29 668
Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007

nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2008

Namens het kabinet bied ik u hierbij de eindrapportage aan over de uitvoering van het beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007.1 Op 24 juni 2004 heeft het kabinet Balkenende-I dit beleidsplan aan uw Kamer aangeboden (TK 2003–2004, 29 668, nr. 1). Hoofddoelstelling was beter voorbereid te zijn op toekomstige crises door de effectiviteit en de kwaliteit van het stelsel van crisisbeheersing te verbeteren en te versterken.

Het is de taak van de overheid om, samen met burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven, de veiligheid van de samenleving te bevorderen. Dat vereist onder meer dat de overheid crises probeert te voorkomen en dat zij tijdig en adequaat optreedt als zich toch een crisis voordoet.

Hoewel er zich de afgelopen jaren nauwelijks grootschalige maatschappij ontwrichtende incidenten hebben voorgedaan, blijft crisisbeheersing een belangrijk dossier. We moeten permanent inzicht hebben in de (nieuwe) dreigingen en risico’s die nationaal én internationaal op ons afkomen, zoals bij voorbeeld de stijgende olieprijzen en de eventuele gevolgen voor de energievoorziening en bredere maatschappelijke effecten. Vervolgens moeten we continu blijven werken aan een goede voorbereiding, voor het geval zich daadwerkelijk incidenten voordoen. Daarbij is het van bijzonder belang oog te hebben voor de vitale infrastructuur, vanwege de grote maatschappelijke effecten bij uitval daarvan. Ook is speciale aandacht nodig voor risico- en crisiscommunicatie gezien het alsmaar toenemende belang daarvan bij crisismanagement.

Terugkijkend op de afgelopen jaren is mijn conclusie dat de hoofddoelstelling van het beleidsplan voor een belangrijk deel is gerealiseerd: een groot deel van de actiepunten uit het bijbehorende werkprogramma (zie bijlage 2)1 is gerealiseerd; wat nog niet is gerealiseerd, is in gang gezet of wordt geïmplementeerd.

Zo is er sprake van een betere voorbereiding op alle niveaus.

Met een focus die ook nadrukkelijk is gericht op nieuwe dreigingen als ICT-verstoringen en pandemie heeft er daadwerkelijk een verbreding van de oriëntatie van «klassieke» rampen naar nieuwe crises plaatsgevonden. Het ontwikkelen van scenario’s, het analyseren van dreigingen en het beoordelen daarvan hebben een belangrijke impuls gekregen. De planvorming is verbeterd. Met de instelling van de Task Force Management Overstromingen heeft de voorbereiding op mogelijke grootschalige overstromingen en evacuatie een belangrijke impuls gekregen.

Het oefenen heeft een enorme vlucht genomen met de succesvolle subsidie multidisciplinair oefenen op decentraal niveau, de halfjaarlijkse nationale oefeningen op ministerieel niveau en de tweejarige grootschalige multidisciplinaire oefeningen.

De intensivering van de civiel-militaire samenwerking is daadkrachtig ter hand genomen en defensie is een structurele partner geworden bij het waarborgen van de nationale veiligheid.

Er zijn basisvereisten ontwikkeld voor crisisbeheersing op centraal en decentraal niveau. Met de veiligheidsregio’s is een essentiële stap gezet bij het op orde hebben van de rampenbestrijding en crisisbeheersing op regionaal niveau.

In de relatie tussen overheid en bedrijfsleven is sprake van structurele, institutionele publiekprivate kennisuitwisseling en samenwerking bij de bescherming van de vitale infrastructuur. Afhankelijkheden tussen vitale sectoren zijn in kaart gebracht. Het Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur (NAVI) is opgericht om de vitale sectoren te ondersteunen.

Het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum is ingesteld voor een efficiënte en effectieve coördinatie van de inzet van hulpdiensten en de krijgsmacht. Door het ingestelde Expertisecentrum voor Risico- en Crisiscommunicatie is een uitgebreid instrumentarium ontwikkeld dat breed is verspreid en gebruikt. Voor een adequate informatievoorziening is een nieuwe, veelbelovende werkwijze (netcentrische informatievoorziening) geïntroduceerd.

Met deze eindrapportage wordt een groot interdepartementaal beleidsprogramma succesvol afgerond. Bijna alle actiepunten zijn gerealiseerd, maar we zijn er nog niet. Er is veel bereikt, maar dat is geen reden om zelfgenoegzaam te zijn. Behalve de voorbereiding op en de gevolgbestrijding is er de laatste jaren – ook internationaal – meer aandacht voor het voorkómen dat de maatschappij ontwricht raakt als gevolg van een crisis. Nederland sluit hierbij aan met de strategie Nationale Veiligheid. Voor de komende periode komt het er op aan wat is ingezet verder te versterken, te implementeren of verder uit te bouwen, waar nodig verder te operationaliseren of nieuwe manieren van werken volledig eigen te maken.

Speerpunten daarbij zijn het versterken van landelijke regie en aansturing bij nationale crises en het binnen twee jaar op orde hebben van de bestuurlijke en operationele crisisorganisatie, niet alleen van de regio’s, maar ook van het rijk, vooral gelet op de (nieuwe) nationale én internationale dreigingen en risico’s die op ons afkomen. Het is van eminent belang om het lerend vermogen van bestuurders en professionals bij daadwerkelijke incidenten en tijdens oefeningen te vergroten. Belangrijk is ook heldere afspraken te maken over de verantwoordelijkheid bij crisisbeheersing van overheid, bedrijfsleven en burger en zelfredzaamheid en burgerparticipatie te versterken. Verder zal de komende periode een landelijk systeem voor uniforme informatievoorziening enuitwisseling worden uitgerold. Op internationaal niveau ten slotte is het belangrijk om met name de rol van het Monitoring and Information Centre van de Europese Unie te versterken.

Als coördinerend minister ben ik verantwoordelijk voor de inrichting, de werking, de samenhang en de integrale aanpak van het crisisbeheersingsbeleid inclusief het bijbehorende stelsel. Ik zal nadrukkelijk inzetten op het verder versterken van de rijksbrede en publiek-private institutionele samenwerking in de rijksbrede stuurgroep die het beleid rond nationale veiligheid (waaronder de bescherming van vitale infrastructuur) en crisisbeheersing aanstuurt.

Immers: werken aan een betere voorbereiding op toekomstige (nieuwe) crises is een belangrijke opdracht en blijft een permanente inspanning vergen van ons allen: bestuurders, professionals, burgers en bedrijven, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven