Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 29675 nr. 28 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 29675 nr. 28 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 september 2007
Via deze brief wil ik Uw Kamer de lange termijnstrategie voorleggen zoals het kabinet die met betrekking tot de visserijsector voor de komende jaren voor ogen staat. Het accent ligt in deze brief op de Noordzeevisserij. Op onderdelen wordt ook aandacht besteed aan de overige sectoren. Binnenkort kunt u een brief tegemoet zien die in meer detail op de overige sectoren ingaat.
Deze brief schetst de vorderingen die in het beleid en in de sector zelf zijn gemaakt sinds de Task Force Duurzame Noordzeevisserij in april vorig jaar haar advies presenteerde.
Met name gaat deze brief in op de diverse maatregelen en acties die ik wil nemen om bij te dragen aan de transitie van de visserijsector naar een in alle opzichten duurzame sector. Deze acties passen in de mogelijkheden die het Europees Visserij Fonds (EVF) de sector biedt. Kernelementen voor mijn aanpak zijn:
– Stimuleren van selectievere vangstmethoden en methoden die minder impact hebben op het ecosysteem;
– Bevorderen van het gebruik van energiebesparende technieken;
– Versterking van de samenwerking in de keten, om daarmee meer waarde te creëren in het totale viscluster;
– Economische verbreding van visserijgebieden;
– Vermindering van de capaciteit van de kottervloot via sanering.
Een gunstig innovatieklimaat, versterking van het ondernemerschap en meer samenwerking in de sector en met maatschappelijke organisaties zijn noodzakelijk wil de genoemde transitie slagen. Ook daaraan zal ik in mijn beleid de nodige aandacht schenken.
Ik realiseer me terdege dat de sector voor een grote opgave staat. De (economische) situatie in de Noordzeevisserij is momenteel zorgelijk. Daarom trekt het Kabinet naast de reeds begrote middelen, additioneel € 45 mln (€ 25 miljoen Beleidsprogramma en € 20 miljoen motie Algemene Politieke Beschouwingen) uit voor de visserij in totaliteit.
Deze middelen zullen worden ingebracht in het programma voor het EVF 2007–2013, waarbij over de exacte besteding van de € 25 mln uit het Beleidsprogramma komend voorjaar wordt besloten. Met deze extra middelen is het mogelijk de noodzakelijke vernieuwing en verduurzaming krachtig te blijven stimuleren, en tegelijkertijd een noodzakelijk sanering van de Noordzee kottervloot in gang te zetten.
Deze brief is als volgt opgebouwd. Eerst wordt begonnen met een schets van de langere termijn strategie van vernieuwing, verduurzaming en ook sanering die mij voor ogen staat en die met de invulling van het EVF door Nederland wordt vorm gegeven. In de aansluitende paragraaf wordt de noodzaak om een deel van de kottervloot te saneren onderbouwd. Vervolgens wordt ingegaan op de voorlopige aanpak en resultaten van het vorig jaar geïnstalleerde Visserij Innovatieplatform. De samenwerking tussen de visserijsector, maatschappelijke organisaties en consumentenvertegenwoordigers komt eveneens aan bod. Afgesloten wordt met enkele algemene conclusies ten aanzien van de toekomst van de visserijsector.
1) Het Europees Visserij Fonds: vernieuwing en verduurzaming
Het beeld van de huidige situatie in de Noordzeevisserij is in hoge mate gelijk aan de probleemschets die de Task Force Duurzame Noordzeevisserij in april 2006 maakte (zie ook bijlage 1). De sector staat economisch onder grote druk met negatieve bedrijfsresultaten en een eigenvermogenspositie die onder druk staat. De specialisatie van de vloot in een visserijmethode (boomkor) die weliswaar erg efficiënt is wat betreft vangsten, maar tegelijkertijd zeer energie-intensief, levert bij de huidige brandstofprijzen grote problemen op. Daarnaast ziet de sector zich geconfronteerd met vragen over de duurzaamheid van haar activiteiten. Kortom: zonder aanpassingen en veranderingen is de huidige Noordzeevloot nauwelijks levensvatbaar.
Het beleid voor de zeevisserij dat als reactie op het rapport van de Task Force is geformuleerd is gebaseerd op versterking van het ondernemerschap, meer samenwerking in de verschillende schakels in de keten en met het maatschappelijk veld en een overheid die deze processen ondersteunt en faciliteert. Deze lijn zet ik versterkt voort, waarbij ik de mogelijkheden die het EVF biedt optimaal wil benutten voor de vernieuwing en verduurzaming van het visserijcluster.
Om voor de financiële middelen uit het EVF in aanmerking te kunnen komen is het noodzakelijk dat een Nationaal Strategisch Plan en een Operationeel Programma worden voorgelegd in Brussel. Het Nationaal Strategisch Plan is inmiddels ingediend, over het Operationeel Programma vindt momenteel nog discussie plaats met de Europese Commissie. Het plan vormt het richtsnoer hoe Nederland op hoofdlijnen haar beleid ten aanzien van de visserij voor de komende zeven jaar wil vormgeven. Het plan gaat uit van een aanpak die het gehele visserijcluster beslaat, dus naast de aanvoersector worden ook stimulansen voorzien die juist de gehele keten van aanvoer tot consument beslaan en er is ook aandacht voor de typische regionale dimensie van de visserij.
Bij de invulling heb ik gekozen voor een drietal speerpunten. Het gaat om drie ontwikkelingen die van groot belang zijn voor de toekomst van de visserijsector in Nederland:
– Vernieuwing en verduurzaming door het bevorderen van de innovatie en de samenwerking in het visserijcluster. De komende jaren zullen vissers, handel en verwerking flink moeten investeren in nieuwe duurzame technologie en in de afzetketen. De technologische innovatie en het ontwikkelen van nieuwe product/marktcombinaties zijn voor de overleving van de sector van essentieel belang.
– De visserijdruk moet afgestemd worden op de vangstmogelijkheden. Met name de zeevisserij wordt als gevolg van het meerjarenplan voor tong en schol geconfronteerd met een aanzienlijke overcapaciteit die noodzaakt tot een verdere sanering van de vloot. Deze keuze om de sector bij te staan door een nieuwe saneringsronde te organiseren, zal ik hieronder verder toelichten.
– Het versterken van de sociaal-economische en sociaal-culturele positie van de visserijgemeenschappen. De veranderingen in de visserij hebben een grote impact op de locale visserijgemeenschappen. Een krimp van de vloot en een verminderde werkgelegenheid op de vloot noodzaken tot economische diversificatie en tot versterking van het maatschappelijk draagvlak. Het is mijn intentie dat hierbij de provincies een rol krijgen om initiatieven van locale groepen te steunen.
Het Nederlandse programma is gebaseerd op een heldere filosofie. Een toekomstgerichte visserij moet kunnen investeren in selectievere visserijmethoden, innovatieve schepen en visserij-uitrusting. Investeren in innovaties is cruciaal voor het voortbestaan van de sector. Maar vissers kunnen alleen investeren als zij geld verdienen. In de eerste twee jaar van het programma zal de nadruk bij de kottervloot meer liggen op saneren en in iets mindere mate op innovatie. Voor de andere onderdelen van het programma (mosselen, viskweek, handel en verwerking) ligt het accent geheel op maatregelen om innovatie te stimuleren. Het door mij gesteunde initiatief Zeeuwse Tong (geïntegreerde aanpak van teelt van zilte groenten, algen, schelpdieren, zagers en vis) strekt als voorbeeld voor de te kiezen aanpak. De bovengenoemde maatregelen voor de versterking van de visserijgemeenschappen zullen vanaf 2009 van start gaan.
Het is mijn ambitie dat aan het eind van de periode van het EVF tenminste de volgende doelen zijn gerealiseerd:
– Van de boomkorvloot heeft 50% geïnvesteerd in betekenisvolle duurzame visserijtechnieken. Het betreft technieken om de selectiviteit te vergroten (minder discards), minder bodemberoering en een lager energiegebruik;
– Zeker 70 proefprojecten zijn gerealiseerd om te experimenteren met nieuwe technieken, samenwerking in de keten en samenwerking tussen vissers. De kennis die daarbij wordt opgedaan is gemakkelijk toegankelijk voor allen werkzaam in de sector;
– De platvisvloot is gereduceerd met ca. 15%, dat komt overeen met ongeveer 25 schepen;
– In de aquacultuur is nieuwe technologie in gebruik, die de sector in staat stelt een verdere duurzame groei door te maken;
– De afhankelijkheid van de visserijsector in visserijgemeenschappen is verminderd, maar de aandacht voor de culturele aspecten van visserij is toegenomen.
2) Vernieuwing, verduurzaming én sanering
In het overleg dat ik heb gevoerd met de sector is de vraag naar een saneringsregeling nadrukkelijk aan de orde geweest. De sector had haar wensen ten aanzien van een dergelijke regeling ook aan de kabinetsformateur en aan Uw Kamer kenbaar gemaakt. De urgentie voor een nieuwe saneringsronde is helder. In de eerste plaats noem ik het meerjarenplan voor tong en schol in de Noordzee dat in juni dit jaar is vastgesteld. De uitvoering van het meerjarenplan heeft ingrijpende gevolgen voor de Nederlandse kottervloot. Van de ca. 350 kotters die we hebben, zijn er ongeveer 150 sterk gespecialiseerd in de vangst van deze soorten. Ten gevolge van het meerjarenplan voor tong en schol zullen de komende jaren de visquota naar verwachting fors dalen. Het aantal gespecialiseerde platviskotters is daarmee te groot in relatie tot de vangstmogelijkheden.
Afname van de vangstmogelijkheden zonder reductie van het aantal schepen betekent dat de bedrijven allen opnieuw (in economische zin) veel kleiner worden. Met hetzelfde schip kan dus minder vis gevangen worden, wat leidt tot een verdere onderbezetting van de kapitaalgoederen. Visserijbedrijven zijn veelal familiebedrijven en kunnen dit lang volhouden door, in afwachting van betere tijden, in te teren op het eigen vermogen en desnoods op het privé-kapitaal. Maar in deze situatie is er geen geld om te investeren in de door de maatschappij en overheid gewenste transitie naar een duurzame en energiezuinige visserij. In dit «scenario» zullen op den duur wel bedrijven stoppen met vissen, maar dat duurt te lang en biedt geen perspectief op een succesvolle transitie van de overblijvende bedrijven.
Een beter scenario in mijn ogen is dat de overheid helpt met een snelle capaciteitsaanpassing door een saneringsmaatregel. De schepen worden gesaneerd waarna de blijvers in de visserij de quota van de wijkers kunnen overnemen en zo uitzicht krijgen op een rendabelere bedrijfsvoering. Als de blijvers weer geld verdienen, kan ook geïnvesteerd worden in een duurzame visserij.
Hier komt bij dat de kottersector niet op zichzelf staat, maar deel uitmaakt van een hele keten van bedrijven: toeleveranciers, visafslagen, handel, fileerbedrijven, transport, et cetera. Een teloorgaan van de Nederlandse platvissector heeft grote gevolgen voor andere partijen in de visserijketen. Het kabinet heeft oog voor de problemen die dit in de visserijgemeenschappen teweegbrengt en heeft daarom besloten een saneringsregeling te openen. Gezien de noodzaak van een snelle vermindering van de capaciteit, is het mijn streven nog dit jaar de regeling te openen. Het is mijn streven daarbij te werken met een tenderregeling. Daarmee wordt bereikt dat de beschikbare middelen zo efficient mogelijk worden ingezet.
Gezien de urgentie van een transitie in de Nederlandse visserij heeft het kabinet besloten additioneel een bedrag van € 45 mln. beschikbaar te stellen voor de visserij. De middelen zullen worden ingebracht in het programma voor het EVF. Met deze extra middelen komen de doelstellingen zoals eerder geformuleerd om de sector via vernieuwing en verduurzaming perspectief te bieden, binnen bereik. Daarnaast is er dan ruimte om te komen met een saneringsregeling, inclusief een sociale regeling voor de getroffen opvarenden.
De totale financiële inspanning van de overheid (Europees, nationaal en regionaal) ten behoeve van de visserij zijn daarmee in de periode 2007–2013 zeer substantieel. Met de Nederlandse provincies is mijn inzet erop gericht om hen binnen de kaders van het EVF voor het onderdeel Visserijgemeenschappen een specifieke verantwoordelijkheid te geven. Dat betekent ook een betrokkenheid in financiële zin, waarover ik een helder samenwerkingsarrangement wil sluiten.
In tabel 1 staat de verdeling van de financiële verplichtingen zoals reeds begroot over de jaren vermeld. De additionele middelen ad € 45 mln worden bij Voorjaarsnota 2008 daaraan toegevoegd.
Jaar | EVF-bijdrage (mln. euro) | Beschikbare nationale middelen* (mln. euro) |
---|---|---|
2007 | € 6,5 | € 10,6 |
2008 | € 6,7 | € 7,3 |
2009 | € 6,8 | € 8,6 |
2010 | € 6,9 | € 8,8 |
2011 | € 7,1 | € 8,8 |
2012 | € 7,3 | € 8,8 |
2013 | € 7,4 | Nnb |
* LNV-begroting artikel 21.14 «Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren
Bij de verdeling van de middelen over de verschillende doelstellingen wil ik name inzetten op vernieuwing, innovatie en samenwerking. Daar zal dus het merendeel van de middelen aan besteed worden. Voor sanering wil ik nogmaals in overleg met de sector bezien wat de opties zijn en hoe de doelstellingen op de meest kostenefficiënte manier gerealiseerd kunnen worden. Met een dergelijke verdeling van de middelen ligt de nadruk op de ondernemers die actief blijven in de sector en is er mijns inziens een goede balans te vinden tussen vernieuwing en sanering.
In het advies van de Task Force Duurzame Noordzeevisserij is becijferd dat alleen voor de Noordzeevloot tot 2011/2012 investeringen tot een bedrag van 300 à 400 miljoen euro nodig zijn.
De middelen voor innovatie in het kader van het EVF kunnen daaraan een bijdrage leveren. Daarnaast heb ik recent de Regeling garantstelling visserij1 opengesteld. Deze regeling biedt steun aan bedrijven in de garnalen- en kottersector die weliswaar financieel gezond zijn, maar over onvoldoende zekerheden beschikken om de financiering rond te krijgen, die nodig is om de transitie naar een duurzame visserij te realiseren.
De betrokken partijen zijn de kredietinstelling, de ondernemer en de partij die de garantstelling verstrekt, in dit geval het ministerie van LNV. Het Ministerie staat garant voor een lening die een ondernemer ten behoeve van investeringen afsluit bij een kredietinstelling. Garantstelling is een financieringsinstrument dat het mogelijk maakt voor de ondernemer om een lening aan te gaan met een kredietinstelling, die anders niet mogelijk zou zijn. De voorwaarden van de regeling sluiten aan bij die van het Besluit borgstellingsfonds voor de Landbouw. Het is de bedoeling dat een lijst van investeringen wordt opgesteld die voor de garantstelling in aanmerking komen. Zo wordt aan moderniseringssteun door de Europese regelgeving de eis gesteld dat de investering moet leiden tot een verbetering op het gebied van selectiviteit, productkwaliteit of arbeidsomstandigheden. Dit is in lijn met het streven dat deze regeling een bijdrage moet leveren aan de noodzakelijke transitie naar een duurzame Noordzeevisserij.
4) Visserij Innovatie platform
Met de hierboven genoemde financiële instrumenten richt ik mijn beleid op versterking van het ondernemerschap en het tot stand brengen van innovatie en samenwerking in het gehele visserijcluster. Het eind 2006 voor 3 jaar ingestelde Visserij Innovatieplatform is een belangrijke instrument voor overheid en sector om deze opgave ook daadwerkelijk tot stand te brengen. Het VIP is een breed samengesteld platform met daarin tien vertegenwoordigers uit het visserijbedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, overheid en wetenschap. Het VIP wordt voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter en in haar werk ondersteund door een klankbordgroep van actieve vissers.
Het VIP heeft als doel bij te dragen aan een innovatieklimaat waarbinnen een duurzame ontwikkeling van de Noordzeevisserij en bijbehorende keten kan plaatsvinden. Dat gebeurt op twee manieren:
1. Het in kaart brengen van toekomstige kansrijke ontwikkelingen in de Noordzeevisserij en de bijbehorende keten. Wat zijn de kansrijke ontwikkelingen om de visserijsector op de langere termijn verantwoord en economisch rendabel te laten opereren en hoe kunnen ondernemers worden gestimuleerd die ontwikkelingen als kansen te zien en ze te grijpen?
2. Een adviesrol richting de overheid wat betreft de besteding van de middelen uit het EVF voor innovatie en vernieuwing. Het VIP ondersteunt daarmee innovatieplannen van vissers of andere ketenpartijen die gericht zijn op het realiseren in de gehele visserijketen van kosten- en energiebesparing, vermindering van de aantasting van de natuur en verhoging van de kwaliteit en de opbrengst.
Het werk van het VIP heeft wat betreft beide sporen reeds tot een reeks concrete initiatieven geleid. Initiatieven die ik financieel heb ondersteund. Zo zijn twee groepen van vissers, onder leiding van de voorzitters van de visserij-organsiaties, pilots gestart naar meer kostenbesparende en duurzame visserijtechnieken. Van belang hierbij is dat in een sector waar het individuele opereren van de bedrijven gemeen goed is, in deze pilots nauw werd samengewerkt tussen de vissers. Beide projecten hebben inmiddels resultaten opgeleverd die ook breed aan de sector zijn gecommuniceerd. Het betrof met name projecten om via innovatieve technieken de bodemberoering en daarmee het brandstof gebruik van de platvisvisserij terug te dringen.
April jl. heeft het VIP een vijftal nieuwe innovatieve projecten geselecteerd, waarvan het mij adviseerde hiervoor middelen beschikbaar te stellen. Ik wil deze adviezen opvolgen en hiervoor binnen de geldende EU-kaders geld beschikbaar stellen. Het gaat om projecten waar boomkorvissers op zoek gaan naar andere visserij- en afzetmogelijkheden, om daarmee extra toegevoegde waarde te creëren. Verder experimenteren garnalenvissers in groepen met meer duurzame vangstmethoden om met name de bijvangsten in deze sector terug te brengen. Een ander project betreft visserijafslagen die gezamenlijk op zoek gaan naar verbeteringen in de afzet en vermarkting van vis. Tot slot betreft het een ketensamenwerkingsproject van vissers, een groothandel en enkele supermarkten gericht op de afzet van duurzaam gevangen vis.
Zowel met de eerste pilots als de vijf later geselecteerde projecten, is een bedrag van circa € 500 000 gemoeid. Het is mijn voornemen eind dit jaar, vooruitlopend op goedkeuring van het EVF, een innovatie-tenderregeling voor een vergelijkbaar bedrag open te stellen. Opnieuw kunnen dan innovatieve projecten worden gesteund. Het VIP zal mij over de selectie van de voorstellen opnieuw adviseren.
Het VIP heeft tevens als taak de discussie én te voeren én te voeden hoe een rendabele en duurzame visserij te realiseren. Met aandacht voor de verschillende onderdelen in het visserijcluster, zoals de aanvoer, de keten, de markt. De discussie met de sector en het maatschappelijk veld is inmiddels gestart. Als leidraad gebruikt het VIP vier ambities, die ik kort wil benoemen. Het zijn – anders dan mijn doelstellingen voor de komende periode van het EVF – geen alledaagse ambities. En er valt zeker wel iets op aan te merken. Maar waar het mij in deze fase om gaat is dat er door discussie een klimaat ontstaat waardoor ondernemers in de visserij op zoek gaan. Op zoek naar oplossingen die misschien iets minder voor de hand liggen, maar op termijn wellicht juist wel een interessante perspectieven bieden.
Ambities Visserij Innovatie Platform:
a. Over 15 à 20 jaar is de vloot, de capaciteit, de vistechniek volledig afgestemd op draagkracht van de Noordzee. Discussie met milieuorganisaties en biologen over quota zijn verleden tijd. De visserij is niet meer afhankelijk van enkele soorten en de visserij wordt niet weggedrukt in het ruimtegebruik op de Noordzee.
b. Over 15 à 20 jaar heeft de visserij optimaal gebruik gemaakt van de steeds groeiende vraag naar vis en het beperkte aanbod. Vis is geen anoniem product meer, maar een product met hoge toegevoegde waarde en een sterke eigen identiteit. Het gaat niet meer om kostenbesparing alleen, maar op waardecreatie in de keten. De sector levert het neusje van de zalm.
c. Over 15 à 20 jaar heeft een visser zijn werkzaamheden verbreed met andere, aanpalende marine activiteiten. De deskundigheid van de visserman wordt, naast de visserij die hij beoefent, ingezet voor andere activiteiten op zee zoals bijvoorbeeld zeelandbouw, offshore, recreatie. De eens gesloten visserijgemeenschap, is het toonbeeld van een open, innovatieve ondernemende bedrijfstak.
d. Over 15 à 20 jaar heeft de visserij geen last meer van de nog immer hoge olieprijzen. De visserij is erin geslaagd een transitie, een omslag op energievlak te bewerkstelligen, waarbij het gebruik van fossiele energie met 90% is gereduceerd. De sector vervult een voorbeeldrol voor de gehele maritieme industrie, zoals de tuinbouw dit voor de landbouw doet.
5) Samenwerken aan een licence to produce
Naast een overheid die faciliteert door financiële stimulering en het scheppen van een goed innovatieklimaat, is voor de visserij de maatschappelijke acceptatie van hun activiteiten van levensbelang. Met het uitbrengen van het Task Force advies verbond de sector zich aan het sluiten van een maatschappelijk convenant met betrokken maatschappelijke organisaties. Een dergelijk convenant is voor de overheid een belangrijke legitimatie voor het faciliteren en ondersteunen van de sector bij de transitie naar een duurzame visserij. Ik constateer dat er inmiddels veel initiatieven tot samenwerking zijn, maar dat een gedragen convenant nog steeds ontbreekt. Ik zou de sector én de maatschappelijke organisaties nogmaals willen oproepen te pogen een dergelijke overeenkomst af te sluiten. Het geeft koers aan de ontwikkelingen voor de komende jaren, kan een ijkpunt vormen voor het beleid van de visserijorganisaties en is op termijn wellicht ook voor de afzet van belang.
Wel heeft de visserijsector onder leiding van het Productschap Vis een belangrijke stap gezet met het initiatief voor een meerjarenplan Verantwoorde Vis. Daarbij wordt onder andere ingezet op verantwoord ondernemerschap, aanpassingsvermogen en respect voor het leefmilieu.
Concreet wordt dit vertaald in specifieke gedragscodes voor kottervissers, initiatieven voor MSC-certificering in de garnalen- en de platvisvisserij en acties gericht op het terugdringen van bijvangsten. Ik juich deze aanpak toe en roep de sector op hiermee voortgang te maken. Ik voeg hier wel aan toe dat het meerjarenplan aan kracht wint als meerder partijen betrokken zijn.
In de ontwikkeling naar een meer duurzame sector is het ook van belang ons niet alleen te richten op de vissers, ketenpartijen en maatschappelijk organisaties, maar ook op de consument. Consumenten zijn meer en meer geïnformeerd door o.a. viswijzers over verantwoorde vis. Zij hebben uiteindelijk invloed op het aanbod van vis en visproducten. Het is van belang ons hiervan rekenschap te geven. De visserij moet oog hebben voor de veranderende consumentenvoorkeuren en zich mede richten op de specifieke doelgroepen die ze kunnen bedienen. Het is mijn overtuiging dat op het moment dat een productieketen meer rekening houdt met de consument, er goede kansen zijn voor meerwaarde in de keten. En dat is voor de toekomst van de visserij cruciaal. Omgekeerd geldt dat als de sector de dialoog met maatschappelijke organisaties, consumentenorganisaties of markpartijen niet zoekt, deze partijen zelf afspraken maken en de sector daarmee zal confronteren. Dat zal onherroepelijk leiden tot problemen bij de afzet.
Om de communicatie met de visserij en het brede maatschappelijke veld goed te voeren, heb ik besloten een aantal bestaande overleggen tussen bedrijfsleven en overheid aan te passen. In deze overleggen zijn nu naast de sector ook vertegenwoordigers van NGO’s en het wetenschappelijk onderzoek betrokken.
De situatie in de Nederlandse visserijsector is nog steeds zorgelijk. Dat geldt in het bijzonder voor de Noordzeevisserij. Naast de problematiek zoals die in het verleden door de Task Force is beschreven kan nu nog worden toegevoegd een toekomstig visserijbeheer dat extra beperkingen oplegt. Dat maakt de sanering van een deel van de kottervloot naar mijn mening onvermijdelijk. Daarnaast blijft de eerdere conclusie staan dat voor de traditionele manier van visserij onder de huidige omstandigheden niet of nauwelijks nog een toekomst is. Aanpassingen en vernieuwingen zijn dus nodig wil de sector ook op termijn een toekomstperspectief behouden.
Mijn beleid is erop gericht die aanpassingen en vernieuwingen te stimuleren. Dit kabinet maakt met de in deze brief aangekondigde maatregelen en middelen duidelijk belang te hechten aan en vertrouwen te hebben in de Nederlandse visserij. Daar is reden toe. Nederland heeft binnen de EU nog steeds een vooraanstaande plek in de visserij en de markt voor visserijproducten groeit. Maar dan zullen de gestelde knelpunten wel moeten worden aangepakt. In een aantal gevallen door individuele ondernemers, veelal ook door de sector in totaliteit of in samenwerkingsverbanden.
De door mij geformuleerde doelstellingen voor het Europees Visserij Fonds en de ambities van het Visserij Innovatieplatform kunnen daarbij een waardevol handvat bieden. Innovatie, samenwerking en een verantwoorde visserij zijn naar mijn mening de kernwoorden voor de toekomst.
Met het in deze brief geformuleerde beleid is duidelijk dat de sector er niet alleen voor staat bij alle veranderingen. Maar het is wel volstrekt duidelijk dat de sleutel voor de veranderingen bij de ondernemers zelf ligt. Met vernieuwde energie zullen zij op zoek moeten naar een nieuw perspectief voor hun bedrijven. Als echte (maritieme) ondernemers moeten ze weer de regie over hun toekomst krijgen. Verandering, vernieuwing en aanpassing van de sector zijn niet vanuit Den Haag op te leggen. Wel is het mogelijk condities te creëren waaronder verandering gedijt. Met deze brief heb ik daarvoor de kaders en ambities van het kabinet neergelegd.
Het totale visserijcluster (aanvoer, verwerkende industrie, groothandel, detailhandel en toeleveringsbedrijven) vertegenwoordigt naar schatting een economische waarde van ongeveer € 5 miljard. Het betreft hier in totaal ca. 2600 ondernemingen waarbinnen aan 21 000 (15 500 FTE) mensen direct of indirect werkgelegenheid wordt geboden.
Ongeveer 10% van de opbrengsten uit het visserijcluster wordt gerealiseerd door de aanvoersector. In beleid voor de visserij ligt sterk de nadruk op de aanvoersector.
De totale opbrengsten van de aanvoersector (visserij en aquacultuur) zijn over de jaren heen tamelijk constant. Wel vinden verschuivingen plaats. De opbrengsten in de kottersector en de mosselsector lopen structureel terug, met name bij de visteelt blijkt sprake van groei.
Opbrengst van de Nederlandse zee- en kustvisserij (x miljoen euro) b)
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006a) | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal zeevisserij | 403 | 426 | 383 | 405 | 372 | 375 | 377 |
Schelpdier- en Kustvisserij | 85 | 88 | 73 | 71 | 65 | 62 | 57 |
Visteelt | n.b. | n.b. | n.b. | n.b. | n.b. | 39 | 40 |
Totaal | 488 | 514 | 466 | 486 | 437 | 476 | 474 |
Belangrijk voor de economische situatie in de sector zijn de resultaten die behaald worden. Dus de opbrengsten minus de kosten. Dan zien we met name in de kottersector een tamelijk dramatisch beeld. Sinds 2002 zit de sector in de rode cijfers, worden de kosten dus niet goedgemaakt door de opbrengsten. Een belangrijke verklaring daarvoor zijn de sterk gestegen brandstofkosten sinds 2002. In de eerste jaren van dit decennium investeerden vissers jaarlijks nog meer dan € 30 mln. en bouwden zij ook nieuwe schepen. Vanaf 2004 neemt het investeringsvolume in rap tempo af tot een zeer laag niveau en wordt er nauwelijks nog nieuw gebouwd.
Tabel 2. Uitkomsten Kottervisserij als geheel:
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006(raming) | |
---|---|---|---|---|---|
Totale besomming | 257 | 262 | 241 | 238 | 252 |
Af: technische kosten | 185 | 189 | 179 | 187 | 193 |
Arbeidsopbrengst | 72 | 73 | 62 | 51 | 59 |
Af: deelloon en sociale lasten | 76 | 77 | 68 | 62 | 66 |
Netto resultaat | – 4 | – 4 | – 6 | – 11 | – 7 |
Naast de gestegen brandstofkosten is ook het beheer van de bestanden voor de sector van groot belang. De quota voor de voor Nederland belangrijke soorten schol en tong, zijn de afgelopen jaren fors verlaagd. Daar komt bij dat de Raad van visserijministers in juni dit jaar de Verordening met betrekking tot het meerjarenplan voor schol en tong in de Noordzee heeft vastgesteld.
Dit meerjarenplan kent twee fasen. Het plan is er in de eerste fase op gericht de schol- en tongbestanden binnen veilige biologische grenzen te brengen. Deze doelstelling wordt bereikt door de vissterfte bij schol en tong jaarlijks met 10% te verminderen. Op basis van deze doelstelling stelt de Raad ieder jaar de toegestane vangsthoeveelheden (TAC’s) vast die ten opzichte van het voorgaande jaar maximaal 15% mogen variëren.
Naast vangstquota neemt de Raad jaarlijks besluiten over de maximale hoeveelheid visserij-inspanning in de vorm van toegestane zeedagen om de vangstquota op te vissen. Overeengekomen is dat de totale visserij-inspanning in ieder geval niet mag uitstijgen boven het toegestane niveau van 2006.
Deze jaarlijkse systematiek wordt doorgezet totdat de beide bestanden binnen de veilige biologische grenzen zijn gebracht. Hiermee is de eerste fase afgesloten.
Wanneer deze grenzen zijn bereikt, zal de Europese Commissie een evaluatie uitvoeren. Mede op basis hiervan zal de Raad voor de tweede fase besluiten nemen die erop gericht zijn deze bestanden op Maximaal Duurzame Opbrengstniveaus (het Maximum Sustainble Yield of MSY-principe) te beheren. Deze vorm van beheer is afgesproken op de Internationale conferentie over duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002.
De uitvoering van het plan heeft ingrijpende gevolgen voor de Nederlandse platvissector. De verwachting is dat de komende jaren de mogelijkheden om op tong en schol te vissen met zeker enkele tientallen procenten zullen afnemen. Dit is uiteraard wel sterk afhankelijk van de vraag hoe de bestanden zich de komende jaren zullen ontwikkelen.
Behalve met teruglopende visbestanden heeft de sector ook te maken met kritische geluiden uit de maatschappij over de toegepaste vistechnieken. De boomkor heeft aanzienlijke effecten op het bodemleven van de zee en daar worden door maatschappelijke groeperingen en politiek vragen bij gesteld. De sector moet duurzamer gaan vissen en zal moeten investeren in meer duurzame en selectievere visserijtechnieken. Bij de aanneming van het meerjarenplan hebben de Raad en de Commissie tevens gewezen op de noodzaak van verbetering van de selectiviteit in de visserij op platvis in de Noordzee. De Commissie komt daartoe met een actieplan gericht op de invoering van alternatieve duurzamere visserijmethoden.
Deze regeling zal deel uit gaan maken van het nieuwe, nog te publiceren Hoofdstuk visserij van de Regeling LNV-subsidies.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29675-28.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.