29 675 Zee- en kustvisserij

Nr. 184 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft gevraagd om een reactie op het onderzoek «Vormgeving van beleid in een Multi-Governance setting» van IMARES1.

Conclusies rapport

In het onderzoek worden de volgende conclusies getrokken:

  • De visserijsector en EZ zijn slechts een klein onderdeel van een groter geheel aan instituties die het beleid vormgeven.

  • Er bestaat een kloof tussen overheid en praktijk (lees: sector) over de aanlandplicht. Een onderdeel van de kloof is het uitblijven van een principiële discussie over nut en noodzaak.

  • Er bestaat bij vissers nog veel onzekerheid over de precieze invoering, zoals de controle en handhaving.

Reactie

Zoals in de studie wordt aangegeven kan het analyseren van wat er gezegd wordt en hoe inzichten bieden in de samenwerking en leiden tot aanbevelingen voor verbetering van de samenwerking. De auteurs van het rapport hebben hun opinie, mede op uitnodiging van mijn ministerie, daarom ook reeds tweemaal gepresenteerd en besproken in het maandelijkse overleg van de sector en overheid over de aanlandplicht. Ik onderschrijf dat er veel zorgen zijn over de aanlandplicht en dat samen optrekken nodig is en blijft om de aanlandplicht werkbaar te maken.

Mijn voorgangers en ik hebben de hoge bijvangsten in verschillende visserijen als knelpunt benoemd en het verbeteren van de selectiviteit is een nadrukkelijke focus geweest in relatie tot de aanlandplicht. Hier is concreet invulling aan gegeven door middelen uit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij ter beschikking te stellen voor projecten om de selectiviteit te verbeteren. Tegelijkertijd probeer ik continu maximale rek en ruimte te vinden binnen de kaders van de wet en in overleg met de buurlanden in de regio’s. Vanuit de sector vraagt dit om een actieve inzet op het vergroten van selectiviteit.

Op 1 juni 2015 is uw Kamer geïnformeerd over een stappenplan met betrekking tot de aanlandplicht (Kamerstuk 29 675, nr. 180). Met de vertegenwoordigers van de vissers is intensief gesproken over de Nederlandse inzet en deze is dan ook gezamenlijk tot stand gekomen. De intensieve samenwerking had ik graag nadrukkelijker teruggezien in het rapport.

De aanlandplicht betreft nieuw en complex beleid waardoor over de uitvoering nog onduidelijkheid kan bestaan. Ik wil zo transparant mogelijk optreden bij de invoering van de aanlandplicht en het genoemde stappenplan. De georganiseerde informatiebijeenkomsten en andere overleggen helpen daarbij. Ik wil ook pragmatisch omgaan met de invoering van de aanlandplicht. Dat is terug te zien bij de controle op de aanlandplicht. Er wordt gecontroleerd en vissers worden aangesproken, zonder dat dit direct tot sancties leidt.

Met de voortgangsrapportages houd ik u op hoogte van de verdere ontwikkelingen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven