29 675 Zee- en kustvisserij

Nr. 181 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 februari 2016

Onlangs publiceerde de Volkskrant een recensie1 van een artikel in Nature2 door Daniel Pauly en Dirk Zeller, betreffende de onderrapportage van de mondiale visvangsten. Uw Kamer heeft gevraagd om een reactie op dit artikel. Ik stuur u hierbij mijn appreciatie van het artikel in Nature.

In het artikel concluderen Pauly en Zeller dat de mondiale vangsten aan het afnemen zijn en dat de vangstregistraties stelselmatig zo’n 50% te laag zijn.

Een alarmerende observatie waar ik me grote zorgen over maak. Teruglopende vangsten kunnen een indicatie zijn van afnemende visbestanden. Dit is niet alleen ernstig voor mariene ecosystemen, maar ook voor mondiale voedselzekerheid, aangezien vis een belangrijke eiwitbron is, zeker ook in ontwikkelingslanden.

De auteurs geven ook aan dat ondeugdelijke vangstregistraties een groot probleem zijn. Een goede registratie van de vangsten is ook wat mij betreft essentieel en fundamenteel voor een duurzaam beheer van de visbestanden, gebaseerd op betrouwbare wetenschappelijke adviezen. Dat is zowel in het belang van de vissers als van het ecosysteem.

De auteurs hebben zich gebaseerd op de aanlandingsgegevens van de Food and Agriculture Organisation (FAO). Deze laten zien dat de vangsten toenamen in de periode 1950–2010. Aanvankelijk was dit een sterke toename tot eind jaren 60, daarna zwakte deze af tot medio jaren 90, om vanaf 1996 met een piek van 86 miljoen ton langzaam af te nemen. Volgens de auteurs zijn de teruglopende vangsten een indicatie van de afnemende visbestanden. Dat visquota strenger zijn geworden kan volgens de auteurs de trend niet verklaren. Hoewel men vraagtekens kan zetten bij de kwaliteit van de oude gegevens, is het patroon ook in Europa en in de Noordzee herkenbaar. In de afgelopen 10 jaar heeft Europa dan ook stevige maatregelen genomen met betrekking tot het beheer van de belangrijkste bestanden. Volgens de jaarlijkse raadpleging door de Europese Commissie (gebaseerd op ICES adviezen) die ook met uw Kamer wordt gedeeld, neemt het aantal overbeviste bestanden gestaag af en een steeds groter aantal bestanden voldoet aan het principe van Maximale Duurzame Opbrengst (MSY). Met name in de Noordzee is veel bereikt. Ik vind het belangrijk om nog eens te benadrukken dat de Nederlandse vissers hier ook een grote bijdrage aan hebben geleverd. We zien in de Noordzee nu een historisch groot scholbestand, een gezond tongbestand en een snel herstel van het kabeljauwbestand. De situatie in de Middellandse Zee is minder positief. In 2016 verwacht ik voorstellen van de Europese Commissie voor meerjarenbeheerplannen voor de Noordzee, de westelijke wateren en ook de eerste plannen voor de Middellandse Zee.

Over de gegevens van de FAO merken de auteurs op dat ze stelselmatig zo’n 50% te laag zijn. De auteurs baseren zich op gegevens die in statistieken van de FAO ontbraken. Het artikel is tot stand gekomen na een grondige analyse van de FAO-database en speurwerk in online databases, literatuur en rapporten door een team van experts. Enkele opvallende bevindingen van de auteurs: de gerapporteerde vangsten van tonijn zijn ongeveer 9% te laag en van haaien 60%. Wereldwijd wordt er 9% teruggegooid (discards, deze cijfers worden niet meegenomen in de FAO-cijfers van de aanlandingen) en een toenemende hoeveelheid vangsten kan worden toegeschreven aan de kleinschalige – en aan de recreatieve visserij (zo’n 25%).

Ik wil hierbij opmerken, dat ook al zijn de cijfers over teruggegooide vis en illegale vangsten in de FAO statistieken niet meegenomen, zij een belangrijk onderdeel vormen van de wetenschappelijke adviezen van ICES. Ook wordt in Europa vanwege de aanlandplicht nu met vangstquota gewerkt (inclusief ondermaatse vis) in plaats van aanlandquota. Wetenschappelijk onderzoek kan helpen in het meer en beter inzichtelijk krijgen van vangsten en teruggooi in sectoren die nu (grotendeels) buiten beeld blijven, zoals de kleinschalige en recreatieve visserij.

Ik heb IMARES gevraagd om een reactie op het artikel. In de bijlage treft u de reactie van de wetenschappers van IMARES aan3. Zij concluderen dat, vanwege de spaarzame gegevens die beschikbaar zijn, de reconstructie in hoge mate onzeker is. Daarom achten zij het statistisch niet verantwoord om een uitspraak te doen over de snelheid waarmee de totale visvangst zich in het laatste decennium heeft ontwikkeld.

IMARES geeft aan dat de door Pauly en Zeller gepresenteerde trend in de visvangst geen nieuwe informatie geeft over de toestand van de visbestanden. De trend in de visvangst is daarvoor een onbetrouwbare indicator omdat de visvangst niet alleen bepaald wordt door de visstand maar ook door de visserijintensiteit.

Verder merkt IMARES op dat ICES sinds de introductie van het Europese quotasysteem bij het uitvoeren van biologische analyses de officiële aanvoercijfers corrigeert op onjuistheden. En dat de methode achter de Nederlandse schattingen gebruikt in Pauly en Zeller niet dusdanig te achterhalen is waardoor het controleren van de berekening niet mogelijk. Wel is duidelijk dat om de tijdserie van de totale vangst te reconstrueren aannames zijn gemaakt die niet gebaseerd zijn op de beste openbaar beschikbare onderzoeksgegevens.

Naast IMARES en een aantal gerenommeerde wetenschappers4 hebben ook de FAO-experts kritiek op de methode van Pauly en Zeller, met name over het extrapoleren van kleine steekproeven naar grote vloten en gebieden in het verre verleden. Desalniettemin onderschrijft de FAO, net als ik, de hoofdboodschap van het artikel dat er meer aandacht moet komen voor een goede registratie van de vangsten5. De Nederlandse inzet is er dan ook op gericht om waar nodig in Europa, Regionale Visserij Beheers Organisaties én visserijpartnerschapsovereenkomsten de vangstregistraties te verbeteren. Dat begint bij onze eigen Europese vissers en bij de herziening van de datacollectie verordening. Voor deze herziening zet ik mij tijdens het voorzitterschap dan ook in.

De Staatssecretaris Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven