29 668
Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007

nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 februari 2006

Inleiding

Met deze brief informeer ik u over een voorgenomen wijziging van beleid ten aanzien van het waarschuwen van het publiek bij incidenten, rampen en crises.

Deze wijziging van beleid wordt ingegeven door mijn wens te komen tot een verantwoorde afsluiting van de opbouw van het waarschuwingsstelsel bestaande uit sirenes. Nu de opbouwfase wordt afgesloten hebben gemeenten de mogelijkheid de eventuele verdere uitbouw van het sirenestelsel voor eigen rekening voort te zetten. Daarnaast wil ik komen tot een aanpassing van het beleid aan ontwikkelingen in de communicatietechniek en in de samenleving. Naast de algemene behoefte van het publiek om snel gealarmeerd te worden, wordt de wens steeds duidelijker om niet alleen een alarmmelding te ontvangen, maar te gelijkertijd door de overheid ook concreet geïnformeerd te worden.

In de afgelopen periode – bijvoorbeeld bij de aanslagen in Madrid en Londen – is opnieuw gebleken dat overheidscommunicatie naar het publiek bij crises van groot belang is. Het handhaven van het «publiek vertrouwen» door middel van open communicatie staat daarbij voorop. Het is van belang dat de betrokken overheden – meer en beter dan voorheen – in staat worden gesteld aan die wens te voldoen.

Voor het waarschuwen van de bevolking bij incidenten, rampen of crises kan de lokale overheid gebruik maken van het waarschuwingsstelsel bestaande uit sirenes (ook wel WAS: waarschuwings- en alarmeringsstelsel, zie bijlage 1)1.

De opbouw van dit systeem en het daaraan gekoppelde plaatsingsprogramma van sirenes wordt binnenkort door BZK afgesloten met een laatste uitbreiding met 100 sirenes. Ik herbevestig echter dat het huidige waarschuwingsstelsel tot 2017 zal worden gehandhaafd en onderhouden.

Een verbreding van het waarschuwings- en alarmeringsbeleid door beproeving van nieuwe communicatie methoden is noodzakelijk, o.a. om beter tegemoet te kunnen komen aan de vraag naar informatie van het publiek en overheden bij «stereotype» incidenten en rampen. De crises die ons land de afgelopen jaren troffen, hebben aanleiding gegeven tot het zoeken naar een flexibilisering van het huidige waarschuwings- en alarmeringsstelsel, en het nemen van nieuwe initiatieven in het kader van het crisisbeheersingsbeleid.

Van waarschuwingsbeleid naar crisis communicatiebeleid

In algemene zin kan worden opgemerkt, dat het overheidsbeleid zich in de afgelopen periode heeft ontwikkeld van een «eenzijdig» waarschuwings- en alarmeringsbeleid naar een meer complex crisiscommunicatiebeleid, waarin het snel en feitelijk informeren van het publiek een belangrijke plaats inneemt.

Deze ontwikkeling heeft er onder andere toe geleid dat naar nieuwe methoden wordt gezocht.

Een nieuwe techniek voor het waarschuwen en informeren bij incidenten, rampen en crises, kan mogelijk als aanvulling dienen op het huidige stelsel. BZK neemt deel in een proef van twee jaar om te onderzoeken of het alarmeren en gelijktijdige informeren van het publiek via het locatiegebonden verzenden van tekstberichten naar mobiele telefoons meerwaarde biedt (zie bijlage 2: cell broadcasting)1. Nagegaan wordt of gekomen kan worden tot blijvende introductie van cell broadcasting in Nederland.

De huidige systematiek van decentrale alarmering door de lokale overheid kan daarmee worden gehandhaafd en versterkt.

Conclusie met betrekking tot het huidige waarschuwingsstelsel

De middelen die de (lokale) overheid momenteel heeft voor het (grootschalig) waarschuwen van het publiek lopen achter op de maatschappelijke realiteit. Het publiek beschikt immers in toenemende mate over mobiele communicatie apparatuur, waarmee een steeds meer inhoudelijke overheidsberichtgeving mogelijk wordt. Door die middelen te gebruiken kan het publiek bij incidenten, rampen of crises mogelijk snel voorzien worden van actuele, concrete en feitelijke informatie. Bovendien kan zo beter richting worden gegeven aan het vermogen tot zelfredzaamheid van het publiek.

Relatie met het alerteringssysteem (Terrorismebestrijding)

Recent heb ik uw Kamer in het kader van de Voortgangsrapportage beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 geïnformeerd over ontwikkelingen ten aanzien van het alerteringssysteem.

Tussen het waarschuwings- en alarmeringsstelsel – bestaande uit sirenes – en het alerteringssysteem dient een duidelijk onderscheid te worden gemaakt. Het waarschuwingsstelsel is gericht op het publiek, terwijl het alerteringssysteem vooral is gericht op het waarschuwen en informeren van groepen professionals in het openbaar bestuur en de bij het alerteringssysteem aangesloten bedrijfssectoren.

Niettemin is een interactie tussen beide systemen voorstelbaar wanneer een lokale overheid geconfronteerd wordt met de afkondiging van een alerteringsniveau.

Op grond van haar verantwoordelijkheid voor het handhaven van de openbare orde en het adequaat waarschuwen en informeren van het publiek, kan de lokale overheid besluiten het publiek daarover in algemene termen te informeren.

Laatste bijplaatsing van sirenes

Ondanks de hierboven aangegeven beperkingen van het huidige waarschuwingsstelsel acht ik een laatste verdichting van het waarschuwingsstelsel met een bijplaatsing van 100 sirenes verantwoord. Verder acht ik dit noodzakelijk op grond van de provinciale risicokaart (ex art. 6a Wet rampen en zware ongevallen) en bij gemeenten ontstane verwachtingen. Temeer daar met de verdere ontwikkeling, implementatie en operationalisering van aanvullende methoden – zoals cell broadcasting – nog enige tijd zal zijn gemoeid.

Na deze laatste bijplaatsing die in 2006 zal worden uitgevoerd, kunnen gemeenten verder op eigen kosten overgaan tot het bijplaatsen van sirenes op hun grondgebied. Het ministerie van BZK is bereid om in hun opdracht en voor hun rekening het onderhoud en beheer van deze (gemeentelijke) sirenes uit te voeren.

Gelijktijdig met deze brief zal ik de besturen van de hulpverlenings- en brandweerregio’s hierover schriftelijk informeren.

Het is mijn overtuiging dat met de in deze brief aangekondigde initiatieven, enerzijds het op verantwoorde wijze afsluiten van een lopend programma en anderzijds het op pro-actieve wijze oppakken van innovatieve ontwikkelingen ter verbreding van het huidige waarschuwingsbeleid, het ministerie van BZK een substantiële bijdrage levert aan het waarschuwingsbeleid voor de komende jaren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven