De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Noordzeequotum tong in economische zin de belangrijkste vissoort
is voor de Nederlandse kottervloot en dat Nederland grootaandeelhouder is met een
aandeel van 75% in de Noordzee-TAC;
overwegende dat Noordzeetong beheerd wordt in een beheerplan waarbij een vacuüm is
ontstaan omdat de EU verzuimd heeft om de volgende fase van dit plan in te vullen;
overwegende dat het afgelopen jaar de TAC voor tong verlaagd is van 16.200 ton naar
14.000 ton en het voorstel er ligt om de TAC voor volgend jaar te verlagen naar 11.900
ton;
overwegende dat deze daling onevenredig negatieve gevolgen heeft voor de Nederlandse
kottervloot;
overwegende dat de ICES-adviezen positief zijn en het paaibestand van tong sedert
2011 gestegen is van 35.000 ton tot over de 50.000 ton in 2013, het hoogste niveau
sinds 1995;
overwegende dat de visserijsterfte van tong de afgelopen jaren spectaculair gedaald
is tot een historisch laag niveau sinds de jaren zestig van de vorige eeuw;
overwegende dat daardoor een verdere verlaging van de TAC niet dringend gewenst is;
overwegende dat de EU de afgelopen twee jaar rond de vaststelling van de TAC van kabeljauw
sociaaleconomische motieven een zware rol heeft laten spelen;
overwegende dat zulks thans ook van groot belang is voor de Nederlandse kottervloot
waar het gaat om de vangstmogelijkheden voor tong in 2014;
verzoekt de regering, de roll-over van de tong-TAC tot prioriteit te maken en om in
samenwerking met andere lidstaten te komen tot vaststelling van een TAC voor tong
in 2014 op hetzelfde niveau als de TAC 2013,
en gaat over tot de orde van de dag.
Geurts
Graus
Slob
Dijkgraaf