaatst en zij moeten niet los kunnen slaan in stormen en dergelijke. Hoe staat het daarmee? Als het gaat om de situatie voor het najaar hoor ik graag iets concreter wat het eindbeeld voor 2009 zou moeten zijn.

Tot slot wil ik iets zeggen over de visbeheercommissies. Ik wil ervoor pleiten dat voor de binnenwateren dezelfde status zal gelden als voor de staatswateren. Om het beoogde effect te realiseren, kun je niet visbeheercommissies verplicht stellen en daar vervolgens geen status aan te verlenen, zoals voor de regionale wateren aan de orde is.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil beginnen met de mosselvisserij. Uit de brieven van de minister maak ik op dat zij hard op zoek is naar oplossingen en haar uiterste best doet. Ik heb daar heel veel waardering voor. Maar de ChristenUnie heeft ook de indruk dat er op korte termijn weinig verandering in de situatie komt. Het PRODUS-onderzoek kan niet versneld worden, ook niet vanwege de beperkte zaadval. De ChristenUnie had daar al vraagtekens bij, omdat hierdoor mogelijk de deugdelijkheid van het onderzoek in gevaar zou kunnen komen en daarmee ook de nieuwe vergunningen. De argumentatie is helder, maar betekent dit dat er een tijdlang onzekerheid zal blijven bestaan voor de sector? In dat verband hoor ik graag wat de status zal zijn van de gegevens van 2007 en 2008 die IMARES versneld gaat uitwerken. Kunnen die wellicht dienen als basis voor een vergunning?

Dan de nadere definiëring van het habitattype H1110A. Deze zou in de zomer gereed zijn. Is het onderzoek hiernaar inmiddels afgerond? Wat is op korte termijn het effect van een nadere omschrijving voor de mosselsector? Betekent een nieuwe omschrijving ook niet dat er nieuw onderzoek gedaan zal moeten worden of kan bij het lopende onderzoek ook een nadere omschrijving worden beoordeeld? Uit de brief die wij gisteren van de minister hebben ontvangen, blijkt dat voor MZI’s volop ruimte wordt gegeven, maar dat opschaling pas op zijn vroegst in 2010 kan, als er meer duidelijkheid is over de effecten. Dat is helder, maar teleurstellend voor de sector. Het is duidelijk dat de ChristenUnie nog met veel vragen zit op dit dossier. Ik hoop dat er wat meer duidelijkheid kan worden gegeven over de situatie voor komend jaar. Is er wel of geen vergunning in zicht? Ik vraag die duidelijkheid niet alleen voor de ChristenUnie, maar natuurlijk met name voor de mosselvissers, want die moeten weten waar zij aan toe zijn.

Volgens mij is er uit deze penibele situatie rondom de mosselvisserij een aantal lessen te trekken. Allereerst dat het niet gemakkelijk is om een goede balans te vinden tussen economie en ecologie. Duurzaamheid is een goed streven, maar het kost moeite. Daarom heb ik waardering voor het Maatschappelijk Convenant. De ChristenUnie wil de betrokken vissers, de maatschappelijke organisaties en de minister hiermee feliciteren. In gesprek blijven en samen zoeken naar oplossingen is een noodzakelijk begin. Het toont ook aan dat belangen niet altijd tegenover elkaar hoeven te staan. Verder moeten keuzen goed verantwoord worden. Dat betekent deugdelijk onderzoek en een nauwkeurige omschrijving van de waarden die wij willen beschermen. Dat is niet gemakkelijk, maar wel nodig. Ik hoor graag van de minister wat bijvoorbeeld de status is van het wetenschappelijk onderzoek dat nodig is voor de verduurzaming van de garnalenvisserij. De garnalenvissers moeten immers binnenkort weer een vergunning aanvragen. Gedegen onderzoek is zeker van belang als de Natuurbeschermingswet ook van toepassing wordt op de Exclusieve Economische Zone en wij gebieden gaan aanmelden en aanwijzen als beschermwaardig gebied. Ik hoor overigens graag van de minister wat het betekent dat de hele EEZ onder de Natuurbeschermingswet gaat vallen, met name voor de niet-Natura 2000-gebieden, waarvoor dus geen beheerplan wordt opgesteld.

Dan de beschermde gebieden. Aandacht voor deze gebieden is hard nodig. Over de zee maken wij ons niet zo snel druk, omdat wij niet kunnen zien hoe de kwaliteit van de natuur daar is, maar de Natuurbalans is heel duidelijk. De biodiversiteit is er bijzonder slecht aan toe. Natuurkwaliteit is slechts de helft van de natuurlijke situatie en slechts 15% van de mariene soorten en van de habitatrichtlijn is in gunstige staat. Dat is niet echt iets om over naar huis te schrijven. Daarom wil de ChristenUnie dat de minister vaart maakt met het aanmelden van de vier gebieden als Natura 2000-gebied. 1 september kan al niet meer gehaald worden, maar 1 januari is echt de uiterste deadline. Natuurlijk, het gaat om zorgvuldigheid, maar de gebieden waren al sinds 2005 bekend. Er is ook onduidelijkheid over de aan te melden gebieden. Wat betekent het dat een deel van de kustzone tussen Bergen en Petten niet meer wordt genoemd? Wat is daar de reden voor? Waarom wordt het Friese Front in 2010 aangewezen in plaats van in 2009?

Met de rest van de procedure moet wat ons betreft ook vaart worden gemaakt. Het Rijk is immers zelf helemaal verantwoordelijk voor de beheerplannen. Uit allerlei rapporten, ook op verzoek van LNV opgesteld, blijkt dat er naast deze gebieden nog een aantal ecologisch zeer waardevolle gebieden zijn. Die voldoen mogelijk niet aan OSPAR én de criteria van de Habitat- en Vogelrichtlijn, maar zijn wel waardevol en voldoen aan OSPAR-criteria. Gaat de minister deze gebieden bij OSPAR aanmelden? Wat voor acties gaat zij ondernemen om de bijzondere ecologische waarden in deze gebieden te beschermen? De hele Noordzee is immers aangewezen als ehs, waarmee de overheid heeft aangegeven dat dit gebied het beschermen waard is.

Streven naar bescherming van de Noordzeenatuur wordt al snel aangeduid als het aan banden leggen van de visserij. De ChristenUnie is van mening dat bescherming juist goed samengaat met de visserij. Sterker nog, bescherming van delen van de Noordzee lijkt de ChristenUnie van belang voor een gezonde visserijsector. Verduurzaming van de vissersvloot en het vaststellen van beschermde gebieden gaan wat ons betreft hand in hand. Uit onderzoek blijkt ook dat het beschermen van gebieden juist kan bijdragen aan grotere economische winst. De vissen worden groter, de vangst gaat omhoog. Het lijkt de ChristenUnie dan ook zinvol dat vanuit LNV duidelijker wordt gecommuniceerd over de impact en de voordelen van beschermde gebieden. De situatie in Duitsland leert ons bovendien dat er goede afspraken te maken zijn over het ruimtegebruik, de benodigde bescherming en de mogelijke activiteiten. Is de minister bereid, hierover duidelijker naar buiten te treden?

Er is ook een relatie met het ruimtegebruik op de Noordzee. Er is grote vraag naar de beschikbare ruimte op de Noordzee. Dit lijkt vooral over te worden gelaten aan vrijheid van de markt en principes van de toelatingsplanologie. Natuur vraagt echter actieve bescherming, want het heeft, hoe raar ook, geen marktwaarde in ons systeem. Ik wil in de ruimtediscussie ook een pleidooi houden voor de visserijsector. In het ruimtebeleid is vaak geen expliciete aandacht voor deze sector. Wat de ChristenUnie betreft, reserveren wij niet alleen specifieke gebieden voor natuur, maar ook voor de visserij, de zogenaamde visserijakkers, waar de vissers het alleenrecht hebben.

Ik heb nog twee laatste punten. Die zijn wat Europees getint. Coherentie blijkt nog wel eens te ontbreken op Europees niveau. Ik dacht eerst dat alleen voor het ontwikkelingsbeleid, het beleid ver weg, gold dat er coherentie nodig was, maar het geldt ook voor de Noordzee. Ook daar is het hard nodig. Het Europees visserijbeleid en de Vogel- en Habitatrichtlijn zitten in elkaars vaarwater. Graag zie ik dat de minister zich inzet op coherentie en versterking, in plaats van op negatieve beïnvloeding.

De Europese Kaderichtlijn Mariene Strategie is recent aangenomen. Hoe wordt die voor Nederland uitgewerkt? Welke aanzetten doet de minister nu al? Wordt al begonnen met het benodigde onderzoek? Betekent deze richtlijn ook uitbreiding van de nu bekende lijsten met mariene soorten en typen, gelet op de huidige beperkte omvang hiervan?

Mevrouw Jacobi (PvdA): U sprak over visserijakkers. Ik heb in een eerder debat, toen het ging over een alternatief voor visquota, voorgesteld vissers een gebied te geven waar zij gezamenlijk verantwoordelijk voor zijn. U zegt nu dat de ChristenUnie voor visserijakkers is, betekent dat dat u op termijn met de visquota wilt stoppen? Hoe moet ik dat zien?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik zit hier in alle bescheidenheid om mijn collega Ernst Cramer te vervangen. Ik wil dus wat terughoudend zijn en hier niet heel erg uitvoerig op ingaan. Wij hebben de tekst wel goed met elkaar voorbereid, waarmee wij de consistente lijn van hetgeen de ChristenUnie eerder heeft betoogd bij monde van mijn collega Cramer, voortzetten. Ik krijg graag een reactie van de minister op dit punt. Ik wil u uitnodigen om hier later met mijn collega verder over te spreken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Er is hier natuurlijk vaker over visserij gesproken. Ik heb al eerder aangegeven: het is altijd een heftig dilemma waar je voor staat. Vroeger werd al gezegd: de visch wordt duur betaald. Het ging dan om arbeidsomstandigheden en allerlei akelige dingen die op zee konden gebeuren, ook met slechte boten. Nog steeds is het natuurlijk zo dat de vis duur betaald wordt, want er is sprake van een afschuwelijk dilemma. Wij willen duurzaamheid realiseren, wat ook voor de toekomst van de vissers van groot belang is, maar ik kan ook best begrip opbrengen voor de penibele situatie waarin vissers verkeren en voor het feit dat zij zich grote zorgen maken over hun toekomst. Ik ben ook van mening dat, om die toekomst echt veilig te stellen, niet alleen de komende jaren, maar veel langer dan dat, wij een aantal pijnlijke besluiten moeten nemen. Daar zal ook op doorgepakt moeten worden. Als je echt voor een (duurzame) toekomst bent, ook voor de visserij – het zal u niet verbazen dat de fractie van GroenLinks daar voor is – zullen wij nu moeten durven ingrijpen. Als ik alle stukken lees, de reacties zie en de discussies die gevoerd worden, kan het wel eens een hoofdpijndossier worden. Door die migraine kan dan op een aantal zaken onvoldoende worden doorgepakt. Ik zou er vandaag daarom hartstochtelijk voor willen pleiten om echt door te pakken. Een aantal andere fracties heeft dat ook al aangegeven. Als wij dat niet doen, krijgen wij de komende jaren nog veel meer problemen, zowel als het gaat om duurzaamheid, maar zeker ook als het gaat om de toekomst voor de visserij.

Ik zou ook graag willen dat duurzaamheid niet als een soort bedreiging wordt gezien, maar juist als een kans. Het rentmeesterschap kunnen wij natuurlijk niet hooghouden met een verwoeste zeebodem, steeds kleinere visjes of steeds minder visjes. Wie wil nu lege netten? Ik denk dat niemand dat wil. Daarom zullen wij toch een aantal stappen moeten zetten.

Ik wil eerst iets zeggen over het mosselzaad. Je zou bijna kunnen zeggen: ook het zaad wordt duur betaald. Wij begrijpen de problemen daarbij goed, maar wij moeten wel eerlijk zijn. Als het gaat om mosselzaad wordt gezegd «stop de groene leugen». Ik zou dan bijna zeggen: was het maar een groene leugen. Dat is het echter niet. Het is gewoon de waarheid dat wij op deze manier niet door kunnen gaan. De natuurorganisaties worden aangewezen als schuldige voor het opschorten van de vergunningen om op dat mosselzaad te vissen. Dat is natuurlijk wel de wereld op zijn kop. De Raad van State heeft daar een heldere uitspraak over gedaan en dat heeft ook alles te maken met het onvoldoende onderbouwen van de vergunningaanvragen. Anderen hebben het ook al gevraagd: hoe gaat dit nu verder? Het zweeft nu een beetje boven de markt. Is er nu wel of geen duurzame toekomst voor de mosselvissers? Ik zie het zwaar in. Ik vind dat helemaal geen leuk nieuws, ook niet voor de mosselvissers. Er moet daarom snel helderheid komen. Wij kunnen ze namelijk geen visje voorhouden dat eigenlijk niets voorstelt. Ik wil daar toch absolute helderheid over hebben. Misschien kan de minister die vandaag geven. Ik begrijp best de uitspraak van de Raad van State, want die vergunningaanvraag was ook niet al te sterk onderbouwd. Daardoor is die ook met succes aangevochten door de natuurorganisaties. Zelfs de heer Koppejan zal met mij eens zijn dat dat prima past in ons rechtssysteem. Die middelen mag men ook gewoon gebruiken.

De heer Koppejan (CDA): U sprak over de groene leugen en over de waarheid. Wij hebben het over mosselzaadvangst en de activiteiten van de mosselvissers op de Wadden. Waar de mosselvissers, maar ook de CDA-fractie, grote moeite mee hebben – dat verstaan wij onder de leugen – is dat beweerd wordt dat die mosselzaadactiviteiten en het kweken van mosselen schade zouden berokken in het natuurgebied van de Wadden, terwijl daar tot op heden nauwelijks echt gefundeerd wetenschappelijk bewijs voor is. Dat wordt gezien als de leugen. Men wil de activiteiten van de mosselvisser weg hebben van de Wadden, omdat het schade zou opleveren voor natuur en milieu, terwijl dat op geen enkele wijze wetenschappelijk goed aangetoond is. Dat is de leugen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): U leeft in een andere waarheid dan ik. Laat ik het daar maar op houden. Ik heb een vraag gesteld aan de minister. De vergunningverlening is opgeschort en het wordt nu uitgezocht. Ik heb er een zwaar hoofd in dat er nog wel mogelijkheden zijn. Wij zullen het afwachten. Ik wou echter dat het waar was en dat het een groene leugen was. Dat zal echter nog wel blijken.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik heb hier een beetje moeite mee. Zojuist bij het betoog van de heer Koppejan verweet mevrouw Van Gent hem dat hij aan het polariseren was. Ik vind dat zij dat nu ook doet. Zij zet nu heel nadrukkelijk het punt van de groene leugen neer. Ik ben geen woordvoerder LNV, maar ik weet wel dat je een broedende kip niet moet storen. Een en ander is nu gewisseld en de regie ligt bij de minister. Is het dan ook niet beter om dit onderwerp te laten rusten en er vertrouwen in te hebben dat de sector en de ngo’s er met elkaar uit zullen komen?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Er zijn heel wat broedende kippen in Den Haag. Ik hoop dat er geen windeieren uit komen en dat de kip niet zo lang blijft broeden dat wij de vissers iets voorhouden dat misschien niet eerlijk is. Ik wil dat daar snel helderheid over komt. Ik wil met te spreken over de groene leugen geen zout in de wonden wrijven, maar wij moeten in de Tweede Kamer toch ook lastige dingen kunnen bespreken.

De heer Polderman (SP): Mevrouw Van Gent schetst een vrij somber verhaal over de mosselsector. Is zij het niet met mij eens dat dit juist een sector is die als het gaat om duurzaamheid een slag heeft gemaakt? Zij worden niet voor niets de boeren van de zee genoemd. Zij zijn in staat om op een vrij duurzame manier dat mosselzaad op te kweken tot volwassen mosselen. Het zou bijzonder sneu zijn als door vrij vage Europese richtlijnen juist deze meest duurzame vorm van schaaldiervisserij het loodje zou leggen. Deelt u deze mening of zegt u: het is nu eenmaal zo en weg ermee?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): «Vage richtlijnen», dat is natuurlijk een heel subjectief begrip. U vindt die vaag, omdat ze u misschien niet zo goed uitkomen, maar dat is een interpretatie van mij. GroenLinks vindt de richtlijn wel van belang. Als ik een absolute garantie kan krijgen dat de kweek van mossels zeer duurzaam, zonder verdere schade kan plaatsvinden, dan zullen wij daar opnieuw onze mind over opmaken. Op dit moment ga ik mij echter niet distantiëren van een Europese richtlijn. Dat vind ik te prematuur. Daar staan wij dus net iets anders in.

De heer Polderman (SP): Het gaat niet om de richtlijn. Het gaat om de bestrijding van het specifieke habitattype H1110A. Dat is het cruciale punt. Maar misschien hebt u dat gemist.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat heb ik niet gemist. U moet niet zo hatelijk gaan doen als ik een wat andere invalshoek kies. Maar dat is ook politiek, dat begrijp ik ook wel.

Op mijn verzoek is het rapport van het Wereld Natuur Fonds, The Dutch Case: A Network of Marine Protected Areas, vandaag op de agenda geplaatst, waarvoor nogmaals onze dank. De fractie van GroenLinks heeft in dit rapport gewezen op de urgentie en het belang voor toekomstige generaties van zowel natuurliefhebbers als vissers om actief in te zetten op een breed netwerk van beschermde mariene gebieden, welke moeten bijdragen aan het ontstaan van een robuust ecosysteem. Dit rapport, maar bijvoorbeeld ook onderzoeken van de universiteit van Wageningen, leggen in onze ogen een vinger op de zere plek. Het beleid van de minister schiet tekort als het gaat om het beschermen van de natuurwaarden in de Noordzee. Een aantal van mijn collega’s sprak daar ook al over. De minister schrijft in een reactie op dit rapport dat zij de ambitie deelt, maar eventueel nieuw beleid breed wil afwegen. Ondertussen blijft zij echter maar wikken en wegen tot zij een ons weegt en gaat zij niet of onvoldoende over tot actie. Het is nu toch wel tijd om actie te gaan ondernemen. Je kunt niet blijven afwegen. Dan kan het namelijk te laat zijn. In plaats van dat zij de strijd aangaat met de achteruithollende natuurkwaliteit van de Noordzee, is zij de strijd aangegaan met Greenpeace. Maar daar is zij nu klaar mee. Daar wil ik haar mee complimenteren. Men zit nu met elkaar aan tafel, maar de heer Koppejan wrijft het er nog even lekker in. Daarop zou ik willen zeggen: minister, trekt u zich maar niets van de heer Koppejan aan en ga gewoon met Greenpeace en anderen in overleg. Dat lijkt mij heel erg verstandig.

De acties van Greenpeace hebben overigens wel wat losgemaakt. In onze ogen hebben ze ook iets positiefs losgemaakt. Er is nu eindelijk een gesprek op inhoud op gang gekomen. Dat vinden wij een goede zaak. Deze acties zijn levensgevaarlijk en crimineel genoemd, maar ze hebben openlijk plaatsgevonden. Het was duidelijk waar die blokken precies lagen. Het was dan ook niet nodig om daar je netten uit te gooien. Daar moeten wij dan ook niet te overstuur op reageren. Dit soort acties vinden vaak plaats, omdat de politieke actie onvoldoende is. Daar zou ik mij ook niet totaal van willen distantiëren. Het gaat mij echt te ver dat bijvoorbeeld het Wereld Natuur Fonds en de Stichting De Noordzee zich daarvan moeten distantiëren, omdat het CDA anders teleurgesteld is. Dat vind ik echt nergens op slaan. Je hoeft je toch niet van de hele wereld te distantiëren, althans de wereld van het CDA, voordat je weer ergens aan tafel mag komen zitten? Dat lijkt mij een hele rare gang van zaken.

De heer Koppejan (CDA): De kern van de zaak is dat wij hier in dit democratisch gekozen parlement tot besluitvorming komen. Dat het besluiten zijn die u of de heer Polderman niet zinnen, dat is democratie. De meerderheid telt. Als u dan uw gelijk wilt halen via illegale, onrechtmatige, eigenzinnige acties van Greenpeace, bent u de democratie aan het uithollen. Dat stelt mij ten diepste teleur in een partij als GroenLinks.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Wij zijn helemaal niet de democratie aan het uithollen. Als dit soort acties plaatsvinden, moet dat heel publiekelijk gebeuren en daar moet men zich ook voor verantwoorden. Een buitenparlementaire actie vind ik niet altijd verwerpelijk. Ik vind dat dat moet kunnen. Het kan de politiek ook aanzetten tot enige actie, omdat ze op een aantal dingen te sloom reageert. Het is echter niet voor niets dat het CDA een andere partij is dan GroenLinks. Ik zou bijna zeggen: gelukkig maar, want dan valt er wat te kiezen. Ik vind dat een buitenparlementaire actie mogelijk moet kunnen zijn.

De heer Van der Vlies (SGP): Maar het moet niet te gek worden. Wij leven in een rechtsstaat en als er iets gebeurt dat te betwisten valt, dan hebben wij daar onze systemen voor. Het punt waar ik mevrouw Van Gent toch mee wil confronteren is dat de mogelijke risico’s die zijn gelopen met deze actie toch wel uitbundig zijn. Dat is een extra dimensie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik denk dat het wel meevalt met die mogelijke risico’s. Er zijn termen gebruikt als «levensgevaarlijk» en «crimineel». Het was echter heel helder waar die blokken gestort zijn. Dat risico kon dus wel degelijk worden vermeden. Het was wat anders geweest als men die blokken stiekem op diverse plekken had gestort, zonder dat aan te geven. Dan loop je grote risico’s en kan het heel gevaarlijk zijn. Dat moet je wel degelijk van elkaar scheiden. Het is maar net hoe je het wenst te omschrijven. Ik ben het dus niet met de heer Van der Vlies eens.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Het Openbaar Ministerie bepaalt of iets onrechtmatig is, of er gestraft moet worden, of er schadevergoeding betaald moet worden en wat er moet gebeuren. Wij gaan nu een beetje op de plek van het Openbaar Ministerie zitten. Dat vind ik absoluut onjuist. Het is niet aan de Kamerleden om een oordeel op dit punt te geven. Ik ben dan ook van mening dat wij hier gewoon over op moeten houden. Is mevrouw Van Gent niet ook van mening dat het beter is om er de aandacht op te vestigen dat het beter is, de dialoog aan te gaan en om tafel te gaan zitten om te werken aan de doelstellingen en hier een beetje van weg te blijven?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik ben er niet op tegen dat men aan de tafel, aan de keukentafel, gaat zitten. Daar kun je heel nuttige zaken met elkaar bespreken. Ik vind echter dat het zitten om de keukentafel andere zaken niet hoeft uit te sluiten. Het een kan het ander wellicht versterken. Ik ben het wel met mevrouw Jacobi eens dat de rechter zijn werk moet doen als er acties gevoerd worden. Dat hoeft niet per se van mij, maar als er aangifte wordt gedaan, ben ik ook van mening dat het OM zijn werk moet doen. Verder ben ik er niet over begonnen, maar uitte de heer Koppejan zulke teksten, dat ik wel gedwongen was om daarop te reageren. Maar laten wij het nu maar voorlopig afsluiten. Ik ga er echter graag nog eens met de heer Koppejan over in discussie. Wellicht aan een openbare keukentafel. Dat zou wel eens leuk kunnen zijn.

Ik had het over de natuurwaarden in de Noordzee. Het hoeft nog niet te laat te zijn, als wij nu durven in te grijpen en de visserij voor een deel aan banden durven te leggen om erger te voorkomen. Er is dan misschien zelfs zicht op het verbeteren of het herstellen van het ecosysteem. Is de minister bekend met het computermodel van de Universiteit van Wageningen, aan de hand waarvan is berekend dat als 25% tot 40% van de Noordzee tot voor de visserij afgesloten gebied wordt verklaard, de visserij uiteindelijk meer vis zal kunnen gaan vangen doordat visstanden zich in de beschermde gebieden kunnen herstellen? Dat lijkt mij voor iedereen van belang. Zo ja, is de minister dan bereid om deze aanbeveling over te nemen en in ieder geval zo snel mogelijk de gebieden de Doggersbank, de Centrale Oestergronden, de Klaverbank, het Friese Front en delen van de kustzone aan te wijzen tot beschermd gebied en van alle vormen van niet-duurzame visserij af te sluiten? Daarnaast vragen wij van de minister om zo spoedig mogelijk verder onderzoek te doen naar de Gasfonteinen, het Nordkrompgebied, de Bruine Bank en de Nederlandse kant van het gebied de Borkumse Stenen, ten einde ook voor die gebieden snel tot bescherming te komen.

De Natuurbalans 2008 leert ons dat de natuurkwaliteit van de Noordzee is gehalveerd. De fractie van GroenLinks hoopt dat de minister niet alleen de urgentie ziet in deze achteruitgang, maar ook de kansen die in het rapport van het Wereld Natuur Fonds worden beschreven, wil aanpakken en boter bij de vis wil leveren. Kortom, ik wil van de minister weten of zij in gaat zetten op daadwerkelijke duurzame visserij en dat doet door gebieden op de Noordzee te beschermen. Het rode licht brandt namelijk als het gaat om de Noordzee. Maar het lijkt wel of wij nog steeds denken dat wij tussen groen en oranje zitten. Dat is in mijn ogen echter zeker niet het geval. Ik ben er dan ook voor dat er een helder actieprogramma komt, waarin wij afrekenbare doelen vaststellen. Er moet dan wel voldoende budget beschikbaar zijn om deze doelen te behalen, zodat wij echt naar een duurzame Noordzee, in meerdere opzichten, en een duurzame visserij toe kunnen. De fractie van GroenLinks vindt het niet leuk – daar ben ik mee begonnen en daar eindig ik mee – dat wij soms met een moeilijke en harde boodschap naar de vissers toe moeten. Volgens ons kan dat echter niet anders, als wij hen een toekomst willen garanderen.

De heer Van der Vlies (SGP): Mevrouw de voorzitter. Mevrouw Van Gent had het over een harde boodschap. Die boodschap klinkt natuurlijk al een hele tijd en betreft de taakstelling van een duurzame visserij. Daar zijn de achterliggende jaren heel wat discussies over gevoerd. Er zijn heel wat knelpunten naar voren gekomen en heel wat offers gebracht. De transitie naar duurzame visserij is opgepakt door de sector. Dat moet wat mijn fractie betreft, worden gehonoreerd. De inspanning is evident. Collega Polderman had het zojuist over de mosselsector. Het is zonneklaar dat daar die handschoen is opgepakt. Dat kost uiteraard tijd. De sector moet die tijd krijgen. Daar zouden andere actoren in het geheel van onze rechtsstaat ook wat aan gelegen moeten laten liggen. Vandaar dat ik bij de algemene politieke beschouwingen gezegd heb dat bepaalde organisaties wat mij betreft na zouden moeten denken over de morele verplichting om een pas op de plaats te maken. Dat is mij door sommige fracties niet in dank afgenomen, maar ik vind dat oprecht. Natuur en visserijactiviteiten zijn de eeuwen door samen opgetrokken. Als je vindt dat dit geharmonieerd moet worden om de doelstellingen die wij met elkaar formuleren, te kunnen halen en als je ziet dat de sector daar inspanningen voor pleegt – niet vrijblijvend, maar taakstellend – en daarop wordt afgerekend, dan vind ik dat je hen in dat krachtenspel de tijd moet geven om door die transitie heen te komen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): U brengt het hier heel genuanceerd, maar zo ging het niet in het debat. Het was mijn fractie waar u op doelt. U zegt nu dat u vindt dat natuurbeschermingsorganisaties een pas op de plaats moeten maken. In het debat over de Miljoenennota zei u dat ze moeten worden aangepakt. Bent u van mening dat binnen onze democratische rechtsstaat, waarin democratie dus meer is dan alleen maar één keer in de vier jaar bepaalde partijen kiezen, de mogelijkheid moet bestaan dat onafhankelijke organisaties kijken of het ene democratisch genomen besluit wel overeenkomt met een ander democratisch genomen besluit? Dat is wat deze organisaties doen. Ik vind dat heel erg waardevol binnen ons systeem. Ik vraag mij af op wie u dat morele appel doet. Mag het niet meer zo zijn dat besluiten naast elkaar worden gelegd en dat de rechter daar een oordeel over uitspreekt?

De heer Van der Vlies (SGP): Ik heb zojuist niet voor niets en heel bewust en overtuigd in mijn redenering ingebouwd dat wij in een rechtsstaat leven, waarin eenieder, ook de organisaties waar u het over hebt en die ik met name heb genoemd in het debat, hun recht kunnen vragen en kunnen laten beoordelen. Dat is heel duidelijk. Neem de mosselzaadvisserij. De voorjaarsvergunning is afgelopen en de najaarsvergunning staat ter discussie. De bodemprocedure van 2006 loopt nog. Wat is dat voor een ambiance om in die sector ondernemer te zijn? Dat lukt van geen kant, want daar is onzekerheid troef. Daar moeten wij iets aan doen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben het met u eens dat dat geen goede ambiance is om ondernemer in te zijn. Maar wiens schuld is dat? Dat is toch het gevolg van falend beleid van de parlementariërs die hier al dan niet zelf aan tafel zitten – hun partijen zitten hier in ieder geval wel – en die de boel maar hebben laten gaan? Er is in 2005 al aan minister Veerman gevraagd of hij de mosselvisserijsector niet een verkeerd signaal gaf door te doen alsof die activiteiten mogelijk blijven. Is dat geen valse zekerheid die wordt gegeven? Dan zegt u nu dat het moeilijk is geworden en vraagt u van natuurbeschermingsorganisaties om af te zien van hun recht om naar de rechter te stappen. Ik vind dat echt een parlementariër onwaardig, mijnheer Van der Vlies.

De heer Van der Vlies (SGP): Mevrouw Ouwehand, ik beroep mij daar niet op, maar ik heb het wel allemaal meegemaakt. Ik herinner mij nog heel goed de discussie over de mechanische kokkelvisserij. Moest die nu toegestaan worden of moest die verboden worden? Het is gegaan, zoals het gegaan is. Er was een politiek commitment over het Wad en over de gasboringen. Dat heeft er allemaal mee te maken. Er is toen een politieke deal gesloten. In die deal zou de mechanische kokkelvisserij uitgekocht worden en zou de mosselsector in de benen blijven. Wij stonden toen Kamerbreed achter de deal, ook linkse partijen en groene partijen. Dat was het commitment van dat moment. Daarin is geïnvesteerd. Daar voel ik mij moreel aan verplicht. Zo zit ik hier als parlementariër, met het morele besef dat als je een sector stimuleert om zich te ontwikkelen tot een duurzame sector, je niet een paar jaar later weer dingen onmogelijk kunt gaan maken. Als de mosselvisserij namelijk geen reële kansen krijgt – hier en daar wordt wat opgeraapt, dat weet ik, want ik ken de sector – kan de sector niet voluit investeren. Dat perspectief zou er, zeker gedurende de transitie en in afwachting van het PRODUS-onderzoek, moeten blijven. Als wij dat perspectief niet kunnen bieden, gaat die sector om zeep. U kunt hier allemaal mooie verhalen houden en zeggen dat de sector moet inkrimpen, maar wel moet overleven, maar dan moet u ook de andere kant belichten. Dat doe ik hier met grote klem. De mosselsector heeft daar recht op, want daar heeft zij juist zichtbaar in geïnvesteerd. Zo zit ik hier als parlementariër. Ik zit hier echt niet ontregeld. U zegt dat het een parlementariër onwaardig is. Dat is niet juist, want als wij hier een toezegging doen, moeten wij daarvoor staan en dan moeten wij daar niet op terug willen komen. Ik zal u dat niet persoonlijk verwijten, want u was destijds nog niet in het parlement vertegenwoordigd. Dat verwijt ik u ook niet, maar zo is het wel gegaan en die historie wil ik trouw blijven.

Voorzitter. Ik heb al vaker een beroep gedaan op de minister om zich daar krachtig voor in te zetten. Ik heb er kennis van genomen dat dat ook gebeurt. Dat moet echter aanhoudend zo blijven. Het gaat nu om een antwoord op het vonnis van de Raad van State en duidelijkheid over de definiëring van habitattype H1110A. Het profielendocument dat daar nu bij is gelegd, heeft een definiëring die, als ik goed ben geïnformeerd, toch weer allerlei aangrijpingspunten biedt waar wetenschappelijk gesproken geen volstrekte eenduidigheid over kan bestaan. Neem het begrip «ongestoordheid». Ik zie de procedures al weer op mij afkomen. Dat is namelijk altijd te bevragen en dat is ook de kritiek van de commissie-Dijkhuizen hierop. Ik vraag de minister daarop te reageren.

Er is fundamentele kritiek op de PRODUS-review en er zijn marges van onzekerheid. Bewijzen van geen effect kunnen, ondanks onderzoeksinspanningen, altijd in twijfel worden getrokken. De commissie stelt voor, te zoeken naar een mechanisme dat voorkomt dat er eindeloos bezwaren gemaakt kunnen blijven worden. Ik zou graag zien dat de minister toezegt dat zij het daar naar vermogen heen brengt. Het gaat niet alleen om de mosselvisserij, maar ook om het ecosysteem van het Wad zelf, de getijdendynamiek, de stromingen, de zeespiegelstijging. Al die dingen werken daarin door. Dat maakt de zaak complex, ik erken dat. Daarom moet de zaak niet eenzijdig worden afgewenteld op een sector die wij een jaar of wat geleden nog hebben toegezegd dat zij door kan.

Verleden jaar of in het voorjaar, dat weet ik niet meer precies, hebben wij afgesproken dat er een nulmeting zou komen voor de financieel-economische waarde van de mosselsector. Die zou in september gereed zijn, maar ik heb die nog niet gezien. Komt die nulmeting er al wel aan?

Wat betreft de grootschalige MZI’s voeg ik mij bij hetgeen de heer Koppejan heeft gezegd. Ik vond zijn pleidooi het mijne en ik ga dat dan ook niet nog een keer formuleren.

Dan de beleidsontwikkeling omtrent de beschermde gebieden op de Noordzee. Die moet er komen, gezien de Vogel- en Habitatrichtlijn. De habitattypes H1110 en H1170 moeten helder en gezaghebbend worden geformuleerd. Wij moeten niet opnieuw toestanden krijgen, zoals die er waren bij het Wad. Heldere types zijn daarom geboden. Daar dient de minister werk van te maken. De komende maanden zal gekeken worden naar de gevolgen van mogelijke beschermende maatregelen voor bestaande activiteiten, zoals de visserij in deze gebieden. Nattevingerwerk moet worden voorkomen. De minister zou zich wat ons betreft flexibel moeten opstellen ten aanzien van de begrenzing en de beschermende maatregelen, ook na de aanmelding in Brussel. Wil zij dat toezeggen? Het gaat er wat ons betreft niet om, gebieden op slot te gooien. Er moet sprake zijn van effectiviteit en synergie. Het gaat om een win-winsituatie. Visserij en natuur hoeven elkaar niet te bijten. Dat is een ander uitgangspunt, dat mijn fractie overtuigd heeft, lettende op de geschiedenis. De mariene natuur moet beschermd worden op die plaatsen waar dat het hardst nodig is en waar zicht is op duidelijke verbetering of behoud van natuurwaarden. Je moet het ergens voor doen! Verder moet rekening gehouden blijven worden met nieuwe typen visserij, nieuwe technieken enzovoorts. In Duitsland lijkt er een deal te zijn gesloten tussen de visserijsector, natuurorganisaties en wetenschappers. Als ik goed ben geïnformeerd, kan de overheid nu uit bepaalde scenario’s kiezen. Soortgelijk overleg voor beschermde gebieden in de Nederlandse wateren zou via het gesloten convenant tussen de kottersector en ngo’s perspectief kunnen bieden. Hoe staat de minister hier tegenover?

Een belangrijk aspect dat niet vergeten mag worden, is de vraag welke voordelen de bescherming van bepaalde gebieden kan opleveren voor de visstand en de visserij. Dat aspect moet ook worden meegenomen in de overwegingen. Daarvoor is onderzoek nodig. Is de minister bereid om dat te intensiveren?

Over de brandstofproblematiek voor de kottervisserij hebben wij verleden week gesproken. Die problematiek is afgelopen weekend in Brussel aan de orde geweest. Zijn er nog nadere mededelingen over te doen? Wat is de inzet van de Europese Commissie en wat is de mate van bereidheid van de lidstaten om hun steentje bij te dragen?

Wat betreft Greenpeace heb ik al duidelijk gemaakt hoe het wat mij betreft zou moeten gaan. Ik vind dat Greenpeace een moreel punt zou scoren als die granietblokken zouden worden opgeruimd. Die bereidheid hebben zij uitgesproken. Laten zij dat dan ook gewoon doen! Dat is een gezaghebbend gebaar.

De heer Graus (PVV): Voorzitter. Ik wil eerst iets zeggen over de brief over de mosselzaadinvanginstallaties. Die hebben wij gisteren pas ontvangen. Sommige fracties, waaronder de SGP en mijn fractie, zijn net te groot voor een servet en te klein voor een tafellaken. Wij moeten in meerdere commissies zitten. Die brieven moeten eerder komen. Ik heb dit vaker gevraagd. Er is een batterij aan ambtenaren. Het is echt «Haagse» traagheid. Het was al heel lang bekend en dan vind ik het best asociaal dat ik pas een dag voor een belangrijk AO als dit een brief krijg. Zo kan ik niet goed wederhoor plegen bij de mensen die erbij betrokken zijn. Dat is een kwalijke zaak, want ik doe dat graag persoonlijk en niet alleen via de telefoon. Ik wil mijn taak als volksvertegenwoordiger serieus aanpakken, maar ik krijg de kans niet, omdat het ministerie altijd te laat met brieven komt.

Ik maak ook bezwaar tegen het feit dat mijn collega Van der Vlies zojuist «parlementair onwaardig» is genoemd. Mevrouw Wiegman vervangt hier de heer Cramer, die nu een plenair debat voert, maar de heer Van der Vlies moet straks nog naar de plenaire zaal. Hij voert twee debatten op één dag. Zijn partij heeft maar twee zetels en hij neemt aan bijna alle vergaderingen deel. Het is niet netjes. Wij moeten allemaal respect hebben voor iemand die hier al zo veel jaar zit. Wij moeten leren van zijn ervaring. Je hoeft het politiek niet met hem eens te zijn, maar parlementair onwaardig, dat mag je van iedereen zeggen, maar niet van de heer Van der Vlies.

De voorzitter: Mevrouw Ouwehand wil even iets uitleggen. Dat mag, maar wel graag in twee zinnen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het is een belangrijke discussie geworden. Wat ik bedoel met «parlementair onwaardig», is dat ik wel begrijp dat als de heer Van der Vlies een aantal jaar geleden heeft gekozen voor deze aanpak – de kokkelvisserij een halt toeroepen en investeren in de mosselvisserij – hij ook graag wil dat dit beleid wordt uitgevoerd. Wij kennen in onze democratische rechtsstaat echter een scheiding der machten. Als het parlement beslissingen neemt waar het volledig achter staat, maar die uiteindelijk toch in de uitvoering, de ambities, het tempo of op welke grond dan ook niet stroken met verplichtingen die eerdere parlementen zijn aangegaan, dan moet het de derde macht, de rechterlijke macht, gewoon ongemoeid laten. Als hij een appel doet op maatschappelijke organisaties om geen gebruik te maken van dat recht, dan zet hij ze bij voorbaat al een beetje in de hoek alsof ze iets verkeerd zouden doen.

De voorzitter: Mevrouw Ouwehand, ik maak hier echt bezwaar tegen! U gaat nu echt weer inhoudelijk in op de heer Van der Vlies en niet op de reactie van de heer Graus, anders moet ik ook weer de heer Van der Vlies het woord geven om te reageren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Mij is gevraagd waarom ik deze woorden heb gebruikt en ik hecht eraan om dat uit te leggen, zeker omdat de heer Graus daar ook over begint.

De voorzitter: Nee, mevrouw Ouwehand!

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Nee, voorzitter, er is een aantal woorden voor nodig om dit uit te leggen!

De voorzitter: U legt niets uit, mevrouw Ouwehand! U legt het uit op een wijze waarmee ik niet akkoord ga! Ik geef nu het woord aan de heer Graus.

De heer Graus (PVV): De PVV zal blijven vechten als een leeuw voor onze vissers en mosselmannen. Ik zal mij namens mijn fractie ook blijven verzetten tegen het groene front, waarvan ook Eurocommissaris Dimas een belangrijk deel begint uit te maken, want «Brussel» gaat zich bemoeien met eeuwenoude en goed door de vissers onderhouden gebieden, en zelfs met gebieden die buiten Natura 2000 vallen. Dat is natuurlijk een kwalijke zaak. Het wordt echt steeds gekker.

De bemoeienis van «Brussel» met onze natuur- en visgebieden heeft wel degelijk economische gevolgen. Dat wordt ontkend, maar het is wel zo. Mosselschepen liggen aan de kade en vissers en hun gezinnen staat het water echt aan de lippen. Ik heb veel gezinnen persoonlijk bezocht en voel mij echt persoonlijk bij hen betrokken. Ik zie het leed van die mensen en dan moet er niet worden gezegd dat het geen economische gevolgen heeft. De mosselsector is gewoon letterlijk naar de kloten aan het gaan, als ik het zo mag zeggen. Het is echt ontzettend schandalig. De PVV laat dat in ieder geval niet gebeuren.

De minister is wel met iets bezig, waarvoor hulde. Het kan niet ontkend worden dat zij het oppakt, maar wel allemaal op de langere termijn, terwijl er eigenlijk wat op korte termijn moet gebeuren. Er wordt te veel gepraat in «Haagse» theekransjes met mensen die onze cultuur, traditie en economie om zeep willen helpen. Met hen moet de minister niet praten. Zij moet luisteren naar de Tweede Kamer, want linkse klaplopers worden ook in de Kamer vertegenwoordigd. Zij moet via de Kamer naar hen luisteren en geen «Haagse» kransjes houden met groene klaplopers, want dat maakt ons overbodig. Dat schiet allemaal niet op. Ik vraag de minister nogmaals om de motie-Graus uit te voeren en zo de mosselsector nog vóór 2009 te steunen.

Ik stel nog twee vragen over het profielendocument, H1110A. Ik zie nog steeds grote juridische risico’s in dit document. Sterker nog, ik acht de kans groot dat de mosselsector door de beschrijving in het document nog verder de afgrond in wordt geholpen. Is de minister bereid het profielendocument aan een audit te onderwerpen? Misschien kan zij daar professor doctor Zwaluw bij betrekken. Dat zou helemaal niet zo verkeerd zijn.

Mijn tweede vraag betreft de mosselzaadinvanginstallaties of MZI’s. Zij zijn hét middel op weg naar minder afhankelijkheid van de visserij op de bodem. Dat is een feit. De evaluatie van IMARES uit 2007, die veel geld heeft gekost, heeft geleid tot de conclusie dat een stapsgewijze opschaling mogelijk is. Dit is allemaal bekostigd door de belastingbetaler en door de minister in werking gezet. Het schijnt dat IMARES in de Waddenzee ruimte ziet voor 660 ha – dat is heel wat anders dan de «Haagse» 160 ha – waarvan 500 ha in vrije geulen en 160 ha boven de percelen, en voor de Oosterschelde nog eens 200 ha. Waarom schrijft de minister dat zij bereid is om meer ruimte voor de percelen te overwegen als daarvoor draagvlak is bij derden? Zo maakt zij de mosselmannen, die het al zo moeilijk hebben, weer afhankelijk van derden. Zij zijn al zo afhankelijk van groene klaplopers en natuur- en milieupanikisten en nu maakt zij hen nog afhankelijker van derden. Waarom doet zij dat? Zij draagt de mosselsector toch ook een warm hart toe? Geef elke mosselkweker nog dit jaar, en dus niet pas in 2009 of 2010, de kans om in ieder geval een start te maken, want zij willen graag. Beloon mensen die zelf graag willen en willen investeren. De regering subsidieert alles. Zij subsidieert mensen die het gewoon erbij laten zitten, terwijl het bedrijfsleven het graag wil oppakken. Deze mensen willen graag. Geef ze die mogelijkheid gewoon. Laat welwillende mensen hun werk doen. Stap af van de «Haagse» gulheid van 160 ha en geef ze die «Limburgse» – Limburgers zijn gullig – 860 ha.

Ik maak ten slotte een opmerking voor de heer Koppejan. Hij is één van mijn medestrijders geweest voor de mosselmannen, maar het CDA moet het woord «democratie» voorlopig maar niet gebruiken, want het heeft gister onze democratie een doodsteek gegeven. De minister is er getuige van geweest. Daarom verzoek ik het CDA – misschien dien ik er ooit een motie voor in – om de D in zijn naam te veranderen in «Draaikont».

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik ben blij dat er zo veel belangstelling is voor dit onderwerp. De hele Kamer is aanwezig, uitgezonderd mevrouw Verdonk en de D66-fractie.

De gevolgen van het beleid van de minister zijn duidelijk voor wie hier het rondje van de Kamer beluistert. Wij ruziën en er is gedoe over wie naar de rechter mag en wie gelijk heeft. Dat is het gevolg, minister, van het feit dat u weigert uw verantwoordelijkheid te nemen en knopen door te hakken. Die keuzen kunnen pijnlijk en op korte termijn misschien lastig uit te leggen zijn, maar ze kunnen op lange termijn – als regeren vooruitzien is – veel waardevols opleveren. Maakt u die keuzen niet, dan blijven wij hangen in gehakketak waarmee uiteindelijk niemand iets opschiet.

Ik kom nog even terug op het punt «parlementariër onwaardig». Ik bedoel daarmee dat wij de scheiding van machten serieus moeten nemen en dat wij ons als parlementariërs, als wetgevende macht, volledig moeten openstellen voor de rechterlijke toets. Als wij verkeerde beslissingen nemen, dan moeten wij daarvan de consequenties dragen. Ik zou de rechterlijke macht op geen enkele wijze de mond willen snoeren. Dat is een persoonlijke mening waarvan ik hoop dat vele collega’s die delen. Ik begrijp dat het CDA spelletjes probeert te spelen, maar ik hoop dat de SGP dat niet doet. En ik begrijp ook heel goed dat het CDA ermee wegkomt; het heeft een gezagsgetrouwe achterban. Ik hoor naast mij al geïrriteerde geluiden van de heer Koppejan, maar ik hecht er toch aan om er een punt van te maken. De heer Koppejan zegt: mensen kiezen partijen, dus zij zullen wel weten wat goed is voor het land. Ik daag het CDA uit om in zijn uitingen en partijprogramma’s eerlijk te zeggen wat het nu eigenlijk bedoelt. De heer Koppejan spreekt over rentmeesterschap en zegt dat wij goed omgaan met de natuur, maar wat hij bedoelt, is dat hij de economische belangen altijd voorrang zal geven en dat de natuur pas aan bod komt als er verder echt niets anders meer te doen is. Ik ben benieuwd hoeveel mensen dan nog CDA stemmen. Zo eerlijk is de heer Koppejan niet, dus die groene leugen waarover hij steeds spreekt, kan net zo goed van toepassing zijn op de vlag van het CDA.

Ik kom te spreken over de beschermde gebieden van de Noordzee. Het doet mij deugd dat een Kamermeerderheid de minister hier oproept om vaart te maken; aan de slag met die handel! Wij hebben eerder al een debat gevoerd over het beleidsprogramma Biodiversiteit. De minister schrijft over de bescherming van de mariene gebieden: «Bedreiging van mariene biodiversiteit en uitputting van natuurlijke hulpbronnen zijn (...) in het kader van de achteruitgang van de algehele biodiversiteit (...) nog urgenter en complexer dan op het land. Een extra impuls is hier de komende jaren nodig om duurzaam beheer en bescherming te bevorderen». Zij schrijft verder: «In vergelijking met het land zijn er weinig als beschermd aangewezen en beheerde mariene gebieden. Internationaal is inmiddels erkend dat hier een inhaalslag nodig is. Het kabinet wil hier vanuit Nederland actief aan bijdragen». Minister, ga dan ook eens aan de slag!

Wij hebben een debat gevoerd over dit beleidsprogramma. De IUCN heeft gezegd: het is wel een leuk programma, maar zij bevat geen concrete doelstellingen en onvoldoende financiële middelen. Ik heb een motie ingediend waarin de minister wordt gevraagd om boter bij de vis te doen en de uitwerking van dat biodiversiteitsprogramma handen en voeten te geven. Die motie is aangenomen. Hoe staat het met de uitvoering ervan? Heeft de minister specifieke aandacht voor een concrete uitwerking van een actieprogramma voor de daadwerkelijke bescherming van de Noordzee, met afrekenbare deadlines en doelstellingen en een helder budget? Kortom, waar mogen wij deze minister op afrekenen?

Het is niet voor niets dat de nood zo hoog is. Als er nog tijd was voor gemoedelijke keukentafeloverlegjes en gesprekken met elkaar, dan is dat prima. In dat geval is mijn fractie ook voor. Dat kan echter niet meer. Het is vijf voor twaalf, misschien al wel vijf over twaalf. Als wij continu weigeren om de belangen van de natuur centraal te stellen en eindelijk eens te beschermen wat waardevol is en wat wij niet zomaar terugkrijgen, dan voeren wij dit soort overlegjes tot er helemaal niets meer over is. Daar zou mijn fractie niet voor zijn. Ik mag inmiddels veronderstellen dat dit geen geheim is. Het gaat niet goed met de natuur in de Noordzee. Dus aan de slag, minister!

Ik ben wel een beetje teleurgesteld dat de minister in de media stoerder doet dan haar acties rechtvaardigen. Nu is zij een CDA-minister. Ik begrijp dus wel dat het zo gaat. Zij zegt: ik ben aan de slag met beschermde gebieden en verduurzaming van de visserij. Maar zij zegt er niet eerlijk bij dat het erg minimaal is. Wanneer zijn de Doggersbank, het Friese Front en de Klaverbank echt beschermd en wat mogen wij van het beschermingsniveau verwachten? Kan zij eindelijk toezeggen dat zij gaat vooropstellen dat dit natuurgebieden zijn – dus gewoon hard aangeven en geen misverstand erover – en dat er in beginsel geen ruimte is voor andere activiteiten? Wanneer gaat zijn aan de slag met de gebieden die zijn genoemd in het rapport van Alterra uit 2005?

Ik wil graag meer duidelijkheid over de visie van de minister op het coherente netwerk van beschermde gebieden op zee. Wat bedoelt zij daar precies mee? Waar mogen wij haar op afrekenen en wanneer gaat zij aan de slag?

Wat mijn fractie iedere keer weer verbaast en teleurstelt, is dat de minister weigert om haar verantwoordelijkheid te nemen en maar blijft doormodderen met maatschappelijke convenanten. Die zijn boterzacht. Ik wijs onder meer op het castratieverbod en dierwaardig vervoer. De minister moet gewoon haar verantwoordelijkheid nemen en regels stellen. Daar is zij voor aangenomen. Het is volgens mij een prachtige baan.

Mijn vermoeden wordt bevestigd door het Maatschappelijk Convenant Noordzeevisserij. De gedachte dat in 2012 de gehele kottersector volledig MSC-gecertificeerd moet zijn, is aardig, maar welke garanties krijgen wij dat dit daadwerkelijk gebeurt? De huidige inspanningsverplichting is boterzacht. Ik wil resultaatverplichtingen zien: niet vrijblijvend, maar met duidelijke consequenties en een duidelijk pad naar dit doel.

Gisteren hebben wij een presentatie gehad van Stichting De Noordzee, waarbij iemand van IMARES over verduurzaming heeft gezegd: wij moeten af van de boomkorvisserij en de pulskor helpt ook niets; neem dus nu die beslissing, want anders wordt het niets. Wat is de reactie van minister hierop?

Ik vraag de minister om een helder traject voor het convenant, want als zij er toch mee doorgaat, moet zij dat doen met een tijdpad en een budget. Hoe wil zij komen tot een daadwerkelijk duurzame en toekomstbestendige kokkelsector?

De minister zegt dat zij in het kader van dierenwelzijn en natuur en milieu voorstander is van integrale duurzaamheid. Ik ga ervan uit dat zij dat ook wil voor de visserij. Ik wil daar duidelijkheid over, want ik maak mij er zorgen over. Als ik haar vraag naar het dierenwelzijn bij de transport van paling die in Ierland is gevangen met behulp van lijnen en haken, waarbij die dieren met haak en al levend naar Nederland worden getransporteerd, dan zegt zij: ik vind het prima, want het is een duurzame, selectieve manier van vissen. Dat is echter niet hetzelfde. Bij integrale duurzaamheid wordt rekening gehouden met al die factoren. Wil zij toezeggen dat dierenwelzijn een volwaardig onderdeel wordt van de duurzaamheidscriteria voor de visserij?

Mijn volgende punt betreft het handhavingsarrangement motorvermogen vissersvaartuigen. Dit lijkt onbeduidend, maar het is relevant, omdat juist dit laat zien wat er gebeurt als de minister wegloopt voor haar taken. Zij geeft toe dat de kottervissers de regels niet naleven. Ik heb de zelfbenoemde braven, die stellen dat wij ons in ons land vooral aan regels moeten houden, hier niet over gehoord. Ik vraag de minister, maar ook de andere partijen, waarom een sector die de regels niet naleeft, de vrijheid krijgt om zelf maar aan de slag te gaan met het oplossen van de problemen. Wij hangen toch ook geen advertenties op waarin wij zeggen: beste fietsendieven, als u van plan was een fiets te stelen, doet u dan liever niet, al sturen wij geen politieagent meer op u af? Als regels niet worden nageleefd, dan is dat een brevet van onvermogen. Wij moeten de sector in dat geval zeker niet de kans geven om dat zelf te doen.

Over de mosselsector is al uitvoerig gedebatteerd. Het is geen geheim dat mijn fractie het voorzorgsprincipe hoog in het vaandel heeft staan. Als niet onomstotelijk kan worden aangetoond dat een activiteit geen schade toebrengt, dan moet de Waddenzee een natuurgebied blijven en geen particulier viswater worden. Tussen mijn fractie en andere fracties bestaat verschil van mening over de bewijslast. Zij willen graag eerst bewezen hebben dat er schade ontstaat. Mijn fractie ziet het liever andersom: zo lang niet onomstotelijk kan worden aangetoond dat het geen problemen geeft, moet de natuurwaarde centraal worden gesteld. Welke risico’s wil de minister lopen? Zij lijkt het PRODUS-onderzoek niet te willen afwachten en kondigt aan dat zij gewoon weer aan de slag gaat met de najaarsvergunningen. Hoe kan het dat zij denkt te kunnen vaststellen dat het zal gaan om mosselbanken die de winter toch niet overleven? Dat vormt toch een onderdeel van het PRODUS-onderzoek? Als de minister zorgvuldig wil zijn, dan moet zij dat afwachten, tenzij zij alle wijsheid in pacht heeft en met rapportages kan komen die dit onderbouwen. Mijn fractie gelooft daar niet zo in. Laten wij het aankomen op een nieuw gezichtsverlies van de minister bij de Raad van State en een nieuwe ronde zwartepieten in de richting van de natuurbeschermingsorganisaties die zo’n eventuele vergunning gaan aanvechten? Of durven wij nu gewoon de knoop door te hakken en de sector de helderheid te geven waarop hij recht heeft?

Voorzitter: Van Gent

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Voorzitter. Ik herhaal de opmerking die ik vorige week namens mijn fractie heb gemaakt over de acties van Greenpeace. Zulke acties zijn illegaal en niet democratisch. Ik neem daar afstand van. Er kleven ook grote risico’s aan voor de visserijsector en ik hoop van ganser harte dat de granietblokken worden opgeruimd.

Mevrouw Jacobi (PvdA): U bent van «groen rechts». Ik hoor u niets zeggen over de noodzaak om over te gaan tot aanwijzing van de gebieden. Hoe denkt u daarover?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Ik kom straks te spreken over de aanwijzing van de gebieden.

Ik spreek nu eerst over de moties en de mosselzaadvisserij. Ik ben erg benieuwd hoe het staat met de motie die ik samen met de heer Koppejan heb ingediend over de nulmeting van de mosselsector. De heer Van der Vlies heeft daar ook naar gevraagd. Het wordt tijd dat daarover duidelijkheid komt.

In de mosselsector gaat het om de grote spilfunctie van habitattype 1110A en de Waddenzee. Ik maak mij zorgen. De minister schrijft in haar brieven van juni dat daarnaar onderzoek wordt uitgevoerd, maar daar blijft het dan ook bij. Ik vraag mij af of het juist is om het te zoeken in de omschrijvingen. Komen wij zo niet weer in een juridische impasse terecht? Als ik zie wat Europa van ons vraagt in het kader van de omschrijving van habitattype 1110A, dan gaan wij een zeer moeizaam traject tegemoet. De heer Smaal van IMARES concludeert terecht dat de Waddenzee en dit habitattype een grote dynamiek hebben. In de Habitatrichtlijn worden statische criteria gehanteerd, terwijl wij te maken hebben met een dynamisch systeem. De vraag is of zo’n systeem wel tot zijn recht komt in zo’n statische beschrijving met doelen. Ik betwijfel dus of wij op de goede weg zijn. Wat stelt Nederland daar als antwoord tegenover? Moet niet opnieuw gekeken worden naar een audit van dat habitattype? Wil de minister met haar Europese collega’s en de Eurocommissaris bezien of dit habitattype in de juiste vorm is neergelegd?

Ik kom te spreken over de mozzelzaadinvanginstallaties. In de brief van de minister staat dat IMARES aangeeft dat er ruimte is voor 660 ha. De minister gaat echter maar zo’n 160 ha aanwijzen. Als de minister zegt dat uit een discussie met enkele organisaties moet blijken of er meer draagvlak is, dan zeg ik: het moet niet gekker worden. Een onderzoeksbureau geeft aan dat er meer ruimte is. Waarom moet dit traject dan zo worden ingezet? Wil de minister meer ruimte geven en zelf de regie nemen?

Mijn volgende punt is het Maatschappelijk Convenant Noordzeevisserij. Alle lof voor het feit dat het Wereld Natuur Fonds en Stichting De Noordzee met de visserijsector tot een convenant zijn gekomen waarin een aantal thema’s is afgesproken. Een van de belangrijkste punten is natuurlijk de aanpak van de beschermde gebieden op de Noordzee. Wanneer vindt die aanwijzing nu daadwerkelijk plaats? Klopt het dat de minister eerst van plan was om gebieden snel aan te wijzen, maar dat dit nu pas op 1 januari 2010 gebeurt omdat zaken nu weer worden doorgeschoven?

Er is nu een aantal gebieden gelokaliseerd. De convenantpartners zouden zich gezamenlijk moeten afvragen of geen robuustere aanwijzing gewenst is, waarbij mogelijk zelfs nog iets wordt toegestaan in de gebieden, zij het wel in relatie tot het beheerplan dat nog moet worden gemaakt. Gebieden daarbuiten zouden in dat geval volledig voor de visserij kunnen worden vrijgegeven. Ik roep de minister ertoe op, nog eens te bezien of een robuustere aanwijzing meer mogelijkheden biedt voor zowel de visserij als de natuur. Bovendien wijzen niet alleen Nederland, maar ook andere landen gebieden aan. Welke afstemming vindt plaats en vindt de juiste afstemming plaats?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik proef een beetje dat u de natuurbescherming die «Europa» ons oplegt met de Vogel- en Habitatrichtlijn niet nauwgezet wilt volgen, want u stelt voor dat wij activiteiten kunnen toestaan in die beschermde gebieden. Geeft u daarmee niet opnieuw verkeerde signalen af aan de samenleving, waarover de Raad van State dan weer een uitspraak moet doen?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD): Dat zeg ik heel duidelijk niet. Ik vraag, ook in de richting van de convenantpartners, of het niet wenselijk is om robuustere gebieden aan te wijzen. Gelet op het beheerplan, waarin staat wat er beschermd zou moeten worden, zou een aantal zaken wel mogelijk zijn. Ik zie de heer Polderman instemmend knikken. Ik vraag de minister en ook de convenantpartners of zij bereid zijn om daar nog eens naar te kijken, want hierin ligt voor beide wellicht winst.

Lukt het de minister om het Aalherstelplan op 1 januari 2009 aan «Europa» aan te bieden? Een aantal mensen van de beroepsvisserij van de benedenrivieren heeft al gezegd dat dit opgeschoven moet worden. Er blijken toch wat problemen te zijn. Zou het niet goed zijn als daar nog eens, op indicatie van de minister en wellicht van de Kamer, een deskundige naar kijkt, zodat er meer helderheid komt? Er is nu wat discussie over wie wel en wie niet.

Ik sluit mij aan bij de opmerking van mevrouw Ouwehand over het motorvermogen. Zij slaat de spijker op de kop. Het is juist dat de sectoren daarop mogen worden aangesproken.

Voorzitter: Snijder-Hazelhoff

De voorzitter: Ik laat geen interrupties toe tijdens de beantwoording van de minister. Ik ga ervan uit dat de minister ongeveer drie kwartier nodig heeft. Daarna hebben wij nog tijd voor een hele korte tweede termijn voor de Kamer.

Antwoord van de minister

Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn.

Een van de afgevaardigden vroeg zich af wat ik, luisterend naar de inbreng en de onderlinge discussies van de leden, zou denken. Ik dacht en denk dat vis en visserij emotie en beleving is. Ook natuur is beleving en emotie. En als je die twee terreinen met elkaar verbindt, dan heb je veel emotie, beleving en dynamiek. Dit brengt voor alle betrokkenen een grote verantwoordelijkheid met zich mee, want visserij hoort al eeuwenlang in de Nederlandse traditie. Natuur hoort ook in de Nederlandse traditie. Die moeten wij waar nodig beschermen. Wij mogen ervan genieten waar dat kan, maar wij kunnen die verantwoordelijkheid niet zomaar opzij schuiven. Zij geldt niet alleen de overheid en kan niet simpelweg worden afgedwongen met regels, vergunningen of de gang naar de rechter. Zij is een handelingsverantwoordelijkheid voor alle betrokkenen. De visserijsector en allen die daarmee te maken hebben, moeten zich iets gelegen laten liggen aan de kwaliteit en de conditie van de natuur. Natuurbeschermingsorganisaties, de Tweede Kamer en anderen die zich betrokken weten bij de natuur, moeten zich iets gelegen laten liggen aan de visserij.

Ik mag verantwoordelijk zijn voor deze mooie terreinen. De vraag is: waar staan wij nu en hoe doen wij dat nu? In de inbreng van verschillende leden heb ik de roep om verduurzaming gehoord. Dat past volstrekt in mijn lijn. Ik wil werken aan verduurzaming door innovatie. De Kamer weet dat. In het kader van het Europees Visserijfonds, een Europees visserijactieprogramma, is daarvoor voor de komende jaren, inclusief cofinanciering, 140 mln. uitgetrokken. Er is nog een lange weg te gaan, maar er zijn mogelijkheden, zo hoor ik ook uit de Kamer.

Maatwerk is daarbij cruciaal. Als wij willen dat de visserij verduurzaamt, dan moeten wij ervoor zorgen dat zij kan overleven. Als wij willen dat de visserijsector over 25 jaar nog kan vissen, dan moeten wij zorgen voor een duurzaam visstandbeheer en waar nodig ook voor herstel daarvan. Daarvoor zijn ook natuurbeheer en -herstel, en dus natuurbescherming, nodig. Ik begrijp het ongeduld van de Kamer. Ik voel dit zelf ook, maar het is vele malen complexer dan ik hier soms in alle ongenuanceerd hoor. Dat is wat ik dacht toen ik de Kamer beluisterde. Ik wil net als de Kamer stappen zetten in het belang van alle elementen die ik zojuist heb genoemd, want dat is rentmeesterschap, en in goed rentmeesterschap gaan ecologie en economie hand in hand, tot in lengte van jaren.

De volgende complexiteit is de bescherming. Mevrouw Wiegman maakte daarover een buitengewoon zinnige opmerking. Zij zei: wij zien niet altijd wat er onder water gebeurt. De vraag is dus: wat wil je beschermen in een bepaald gebied? In dat geval moet je eerst weten wat er in een gebied zit. Vervolgens is de vraag: hoe wil je dat beschermen en welke concrete actiemogelijkheden heb je daarvoor? Ik maak een vergelijking met de gruttostand en het belang van de bescherming van weidevogels. Wij investeren jaar na jaar meer geld en wij denken dat het vanzelf allemaal wel goed komt, maar de werkelijkheid is dat de gruttostand, helaas, nog niet toeneemt. Wij moeten ons dus afvragen of er andere manieren zijn om te bereiken wat wij willen. Dit gebeurt op het land en in de lucht, maar wij moeten dat ook in de zee hebben. En het mag niet bij bescherming blijven. Soms moet je werken aan herstel, waarbij de vraag is: wat wil je herstellen?

Ik noem als voorbeeld de discussie over de mosselvisserij en de Waddenzee. De natuurbeschermingsorganisaties zeggen dat zij een herstelplan willen. Daar is op zichzelf niets op tegen, maar wat willen zij herstellen en hoe? Daarvoor is onderzoek nodig. Wij ontkomen er niet aan om zorgvuldig onderzoek te verrichten om gericht doelen te realiseren. Tegelijkertijd moeten wij ons realiseren dat de natuur niet maakbaar is. Dat ontslaat ons echter niet van onze verantwoordelijkheid om tot het uiterste te gaan.

Mevrouw Ouwehand zei: nu opschieten en hupsakee! Maar als ik haar zou vragen wat zij wil herstellen, dan zal het stil zijn. Zeker als ik haar daarbij vraag: hoe doe je dat dan? Zij zou zeer waarschijnlijk antwoorden dat ik de gebieden moet sluiten voor alle economische activiteiten, maar dat is geen begaanbare weg. Ik zie meer in samenwerking om gezamenlijk doelen te bereiken en ervoor te zorgen dat zowel de natuur als de visserijsector kan overleven. De vraag is hoe wij daarvoor zorgen. De heer Koppejan zei over de samenwerking in het kader van het Noordzeeconvenant: de situatie is broos en kwetsbaar. Dat geldt echter mutatis mutandis voor alle visserijsectoren in relatie tot de natuur en de verduurzaming. Hij zei daarbij dat het nodig is dat er hard gewerkt wordt aan wederzijds vertrouwen. Ik had het niet mooier kunnen zeggen. Er moet inderdaad hard gewerkt worden aan wederzijds vertrouwen, want de visserijsector kan het niet alleen en ik kan het niet alleen. Als er maar iemand naar de Raad van State gaat, dan vraagt die aan mij: minister, wat hebt u gedaan aan het voorzorgsbeginsel? Met dit soort dingen hebben wij te maken en het zijn allemaal instellingen die wij in onze samenleving hebben opgebouwd en die een bijdrage leveren aan de rechtsstaat. Wij moeten samen aan de slag en investeren in wederzijds vertrouwen. Ik voeg hieraan toe dat wederzijds vertrouwen altijd begint met vertrouwen geven. Pas daarna kan een situatie ontstaan waarin je vertrouwen ontvangt en vertrouwen met elkaar opbouwt.

Ik wil hiermee aangeven dat de situatie eenvoudiger voorgesteld wordt dan zij in de praktijk is en dat wij voor de verschillende verantwoordelijkheden moeten staan. Ik heb de standpunten in verschillende kleursoorten, toonsoorten en woordkeuzen bij de sprekers gehoord. De vraag is: hoe brengen wij dat nu met elkaar in verbinding?

Ik behandel de aangesneden onderwerpen in vier blokjes: het Maatschappelijk Convenant Noordzeevisserij, de mosselsector, de garnalensector en de binnenvisserij.

Alle sprekers hebben hun waardering uitgesproken voor het Noordzeeconvenant. Dat is zeer terecht. Het is goed dat de visserijsector en de organisaties Stichting De Noordzee en Wereld Natuur Fonds samen het initiatief hebben genomen. Ik ben hierbij postiljon d’amour geweest. Ik zie mijzelf nog staan bij de inontvangstneming van de Viswijzer. Op dat moment botsten beide partijen nog. Zij stonden met de ruggen naar elkaar toe, maar nu zitten zij om de tafel. De samenwerking is echter broos. Het gezamenlijk ontwikkelen van de Viswijzer is nu nog een stapje te ver, maar er gebeurt wel het nodige. De ambitie is dat de gehele kottersector in 2012 MSC of gelijkwaardig gecertificeerd is. Dat is een belangrijke stap. Wel is afgesproken dat ondernemers zelf verantwoordelijk zijn voor de beslissing of zij voor die certificering gaan. Die certificering is onafhankelijk. Daarvoor moet men gewoon aan criteria voldoen. Er wordt dus niet mee gerommeld. Je voldoet eraan of je voldoet er niet aan en zo hoort het ook. Ik heb gisteren vernomen dat er een wachtlijst aan het ontstaan is bij de certificeringsaanvragen. Als dat werkelijk zo is, dan zou mij dat zeer verheugen, want dat zou een grote stap in de juiste richting zijn.

Er vindt dus wel overleg plaats over een gezamenlijke Viswijzer. Ook daarbij bespeur ik ongeduld bij de verschillende partners. Iedereen zou een stapje sneller willen, maar ik heb al gezegd dat vertrouwen iets is waarin je moet investeren en dat alleen maar kan groeien als er meer stappen tot een succes leiden.

De heer Koppejan heeft gevraagd naar de uitvoering van de motie-Jacobi/Koppejan over de certificering van gekweekte vis oftewel aquacultuur. Daar wordt aan gewerkt, maar niet in het convenant. Ik ben een duurzaamheidslat voor aquacultuur aan het ontwikkelen. Met dat instrument kunnen aquacultuurondernemers fiscale regelingen verkrijgen om duurzaam te werken. Daar is dus de nodige aandacht voor.

De heer Koppejan heeft herhaald wat hij de vorige keer heeft gezegd over het optreden van Greenpeace. Ik heb toen gezegd dat dit een zaak is tussen Nederland, Duitsland en Greenpeace. Er is geen reden voor Europese betrokkenheid. Hij heeft ook gevraagd of ik aangifte wil doen van vernieling van de zeebodem. Ik heb vorige week gezegd dat ik goed contact heb met de Duitse verantwoordelijke staatssecretaris Lindemann. Duitsland heeft alles onderzocht en alles in stelling gebracht om herhaling te voorkomen, Ik heb inmiddels ook begrepen dat Greenpeace niet van plan is om nieuwe acties op dit punt te ondernemen. De heer Koppejan heeft ten slotte gevraagd of de Duitse regering bereid is om de rotsblokken op kosten van Greenpeace te laten weghalen. Volgens de laatste informatie is de Duitse regering dat niet voornemens. Naar verwachting zakken de rotsblokken vanzelf weg in het zand.

Alle sprekers vragen naar mijn ambitie om te zorgen voor een veerkrachtig ecosysteem in de Noordzee. Die ambitie is groot. Het is mijn bedoeling om een duurzaam gebruik van de gehele Noordzee te realiseren, niet alleen voor de visserij en de natuur, maar ook voor andere gebruiksfuncties. De bescherming van gebieden in de Noordzee is uitgewerkt in het Integraal Beheerplan Noordzee 2015, dat ook in de Kamer uitvoerig is besproken.

In de Vogel- en Habitatrichtlijn staat dat de Doggersbank, de Klaverbank, de Exclusieve Economische Zone of EEZ van de Noordzee en de Noordzeekustzone ten noorden van Bergen en de Westerscheldemonding in de territoriale zee in aanmerking komen voor aanmelding of aanwijzing als Habitatrichtlijngebieden. Het Friese Front en de Noordzeekustzone ten noorden van Bergen worden aangewezen als Vogelrichtlijngebieden. Die maatregelen hebben gevolgen voor de gebruikers van de zee, maar ik wil hierbij zorgvuldig te werk gaan. De mogelijk te treffen maatregelen raken niet alleen de Nederlandse vissers, maar ook die van andere EU-lidstaten. Goede afstemming is nodig, want visserijmaatregelen kunnen alleen in het kader van een gemeenschappelijk visserijbeleid genomen worden. De regulering van de visserij is de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie.

Ik ga voor 1 januari 2009 over tot aanmelding bij de Europese Commissie en nominatie bij het secretariaat van het OSPAR-verdrag. Daarnaast zal ik bij de EC erop aandringen om de maatregelen voor te bereiden, zodat de vissers van alle lidstaten gelijke kansen hebben.

De heer Koppejan heeft gevraagd naar de uitvoering van de motie-Atsma/Koppejan en of alle partners daarbij worden betrokken. Het antwoord is «ja».

Verschillende sprekers hebben gevraagd of wij iets kunnen leren van de Duitse EMPAS-aanpak. Dat doen wij al. Als in andere lidstaten dingen worden uitgedokterd, dan leer ik graag van hun onderzoeken en ervaringen. Andersom geldt vaak dat andere lidstaten gebruik maken van dingen die wij voor het eerst doen. Dit benadrukt nog eens hoe belangrijk het is om gezamenlijk op te trekken in Europees verband.

Mevrouw Jacobi heeft gevraagd waarom is gekozen voor losse gebieden in de Noordzee in plaats van een netwerk. De aanwijzing vloeit voort uit toepassing van de daarvoor ontwikkelde ecologische criteria. Afzonderlijke gebieden geven een impuls aan het behoud en herstel van de natuurkwaliteit van de gehele Noordzee. Uitgangspunt bij de selectie is geweest dat de gebieden een bijdrage leveren aan het Europese ecologische netwerk.

Mevrouw Wiegman heeft gevraagd of niet meer gebieden moeten worden aangemeld. Ik geef nu eerst prioriteit aan het aanmelden en aanwijzen van de genoemde gebieden. Dat zijn twee verschillende stappen. Daarna volgt de ontwikkeling van het beheerplan. Via het maatschappelijk convenant wordt geprobeerd om het beheer binnen de beschermde gebieden zo te ontwikkelen dat praktijken ook op andere plaatsen kunnen worden toegepast. Dit is weer een voorbeeld van leren van elkaars ervaringen; een soort hefboomwerking.

Mevrouw Wiegman wil weten wat het betekent dat de hele EEZ onder de Natuurbeschermingswet gaat vallen. De uitbreiding van de reikwijdte van de Natuurbeschermingswet 1998 van de EEZ betreft de bescherming van gebieden die op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn en het OSPAR-verdrag moeten worden aangewezen. Andere delen van de wet, zoals de aanwijzing van nationaal beschermde natuurmonumenten en landschapsgezichten, zijn in de EEZ irrelevant. De visserijmaatregelen worden dus niet gebaseerd op de Natuurbeschermingswet, maar op de Visserijwet.

Mevrouw Van Gent heeft gevraagd: moeten wij niet zeer grote gebieden sluiten omdat het niet goed gaat? Moeten wij niet kiezen voor een snelle in plaats van een langzame aanpak? Ik ben het met haar eens dat het wereldwijd niet goed gaat met de visbestanden, maar regionaal zijn er grote verschillen. Ook tussen de EU-regio’s zijn er verschillen. In sommige delen herstelt het bestand van bepaalde vissoorten zich enigszins en in andere gaat het niet de goede kant op. De EU pakt het goed aan met de ontwikkeling van meerjarenbeheerplannen en een duurzaam structuurbeleid, en de bevordering van de tripartiete betrokkenheid via de regionale adviescommissies, waarover ik zeer enthousiast ben, omdat daarin de visserijsector, de wetenschap en de non-gouvermentele organisaties gezamenlijk adviseren over de quota.

Wij moeten doorgaan en dat vraagt inderdaad offers van de sector, zoals mevrouw Van Gent zei. Vorig jaar, doorlopend tot dit jaar, is al een saneringsronde uitgevoerd waarbij 23 schepen uit de vaart zijn genomen. Dat zijn harde slagen in de visserijsector. Overigens hebben de ondernemers daar zelf voor gekozen. Er was een vrije intekening. Die sanering biedt mogelijkheden voor het herstel van de zee en de toekomst van de sector.

Mevrouw Snijder heeft gevraagd of in de beschermde gebieden nog visserij kan worden toegestaan. Wij moeten beschermingsmaatregelen treffen zodra de gebieden in «Brussel» zijn aangemeld en door de EC op de communautaire lijst met te beschermen gebieden zijn geplaatst. Het beheerplan voor die gebieden is dus van belang. Ik zit met de belanghebbenden, betrokkenen en stakeholders om de tafel. Dat gaat op dezelfde wijze als bij Natura 2000.

Er is gevraagd of ik overleg met Europese partners. Ja, wij werken zo veel mogelijk samen om van elkaar te leren en omdat zeewater doorstroomt – zo strekt het Waddenzeegebied zich uit tot Duitsland en Denemarken – maken wij van tijd tot tijd tripartiete afspraken. Dat werkt goed en wij maken daar optimaal gebruik van.

Mevrouw Wiegman heeft mij gevraagd naar de gevolgen voor Nederland van de Kaderrichtlijn Marien. De eerst verantwoordelijke hiervoor is staatssecretaris Huizinga van Verkeer en Waterstaat. Zij is verantwoordelijk voor de implementatie en de uitvoering van de richtlijn. LNV is verantwoordelijk voor Natura 2000 en het gemeenschappelijk visserijbeleid. Wij werken daar samen aan. Wij staan aan het begin van het proces. De precieze uitwerking en implementatie worden de komende jaren duidelijk. Wij hebben er dus een nieuwe uitdaging bij.

Mevrouw Wiegman heeft mij opgeroepen om te communiceren over de positieve effecten van natuurbescherming voor visserij. Ik doe dat in de Kamer en erbuiten, omdat ik ervan overtuigd ben dat die twee moeten samengaan. Dat is een verbinding tussen mijn hart en mijn hoofd en dat zal ik overal waar ik de kans krijg uitstralen. Zij moeten samengaan in duurzame harmonie. Dat vraagt vaak om lastige keuzen. Dat komt mij in de Kamer en daarbuiten wel eens te staan op de opmerking dat het allemaal niet opschiet, maar als de organisaties die nu samen investeren in vertrouwen nog met rode koppen tegenover elkaar zouden staan en elkaar alleen zouden tegenkomen voor een rechtbank, dan zou iedereen verliezen. Nu zitten de partijen serieus om de tafel. Dat gaat soms gepaard met de nodige emotie, maar bij hen groeit langzaam het besef dat zij elkaar nodig hebben.

Mevrouw Ouwehand en mevrouw Snijder hebben een vraag gesteld over het motorvermogen. Mevrouw Ouwehand had een sterke opvatting over overtreding daarvan. Wij zijn dat van haar gewend. Overtreding wordt niet geaccepteerd. De aanpak van het motorvermogen vindt plaats op basis van comanagement. De sector heeft zelf aangegeven zich bewust te zijn van het feit dat er iets moest veranderen en heeft een stelsel van private controles en sancties ingesteld. Dat is een effectieve aanvulling op de publiekrechtelijke controles en doet niets af aan de bevoegdheden van de overheid. Dit probleem wordt in Nederland overigens vrij voortvarend aangepakt. Andere lidstaten informeren bij ons of zij hier iets van kunnen leren, zodat zij het eveneens kunnen toepassen.

Mevrouw Ouwehand heeft nog gevraagd naar het transport van levende vissen en het dierenwelzijn. Dierenwelzijn is een integraal onderdeel van het visserijbeleid. In de Nota Dierenwelzijn heb ik mijn prioriteiten genoemd. Het transport van vis is er één van. Ik heb haar over het transport van paling uit Ierland al schriftelijk geïnformeerd dat het onthaken meer ongerief oplevert dan het transport met de haak nog in de bek.

Ik kom te spreken over de mosselsector. Alle sprekers hebben hierover vragen gesteld. Ik ga daarom eerst in op de stand van zaken.

Wij weten allemaal dat door de uitspraak van de Raad van State bij velen grote onzekerheid is ontstaan. Ik heb de Kamer al eerder gezegd dat ik mij inzet voor een duurzame mosselvisserij in de Waddenzee. Dat wil ik hier nog eens herhalen. Ik werk met de mosselsector en de natuurbeschermingsorganisaties aan een duurzame mosselvisserij en een duurzame Waddenzee. Die twee moeten hand in hand gaan volgens het principe dat ik eerder heb uiteengezet. Ik bemoei mij daar zeer mee, omdat ik het een belangrijk dossier vind.

In de tweede helft van september heb ik met alle organisaties overlegd en de informateur, de heer Heldoorn, werkt nu op mijn verzoek stapsgewijs aan verdere uitwerking van een gezamenlijk plan. Er wordt gewerkt aan eindbeelden van de natuur in de Waddenzee en een duurzame mosselvisserij. Er wordt gewerkt aan een tijdsplan met concrete doelen, zoals de heer Polderman in zijn motie heeft gevraagd. Eind deze maand zal de heer Heldoorn samen met de organisaties aan mij verslag uitbrengen. Daarmee houdt het niet op. Het moet een vervolgtraject krijgen. Over hoe dit precies handen en voeten zal krijgen, zal ik samenwerken met de betrokken organisaties.

Ik heb toegezegd dat mijn ministerie duidelijkheid zal bieden over de beschrijving van de te beschermen waarde van de permanent overstroomde zandbanken in de Waddenzee en over dat deel van het PRODUS-onderzoek dat die waarde in relatie tot de visserij wordt bestudeerd. Ik heb geprobeerd om het PRODUS-onderzoek na de review te laten verdiepen en te versnellen. Dat bleek niet mogelijk.

Verschillende sprekers hebben vragen gesteld over het profielendocument. Ik heb vorige week al gezegd dat dit een wetenschappelijk stuk is. Het is niet op een achternamiddag tot stand gekomen, maar opgesteld in overleg met IMARES. Er is gevraagd om mensen van IMARES ernaar te laten kijken, maar zij hebben zelf daaraan meegewerkt, evenals het Instituut voor Zeeonderzoek, Rijkswaterstaat en deskundigenbureaus. Op 18 september is het verzonden aan betrokken organisaties en deze week is het gepubliceerd. Het document is tot stand gekomen op basis van deskundigenbijeenkomsten, literatuurstudie en de best beschikbare wetenschappelijke gegevens. De beoordeling van de landelijke staat van instandhouding is uitgevoerd volgens de door de Europese Unie voorgeschreven systematiek. Wij zijn dus niet over één nacht ijs gegaan. Ik zie daarom geen aanleiding voor een review. Bovendien wordt de najaarsvergunning mede op grond van dit profielendocument beoordeeld.

Als wij een vergunning willen die houdbaar is voor de Raad van State, dan is het van groot belang om een zo goed en zorgvuldig mogelijk onderbouwde vergunning te maken. Als je beschikt over een profielendocument, is het zeer terecht dat je de vergunningverlening daarop baseert. Het verzoek voor de najaarsvergunning is inmiddels binnen. De mosselsector heeft toegezegd dat zij dit samen met de natuurbeschermingsorganisaties bekijken. Dat past in het proces van samenwerken om handen en voeten te geven aan die duurzame Wadden en die duurzame mosselvisserij. Vanuit LNV zijn wij uitermate actief om de regie mede vorm te geven, zodat die vergunning zo snel mogelijk rond is. Dat is van groot belang.

De heer Van der Vlies heeft gezegd dat het niet goed is dat het woord «ongestoord» in het profielendocument staat, maar dat woord staat er niet in. Ik weet niet waar hij zich op baseert.

Ik heb gemerkt dat het profielendocument vragen oproept. Ik heb aangegeven met hoeveel zorgvuldigheid en deskundigheid het document tot stand is gekomen, waarbij overigens ook is gelet op wat andere lidstaten, zoals Duitsland en Denemarken, doen. Ik zie er echter op korte termijn geen meerwaarde in om te overleggen met de Europese Commissie, zoals mevrouw Snijder heeft voorgesteld. Wij zijn aan zet en wij leren van de ervaringen van anderen.

Ik zeg de Kamer wel iets toe. Ik ben bereid om de vragen van de leden door te geleiden naar de opstellers van het document. Deze vragen mag u ook schriftelijk stellen. Wel ontvang ik ze graag voor het einde van deze week, omdat ze moet worden meegenomen en meegewogen, en omdat ze van invloed kunnen zijn op de najaarsvergunning. Ik heb de naam van de heer Smaal horen noemen. Ik heb al een paar vragen voor hem genoteerd, maar ik ben graag bereid om de vragen van de Kamer door te geleiden, want de duiding moet helder zijn. Het belang is heel groot.

Tegen de heer Koppejan zeg ik dat wij uitermate zorgvuldig te werk zijn gegaan met het profielendocument. Dat blijkt ook uit de grote betrokkenheid. Wij moeten tot het uiterste gaan om te komen tot een houdbare vergunning. Mijn inzet is om te voorkomen dat de najaarsvergunning dit jaar wordt voorgelegd aan de Raad van State en ik reken erop dat dit ook de inzet is van de mosselsector en de natuurbeschermingsorganisaties. Het zou de grootste investering in vertrouwen zijn als er dit najaar een vergunning ligt waartegen geen bezwaar en beroep wordt ingediend. Dat zou een heel belangrijke stap zijn in het vertrouwen voor de toekomst. Daar is iedereen mee gediend.

Mevrouw Snijder heeft nog gezegd dat het Waddengebied hoogdynamisch is en dat criteria in het document statisch zijn. Ik spreek dat tegen. In het profielendocument staat dat het Waddengebied hoogdynamisch is. Wij zijn er echter wel aan gehouden om het profielendocument op te stellen op basis van de meest recente beschikbare informatie. Als zij zegt dat de Waddenzee dynamisch is en vanwege die dynamiek over vijf jaar anders kan zijn, dan heeft zij gelijk. Ik denk daarbij ook aan het rapport van de commissie-Veerman. Maar ook over vijf jaar zijn wij eraan gehouden, de laatste inzichten in de stand van zaken te geven. Het is nu echter naar beste vermogen en laatste stand van de wetenschap opgesteld.

De experimenten met de mosselzaadinvanginstallaties of MZI’s zijn veelbelovend. Ik ben bereid tot een opschaling, maar dat is complex. Wij lopen bijvoorbeeld aan tegen de vraag of er ook een procedure voor een milieueffectrapportage gevolgd moet worden. Daarnaast moet het MZI-beleid volgens de Natuurbeschermingswet aan een plantoets onderworpen worden. Dit doet denken aan de procedure om te komen tot windmolenparken in zee. Er komt dus meer bij kijken dan je zo zou denken of misschien wel zou willen.

Uit consultaties dit voorjaar is gebleken dat de opschaling bij verschillende gebruikers, maar ook bij natuurorganisaties en bestuurlijk de nodige vragen oproept. Er zijn ook andere visserijsectoren bij betrokken, evenals de grote vaart, de recreatiesector, de regiobesturen cetera. De veiligheid van de scheepvaart speelt dus ook een rol. Daarom kies ik voor een traject van zorgvuldigheid en tempo. Die twee moeten hand in hand gaan. Als ik nu overhaast besluit over het opschalingsbeleid, dan gaat dat linksom of rechtsom ten koste van de zorgvuldigheid en daardoor ook van het draagvlak. Als wij definitief ruimte willen maken voor MZI’s en opschaling naar meer hectares, dan moet daarvoor draagvlak zijn.

In 2009 breng ik een beleidskader uit waarop een plantoets is uitgevoerd op grond van de Natuurbeschermingswet. Ik volg daarmee de Open Plan Procedure. Er is ook ruimte voor inspraak van belanghebbenden die zich niet kunnen beroepen op ecologische bezwaren, zoals de garnalen- en de recreatiesector. Ik kies voor 2009 voor 160 ha in de Waddenzee en 150 ha in de Oosterschelde. Dat is vanuit ecologisch, maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak verdedigbaar. Ik heb dat voorstel gesondeerd bij diverse partijen en hiervoor bleek draagvlak te bestaan. De sector vraagt meer ruimte en heeft dat ook aan de Kamer laten weten. Men heeft gevraagd om het plaatsen van MZI’s boven de percelen vrij te geven, zodat elke kweker de gelegenheid krijgt om MZI’s boven zijn percelen te plaatsen. Ik wijs erop dat dit kan leiden tot een ongebreidelde groei van MZI’s in de Waddenzee en de Oosterschelde. Dat draagt het risico in zich dat er een lappendeken van MZI’s ontstaat. Bovendien ontstaat er dan ook onderling geruzie over wie wel wat heeft en wie niet. Ik heb het volgende tegen de sector gezegd. Ik heb gevoel voor wat u vraagt, maar ik zeg u twee dingen: als u meer wilt, kom dan met een collectief plan én met draagvlak. Als de sector voor 2009 met een collectief plan komt en daarvoor draagvlak organiseert, dan sta ik daar buitengewoon positief tegenover, want dan kan het in 2010 definitief worden ingevuld.

De heer Koppejan heeft gevraagd of ik dat optimaal invul. Dat doe ik.

Mevrouw Jacobi heeft gewezen op de MZI die irritatie veroorzaakt bij garnalenvissers en de recreatievaart. De bedoeling was dat dit experiment zou duren tot eind 2008. Nu is er sprake van een verlening van het interim-beleid. Wij zoeken met de betrokken MZI-houders, de garnalenvissers en de recreatiesector naar een oplossing.

De heer Graus heeft gemopperd over het laat ontvangen van brieven. Ik zeg daar twee dingen over. Enerzijds heeft hij gelijk en zal ik bezien hoe ik voor een overleg gevraagde brieven eerder kan toesturen. Ik streef ernaar om eerder toegezegde brieven al voor het weekend bij de Kamer te bezorgen. Het is een legitieme vraag, want de Kamer moet zich kunnen voorbereiden. Anderzijds valt het mij op dat tijdens de dinsdagse procedurevergaderingen vaak nog een aantal extra verzoeken wordt gedaan. De leden vragen een brief hierover en een reactie daarop. Dat heeft natuurlijk allemaal te maken met hun maatschappelijke contacten en hun rol als volksvertegenwoordiger. Ik vraag echter wel begrip ervoor dat als zij dinsdagmiddag nog een lading verzoeken bij mij indient, het natuurlijk onmogelijk is om daaraan te voldoen, hoewel ik mij uiterste best doe.

De heer Van der Vlies en mevrouw Snijder hebben een vraag gesteld over de nulmeting. Dat onderzoek is toegezegd en het LEI is ermee bezig. Ik hoop de Kamer daarover rond 1 november te kunnen informeren.

Mevrouw Jacobi en mevrouw Wiegman hebben gevraagd of ik de garnalensector wil helpen met de MSC-certificering. Ik ben daarvan op de hoogte en ik steun het van harte. Zo steun ik het onderzoek naar het terugbrengen van de bijvangsten met een bijdrage van € 100 000. Ik heb in juni toegezegd dat ik zal bezien hoe vanuit LNV de regie op onderzoek en coördinatie kan worden verbeterd. Verder vindt constructief overleg met de sector plaats. Ik zeg er wel bij: een aanvraag voor een MSC-certificaat moet door een ondernemer zelf worden ingediend en aan de criteria moet ook wel worden voldaan.

Ik kom te spreken over de binnenvisserij. Er is gezegd dat de visstandbeheercommissies voldoende status moeten krijgen. Daar wordt aan gewerkt. Niet alle commissies zijn al werkzaam. Ik moet daarbij helaas zeggen dat dit komt door onvoldoende samenwerking en soms door onvoldoende wil tot samenwerking. Ik betreur dat uitermate, omdat ik meen dat iedereen er belang bij heeft om in die commissies samen te werken. Ik hoop dat ik dat met zachte hand kan verbeteren, anders moet ik het op wettelijke basis doen. Ik zal er dan ook voor zorgen dat die commissies de juiste status krijgen.

Ik kan mevrouw Snijder bevestigen dat ik de datum van 1 januari voor het aanmelden van het aalbeheerplan in «Brussel» haal. Zij heeft gevraagd: zouden deskundigen naar bestaande problemen kunnen kijken? Natuurlijk, dat gebeurt ook. Bij het vaststellen van het aalbeheerplan baseer ik mij op wetenschappelijke informatie en het advies van de klankbordgroep die hiervoor speciaal voor is ingesteld.

De voorzitter: Ik kijk naar de klok en naar de woordvoerders. Wij hebben allemaal nog één minuut om iets te zeggen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik moet mij in dat geval beperken.

Ik constateer dat de minister geen gehoor geeft aan de oproep van de Kamer om aan de slag te gaan met de bescherming van meer gebieden. Ik proef hiervoor wel een meerderheid in de Kamer, met de steun van de fracties van de PvdA en de ChristenUnie. Ik herhaal nog even dat de minister heeft gezegd dat er een inhaalslag nodig is. Als wij haar daarop wijzen, dan komt zij met drie gebieden. Dat is echt te weinig.

De minister heeft niet geantwoord op mijn vraag over de uitvoering van de motie-Jacobi c.s. die beoogt de plannen rond de biodiversiteit concreter te maken. De Kamer heeft het recht om te vragen om een actieplan over de bescherming van de Noordzee met dezelfde concrete doelstellingen. Ik krijg daar graag nog een antwoord op.

Ik stel voor dat de minister aangeeft dat zij, even los van de verduurzaming, meer dan die drie gebieden gaat beschermen, anders moet ik een motie indienen.

Ik moet het hierbij laten. Ik stel wel voor om wellicht nog een verlengde tweede termijn te houden, omdat wij de problematiek nu niet kunnen uitdebatteren.

De voorzitter: Dat is de schuld van degenen die in eerste termijn verschrikkelijk hebben geïnterrumpeerd. Ik kon u toen ook bijna niet tot de orde roepen.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik sluit mij graag aan bij mevrouw Ouwehand. Het is onbevredigend dat wij deze belangrijke zaak niet volledig kunnen uitdiscussiëren. Er is nog een wetgevingsoverleg in november. Ik kom dan zeker op een aantal punten terug.

Ik betreur het dat de minister niet bereid is om internationale acties van Greenpeace internationaal aan de orde te stellen. Zij is niet ingegaan op mijn principiële punt om alleen overleg te voeren met natuurbeschermingsorganisaties die de democratische besluitvorming van dit parlement volledig respecteren en niet kiezen voor eigenrichting. Ik heb verder gevraagd hoe lang het gaat duren voordat de garnalenvissers weer kunnen vissen in het desbetreffende Duitse deel van de Noordzee. De minister zegt wel dat die keien wegzakken in het zand, maar hoe lang duurt dat?

Mijn volgende punt betreft de mosselsector. Het is belangrijk dat de najaarsvergunning snel verleend wordt. Hoe snel kan dat uiterlijk? Wij kunnen wel weer vele overleggen voeren, maar er moet gewoon een besluit genomen worden. Mosselvissers moeten kunnen vissen.

Voorzitter, u wilt dat ik afrond, maar dit is echt belangrijk.

De voorzitter: Wij moeten het kort houden, anders moet ik de zaak nu gewoon afsluiten en moeten wij gezamenlijk beslissen over een vervolg.

De heer Koppejan: Ik heb nog twee opmerkingen.

Ik zal mijn vragen over het profielendocument voor het einde van deze week inleveren, maar dat betekent niet dat ik het huidige document accepteer. Ik kom daar absoluut op terug bij het conceptaanwijzingsbesluit. Ik heb meer vragen dan ik voor het einde van deze week kan indienen. De Tweede Kamer gaat over haar eigen agenda. Ik accepteer het argument dat de minister het profielendocument nu nodig heeft om snel tot de najaarsvergunning te komen, maar wij komen hier op terug. De Kamer wil meer ruimte om te komen met goede vragen. Zij neemt daar dus meer tijd voor.

Ik ben ten slotte teleurgesteld over het antwoord van de minister over de MZI’s.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Drie uur blijkt toch niet genoeg. Ik deel het ongenoegen van mijn collega’s.

Ik snap en ben wel blij met de haast om de najaarsvergunning snel te verlenen, want het is inmiddels al najaar. De minister hoopt dat de vergunning niet aan de Raad van State wordt voorgelegd. Dat zou het ultieme bewijs zijn dat het goed is gedaan. Ik hoop echter dat de najaarsvergunning zo in elkaar zit dat die Raad van Stateproof is en dat hij concludeert dat de vergunning goed is. In dat geval zijn wij van het gesodemieter af, om het zo maar te zeggen.

Het stelt mij teleur dat de minister voor de aanwijzing van de gebieden bij een beperkt aantal A-gebieden blijft. Misschien moet ik daarover via een VAO of via het wetgevingsoverleg een motie indienen.

Het is heel onbevredigend om zo’n zwaar onderwerp zo even af te raffelen.

De voorzitter: Dat deel ik helemaal met u, maar wij hebben met elkaar drie uur afgesproken. Wij moeten anders gewoon een vervolgoverleg afspreken.

Mevrouw Jacobi (PvdA):Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording.

Zij heeft niet geantwoord op de vraag waarom bij de aanwijzing van gebieden in de Noordzee niet is gekozen voor een netwerk. Wat zijn de ecologische criteria om de andere gebieden niet aan te wijzen?

Ik mis de regie van LNV bij het verzorgen van een onderbouwde vergunning voor de najaarsvisserij. Het lijkt erop dat de mosselsector wordt teruggestuurd naar de ngo’s, zodat zij daar gezamenlijk naar kunnen kijken, maar dat moet natuurlijk samen met LNV gebeuren, want de Raad van State is eraan te pas gekomen omdat LNV onvoldoende regie had genomen. Het ministerie moet een leidende rol spelen en zorgen voor een houdbare vergunning, zodat de mosselvisserij in het najaar weer van start kan gaan.

Ik heb gevraagd of de garnalenvissers hulp konden krijgen bij de aanvraag van de Nb-vergunning en niet hulp bij de aanvraag van de MSC-certificering.

De voorzitter: Ik heb gezegd één zin, maar jullie maken er weer een heel verhaal van.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording.

Op welke termijn worden nieuwe gebieden aangewezen? Het is zorgvuldig om eerst voor de huidige vier gebieden het traject van aanmelden, aanwijzen, beheerplannen en convenanten te volgen, maar het zou jammer zijn als wij pas aan het einde van het hele proces gaan kijken naar andere gebieden.

Ik heb waardering voor de zorgvuldigheid van de minister, maar wat doen wij met de gegevens uit de Natuurbalans? Welke gegevens willen wij graag terugzien in de Natuurbalans van volgend jaar? Ik wil daarvoor concrete doelstellingen.

De minister zegt dat zij werkt aan eindbeelden. Wanneer verwacht zij die eindbeelden, zodat wij ze hier kunnen bespreken?

Zij heeft gezegd: als er behoefte is aan meer MZI’s, dan moet de sector het initiatief nemen om meer draagvlak te zoeken. Speelt zij daarin een rol en zo ja, welke?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Alle lichten staan op rood, maar ik heb het idee dat de minister op woelige wateren laveert tussen de verschillende partijen en belangen. Zij moet accepteren dat het niet altijd zo is dat je daar met elkaar uitkomt, maar dat zij als minister een keuze moet maken. Zij kan wel eindeloos blijven overleggen, maar daar is geen tijd voor. Ik heb een beetje het idee dat zij een soort management by speech beoefent. Zij praat veel, maar zegt weinig en heeft weinig eigen standpunten.

De minister hoopt dat de natuurbeschermingsorganisaties geen bezwaar of beroep aantekenen tegen de vergunningverlening aan de mosselvissers. Dat zou de grootste investering in vertrouwen zijn, maar dit ligt toch echt aan de vergunning en daar ligt het voorzorgsbeginsel weer aan ten grondslag. Zij zet nu één partij onder druk om een andere partij tegemoet te komen. Zo moet zij dat natuurlijk niet doen.

Ik wil ook graag bescherming van meer gebieden en dit moet ook sneller.

Ik heb in eerste termijn nog gevraagd om een helder actieprogramma met afrekenbare deadlines, doelstellingen en budgetten voor de Noordzee.

De heer Van der Vlies (SGP): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording. Ik kan mij vinden in de algemene lijn.

Ik heb twee punten. Het aanmelden van de beschermde gebieden gebeurt voor 1 januari aanstaande. De minister gaat beheerplannen opstellen, convenanten sluiten en gebieden aanwijzen. Mijn vraag daarbij is: hoe wordt, de ervaringen van Natura 2000 indachtig, de flexibiliteit in acht genomen? Wij moeten straks niet weer tegen reële grenzen oplopen.

Ik hoop echt dat de najaarsvergunning voor de mosselzaadvisserij er komt, want die is van levensbelang voor de sector.

De heer Graus (PVV): Voorzitter. Mijn vraag over de audit van het profielendocument is niet voldoende beantwoord.

Hetzelfde geldt voor mijn vraag over het draagvlak bij derden, waarvan de mosselmannen afhankelijk worden.

Mijn vraag waarom de minister niet kiest voor 860 ha is niet beantwoord.

Hoeveel van de 23 vissers zijn vrijwillig gestopt? Waarom komt er geen duidelijkheid voor 2009?

Er zijn veel vragen niet beantwoord. Mijn belangrijkste vraag is: wanneer kunnen de mosselschepen weer uitvaren? Ik hoop nog voor 2009.

Ik bedank de minister voor haar toezegging dat de brieven eerder komen.

Ik zal een VAO aanvragen voor enkele vragen die niet voldoende zijn beantwoord.

De voorzitter: Ik zeg namens de VVD-fractie dat ik zeer ongelukkig ben met het profielendocument, maar daar wordt nog op teruggekomen.

Ik zit nu geweldig klem. Er zijn veel onderwerpen genoemd. De minister heeft het recht om te reageren. Wij hebben drie uur de tijd genomen. Er is echt veel te veel geïnterrumpeerd. Ik ben ook teleurgesteld, want ik ben uitgegaan van tien minuten per spreker, terwijl er later nog drie leden aanschoven. Ik neem hun dat niet kwalijk, maar ik had er meer rekening mee kunnen houden. Het is jammer, maar wij moeten de zaal uit. Het heeft geen zin als ik de minister nu nog één minuut het woord geef.

Ik stel voor dat wij dit AO op heel korte termijn afronden. Dat is erg jammer, maar ik zie geen andere mogelijkheid. Er liggen zo veel vragen. Ik heb er ook geen behoefte om het overleg nu af te ronden, want in dat geval komt er een VAO waarbij alle discussies worden overgedaan. Ik vraag aan de leden en de griffie of er mogelijkheden zijn om vanmiddag nog een uur te overleggen. U hoort allen zo snel mogelijk of dat kan.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Wij moeten een extra procedurevergadering houden. Ik wil ook even mijn collega’s beschermen die er nu niet zijn of die nu weg moeten.

De voorzitter: Het hoeft niet meteen haastje-repje. Volgende week is de minister ook weer in de Kamer. Ik begrijp dat zij wil antwoorden, maar ik ga niet in één minuut dit zaakje afraffelen, terwijl er zo veel vragen zijn blijven liggen. Ik sluit nu dit AO. De tweede termijn wordt nog grondig afgerond. Ik verwacht dat dit volgende week gebeurt.

Voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

Griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Dortmans


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

Naar boven