29 675 Zee- en kustvisserij

Nr. 187 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2016

Hierbij stuur ik u mijn reactie op het bericht «EZ verliest hoger beroep wolhandkrab» (Visserijnieuws, 20 mei 2016) zoals verzocht door de vaste commissie voor Economische Zaken.

Op 26 april jl. heeft de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State drie uitspraken gedaan met betrekking tot de vergunningen met een reductie van 85% van het aantal staande netten in het IJsselmeer/Markermeer.

Naar het oordeel van de Raad van State is bij de voorbereiding van die besluiten onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de vissers die met staande netten op wolhandkrab vissen. Dit betekent dat bij de vergunningverlening voor het seizoen 2016/2017 rekening gehouden moet worden met de betreffende uitspraak en daardoor met de belangen van deze groep vissers.

Ik zal bij de nieuw te verstrekken visvergunningen weer het volledig aantal netten toestaan met dien verstande dat onderscheid gemaakt zal worden tussen het aantal netten waarop de 85%-reductie van toepassing is, dat zowel voor wolhandkrabvisserij als voor schubvisvisserij ingezet kan worden, en daarnaast het resterend aantal netten dat uitsluitend voor de visserij op wolhandkrab ingezet mag worden.

Aan deze twee onderscheiden typen staand want zullen verschillende «kleuren» identificatiemerkjes bevestigd moeten worden, en ook zijn deze netten verschillend van vorm waaraan ze herkenbaar zijn.

Omdat in de vergunningen onder de Natuurbeschermingswet voor het staand want een relatie gelegd is met de Visserijwet-vergunning is het aan de bevoegde gezagen, de provincies Flevoland en Friesland, om te bezien in hoeverre de vigerende Nbwet-vergunningen zich verhouden tot de nieuwe Visserijwet-vergunning. Hierover is contact met deze provincies gelegd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven