29 668
Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2007

1. INLEIDING

Hierbij bied ik u, als coördinerend minister voor crisisbeheersing namens het kabinet, de tweede voortgangsrapportage aan over de uitvoering van het beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 (TK 2003–2004), 29 668, nr. 1). Het kabinet wil met de maatregelen van het beleidsplan beter voorbereid zijn op toekomstige crises door de effectiviteit en de kwaliteit van het stelsel van crisisbeheersing te verbeteren en te versterken.

De indeling van deze rapportage volgt het werkprogramma van het beleidsplan.

In 2007 zijn er nog diverse lopende activiteiten. Over de resultaten daarvan rapporteer ik u begin 2008.

2. OMGAAN MET DREIGINGEN EN RISICO’S

Strategie Nationale Veiligheid

Dreigingen en risico’s kunnen vele vormen aannemen. De inzet van het kabinet is gericht op het versterken van de rijksbrede analyse van dreigingen en risico’s die onze nationale veiligheid kunnen aantasten1. Onderdeel hiervan is een periodiek uit te voeren«nationale risicobeoordeling», waarin risico’s voortkomend uit heel diverse dreigingen met elkaar worden vergeleken. Deze beoordeling wordt in 2007 voor het eerst uitgevoerd bij een beperkt aantal dreigingen. Op grond daarvan kan het kabinet beter afwegen welke risico’s moeten worden teruggedrongen en waar prioriteiten moeten liggen.

Voor concrete dreigingen op de korte termijn (tot maximaal zes maanden) wordt een rijksbrede horizonscan geïntroduceerd. Signalen voor mogelijke dreigingen worden tijdig rijksbreed gedeeld zodat verantwoordelijke partijen in samenhang maatregelen kunnen treffen. Op 14 mei heeft het kabinet de strategie Nationale Veiligheid aan uw Kamer aangeboden.

Risicokaart

Risicokaarten zijn een belangrijk instrument bij het vergroten van de veiligheid van de inwoners van Nederland. Bijvoorbeeld omdat de hulpdiensten hun planvorming erop kunnen afstemmen. Sinds 1 november 2006 beschikken alle provincies over een risicokaart, gebaseerd op het landelijk afgesproken model. De provinciale risicokaarten zijn via het Internet voor de burger toegankelijk. Zij zijn voor gemeenten een instrument om inwoners te informeren over risico’s in hun woon- en leefomgeving. Op de openbare kaarten wordt geen informatie getoond over bijvoorbeeld effect-afstanden, om misbruik door kwaadwillenden te voorkomen. De risicokaart sluit aan op de in 2006 gestarte rampencampagne «Denk Vooruit». Via de website www.crisis.nl wordt een link gelegd met de risicokaart. De risicokaart kent ook een versie die uitsluitend toegankelijk is voor de professionele gebruiker. Hierop is informatie beschikbaar voor bijvoorbeeld hulpverleningsdiensten en gemeenten.

3. CRISISBEHEERSING OP NATIONAAL NIVEAU

Het algemene stelsel van crisisbeheersing beschreven

Evaluaties van crisisoefeningen geven aan dat in situaties van nationale crises bij de betrokkenen nog te vaak onduidelijkheid bestaat over wat er precies van hen verwacht wordt, met wie zij te maken krijgen en welke specifieke taken en bevoegdheden de afzonderlijke veiligheidspartners hebben. Hoewel vele beschrijvingen over deelterreinen van crisisbeheersing en over specifieke crisistypen beschikbaar zijn, was er geen handzaam overzicht van het algemene stelsel van crisisbeheersing. Hiervoor is de publicatie «Nationale crisisbeheersing beschreven» gemaakt, met daarin ook een beschrijving van de organisaties bij vier specifieke crisistypen, die grote risico’s met zich brengen: hoogwater en overstromingen, terrorisme, ICT-uitval en pandemie.

Nationale responsplannen ter voorbereiding op specifieke risico’s en dreigingen

In 2006 is gestart met het opstellen van nationale responsplannen voor de voorbereiding op voorzienbare risico’s en dreigingen. Op basis van een scenario-analyse wordt de respons op rijksniveau bij hoogwater en overstromingen, terroristische aanslagen, pandemie en ICT-uitval nader uitgewerkt, zodat bij daadwerkelijke crises een snellere en betere respons op rijksniveau is gegarandeerd. Het responsplan hoogwater en overstromingen is medio 2007 gereed, de andere drie worden dit jaar afgerond. Ook voor uitval nutsvoorzieningen en extreem weer worden dit jaar responsplannen opgesteld.

Een betere voorbereiding op mogelijke overstromingen is noodzakelijk. In het kabinetsstandpunt Rampenbeheersing Overstromingen1 is een strategie uitgewerkt met een combinatie van fysieke en organisatorische maatregelen. Om de verbeteringen in de praktijk te toetsen zullen in 2008 grootschalige oefeningen worden gehouden. Het kabinet stelt voor het geheel van rijksbijdragen vijftien miljoen euro beschikbaar voor de komende twee jaar. De Taskforce Management Overstromingen (TMO), onder leiding van de commissaris van de Koningin in Zuid-Holland de heer J. Franssen, neemt de regie op zich.

Intensivering civiel-militaire samenwerking (ICMS)

Bij brief van 24 mei 2006 (TK 2005–2006, 30 300 X, nr. 106) heeft het kabinet de plannen voor de intensivering van de civiel-militaire samenwerking op het terrein van nationale veiligheid gepresenteerd. Uitgangspunt is dat de aard, omvang en gevolgen van hedendaagse rampen en crises een structurele rol van de krijgsmacht vergen. De gegarandeerde ondersteuning van de krijgsmacht neemt toe van 3000 naar 4600 militairen. De komende periode wordt veel aandacht besteed aan de implementatie van de civiel-militaire samenwerking in de regio’s. Al vanaf begin 2007 is zeker gesteld dat de krijgsmacht bij alle schakels van de veiligheidsketen structureel het civiele bestuur terzijde kan staan.

Alerteringssysteem crisisbeheersing

In 2006 is een onderzoek gedaan naar de wenselijkheden en mogelijkheden om, net zoals bij terrorismebestrijding, ook voor andere crises alerteringssystemen in te voeren. Ik heb besloten geen aparte systemen in te voeren, maar aan te sluiten bij het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding. Wel worden per crisistype met de betrokken bestuurlijke en operationele partners informatieafspraken gemaakt. Dit is gebeurd voor hoogwater en overstromingen, pandemie en ICT-uitval.

Basisvereisten interdepartementale crisisbeheersing

Met het oog op een verdere professionalisering en verbetering van de samenwerking bij interdepartementale crisisbeheersing zijn in 2006 met alle ministeries zogenoemde basisvereisten afgesproken. Dit zijn minimale kwalitatieve en kwantitatieve prestaties op een aantal kritische aspecten, waaraan de nationale crisisorganisatie moet voldoen, tenzij een specifieke basiseis een buitensporige inspanning van een ministerie vergt. De basisvereisten worden in 2007 en 2008 gefaseerd geïmplementeerd. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid zal samen met collega-inspecties toezicht houden of aan de basisvereisten is voldaan.

(Inter)departementaal opleiden, trainen en oefenen

In het interdepartementale beleidsplan opleiden, trainen en oefenen – dat in de tweede helft van dit jaar wordt vastgesteld – wordt een gemeenschappelijk kader vastgesteld en een structuur om samenhang te brengen tussen de verschillende activiteiten binnen en tussen de (departementale) beleidsvelden.

Conform het beleidsplan organiseert mijn ministerie in nauwe samenwerking met de betrokken ministeries minimaal tweemaal per jaar een oefening op politiek-bestuurlijk niveau voor leden van het kabinet en topambtenaren. Op 17 mei 2006 vond een, samen met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding georganiseerde, nationale oefening plaats, gericht op de crisisorganisatie bij een terroristische dreiging of aanslag, zoals vastgelegd bij brief van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 februari 2006. Uit de evaluatie blijkt dat de inzet en participatiegraad hoog waren in alle teams. Tevens werd over de grenzen van het eigen verantwoordelijkheidsgebied heen gekeken, vooral in het Ministerieel Beleidsteam. Een goede en bruikbare communicatiestrategie ingeval van een terroristische dreiging en/of aanslag was beschikbaar en bewees zijn nut. Verbeterpunten richten zich voornamelijk op het optimaliseren van het besluitvormingsproces. Het anticiperen op ontwikkelingen bij een terroristische dreiging en/of aanslag is een ander aandachtspunt.

In november 2006 was de tweede nationale oefening gepland rondom uitval van ICT, maar in verband met de val van het vorige kabinet is deze oefening uitgesteld. Op 6 juni jl. vond de oefening onder de naam «Shift Control» plaats. Een onafhankelijke evaluatie komt na de zomer beschikbaar. Verder wordt na «Bonfire» (6 april 2005) in oktober 2007 in Rotterdam een grootschalige multidisciplinaire oefening – «Voyager»– gehouden met daadwerkelijke betrokkenheid en ook voor het publiek zichtbare inzet van operationele diensten. In 2008 is in de eerste volle week van november onder de naam «Waterproef» een landelijke oefenweek gepland rondom overstromingsrisico’s.

Schade bij rampen

Het kabinet zet in op vergroting van de private verzekerbaarheid van ramprisico’s1. Wanneer mensen zich om welke reden dan ook niet verzekeren terwijl dat wel mogelijk was, past het niet om de gevolgen van die keuze zonder meer voor rekening van de samenleving te laten komen. De overheid wil niet alleen terughoudend zijn met financiële tegemoetkomingen, maar ook voorkomen dat er, buiten het reguliere kader van de Wet tegemoetkomingen schade bij rampen en zware ongevallen om, allerlei ad hoc-regelingen komen om slachtoffers financieel te compenseren voor geleden schade. Wegens het grote maatschappelijke belang geeft het kabinet prioriteit aan het verzekerbaar maken van natuurrampen, zoals overstromingsrisico’s. Daarnaast start de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in de loop van dit jaar een onderzoek naar de wenselijkheid en haalbaarheid van het instellen van een verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor risicovolle bedrijven.

Ontwikkeling van rijkstoezicht

De Inspectie OOV houdt, door middel van de Algemene Doorlichting toezicht op de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. De verbreding naar crisisbeheersing betekent (keten)aandacht voor grootschalige acties, inbedding in de veiligheidsregio, vitale belangen, de langdurige effecten van incidenten en de betrokkenheid van andere ministeries en organisaties. Bij de inrichting van haar toezicht richt de Inspectie OOV zich op het verminderen van onnodige toezichtlast. De Inspectie neemt daartoe het initiatief tot actieve samenwerking met andere toezichthouders. Voor het veiligheidsdomein krijgt dit vorm door het oprichten van een frontoffice, dat wil zeggen één aanspreekpunt, dat op een transparante wijze het toezicht organiseert en naar buiten treedt.

Een vernieuwd Nationaal CrisisCentrum (NCC)

In 2006 is veel geïnvesteerd om het NCC in staat te stellen de functie van interdepartementaal facilitair communicatiecentrum en informatieknooppunt te vervullen. Met de bestuurlijke partners zijn nadere afspraken gemaakt. Het NCC is nu beter in staat de informatie te analyseren en met de betrokken ministeries tijdig (deel)adviezen voor de crisisbesluitvorming op politiek-bestuurlijk en hoog ambtelijk niveau op te stellen, wanneer naar gezamenlijk oordeel nationale coördinatie nodig is. Het afgelopen jaar is door middel van een ingrijpende verbouwing het vernieuwde NCC ingericht. Vanuit het NCC is het nu mogelijk om het besluitvormingsproces voor ieder crisistype te faciliteren.

Het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum

Het LOCC is in 2006 volwaardig operationeel geworden. Sinds 1 januari 2007 organiseert en formaliseert het LOCC namens mij de reguliere bijstandsverlening. In dit multidisciplinaire centrum wordt ook tijdens crises een landelijk operationeel beeld verzorgd waarin de feitelijke situatie wordt weergegeven, wordt een strategisch operationeel advies uitgebracht en de benodigde capaciteit naar aanleiding van de gekozen strategie georganiseerd.

4. CRISISBEHEERSING OP DECENTRAAL NIVEAU

Decentrale crisisorganisatie

De veiligheidsregio is het hart van de crisisorganisatie op regionaal niveau. Een en ander is in 2006 neergelegd in het ontwerp van de Wet op de veiligheidsregio’s. Samen met alle betrokken partners wordt de ontwikkeling van de veiligheidsregio’s in 2007 verder uitgewerkt. Begin maart is het advies van de Raad van State beschikbaar gekomen. Eventuele gevolgen hiervan voor het wetsvoorstel worden thans bezien. Verder zijn op basis van de stimuleringsregeling Oprichting veiligheidsregio’s subsidies toegekend ter bevordering van de inrichting van de decentrale crisisorganisatie.

Basisvereisten decentrale crisisbeheersing

Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat de kwaliteit van een aantal kritische processen op decentraal niveau nog onvoldoende is, namelijk melding en alarmering, op- en afschaling, leiding & coördinatie en informatiemanagement. Ik heb, mede na overleg met uw Kamer, het Landelijk Beraad Crisisbeheersing (LBCB) verzocht de ontwikkeling van de basisvereisten in nauwe samenspraak met het veld op zich te nemen. Het LBCB) heeft de basisvereisten inmiddels opgeleverd. Ik zal de haalbaarheid van deze eisen toetsen in de praktijk en waar nodig laten vastleggen in wet- en regelgeving.

Planvorming

De nieuwe opzet van de planvorming gaat uit van de verbreding naar crisisbeheersing en de concentratie op regionaal niveau en leidt tot vermindering van de plan- en scenariofixatie, plandrukte en toetsingslast. Er is een communicatietraject gestart om deze nieuwe opzet te stimuleren en te ondersteunen. Een model beleidsplan veiligheidsregio is in ontwikkeling, inclusief een model beschrijving van het proces van meerjarige multidisciplinaire beleidsvorming. Tevens wordt een referentiekader regionaal crisisplan ontwikkeld (gereed eind 2007) om te borgen dat de regio’s hun werkwijzen stroomlijnen en tevens om de samenwerking van en onderlinge uitwisselbaarheid tussen regio’s en met het rijksniveau te versterken. Hierin worden dan ook de door het LBCB ontwikkelde basisvereisten meegenomen. Verder is de rol en positionering beschreven van de vele crisispartners in relatie tot de veiligheidsregio.

In het kader van de uitvoering Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding hebben de commissarissen van de Koningin mij eind 2006 gerapporteerd over de planvorming in hun provincies. Op 16 april jl. heb ik hierover een bestuurlijke rapportage naar uw Kamer gezonden, die op 18 april in een Algemeen Overleg met uw Kamer is besproken.

Geconstateerd is dat de rampenbestrijding op het water duidelijk achter blijft bij die op het land. De partners kennen elkaars mogelijkheden onvoldoende en de voorzieningen sluiten onvoldoende op elkaar aan. Ter verbetering daarvan wordt eind 2007 een Handboek incidentmanagement op het water opgeleverd, met de geldende procedures en regelingen en de bijbehorende zorgnormen.

CBRN-preparatie (chemisch, biologisch, radiologisch, nucleair)

Ongevallen en aanslagen met chemisch, biologisch, radiologisch en/of nucleair materiaal vergen een bijzondere aanpak bij de bestrijding. In 2006 is een landelijke Protocol Verdachte Objecten vastgesteld om een gestructureerde multidisciplinaire aanpak van verdachte pakketjes/situaties mogelijk te maken. Verder heeft de stuurgroep CBRN-rampenbestrijding de beleidsnota om te komen tot een Landelijk Laboratorium Netwerk terreuraanslagen (LLN-ta) vastgesteld. Het LLN-ta is inmiddels al informeel operationeel, en maakt een snelle analyse van bij aanslagen gebruikte gifstoffen mogelijk.

Opleiden en oefenen decentraal

In nauwe samenwerking met het veld ben ik op dit moment bezig met het formuleren van kwaliteitseisen. Om het multidisciplinair oefenen te stimuleren heb ik een subsidieregeling ingesteld, met een speciale focus op vitale infrastructuur en overstromingsscenario’s. Deze regeling is een groot succes gebleken en voor 2007 verlengd. In 2006 is een veertigtal aanvragen ontvangen en toegekend. Ik laat thans onderzoeken of het wenselijk en mogelijk is om een landelijk multidisciplinair oefencentrum (LMO) in te richten, al dan niet in de vorm van een netwerk van meerdere regionale oefencentra. Het programma van eisen is in oktober 2006 vastgesteld en momenteel wordt gewerkt aan een kosten-batenanalyse voor het centrum. Daarbij wordt ook gekeken naar ervaringen in het buitenland en de mogelijkheden van publiek-private samenwerking.

Informatievoorziening

Adequate informatievoorziening is de ruggengraat van crisisbeheersing. In 2006 is gestart met het verbinden via een eigen infrastructuur (het zogenoemde OOV-net) van de crisiscoördinatiecentra van de veiligheidsregio’s, provincies en ministeries. Hierdoor kan momenteel het merendeel betrouwbaar en veilig – ook ingeval van crises – met elkaar informatie blijven delen. Parallel hieraan is in het kader van intensivering civiel-militaire samenwerking een vervolg traject opgestart van netcentrische informatie uitwisseling met betrokkenheid van diverse veiligheidsregio’s en landelijke coördinatiecentra, waaronder het NCC en het LOCC.

5. OVERHEID EN BEDRIJFSLEVEN – BESCHERMING VITALE INFRASTRUCTUUR

Bij crisisbeheersing is bescherming van de vitale infrastructuur een essentiële voorwaarde. De voortgangsrapportage Vitale Infrastructuur1 gaat op hoofdlijnen in op de ontwikkelingen binnen de verschillende vitale sectoren en op een aantal sectoroverstijgende maatregelen. Kernpunt is onder meer de kennis-intensiveringsslag rond security (moedwillige verstoring van vitale infrastructuur) door middel van de oprichting van een Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur (NAVI)2. Dit jaar staat verder in het teken van versterking van de interactie tussen de crisisbeheersingsorganisaties op zowel regionaal, nationaal als internationaal niveau en beheerders en eigenaren van vitale infrastructuur.

Op het internationale vlak zijn onder het Duitse EU-voorzitterschap onderhandelingen gestart over de voorstellen van de Commissie rond een Europees programma bescherming vitale infrastructuur (het EPCIP: European Programm Critical Infrastructure Protection). De Commissie heeft eind 2006 daarover een mededeling uitgebracht met de uitgangspunten, het proces en de instrumenten om te komen tot de implementatie. Gelijktijdig is de Richtlijn «inzake de inventarisatie van Europese vitale infrastructuur, de aanmerking van infrastructuur als Europese vitale infrastructuur en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuur te verbeteren» uitgebracht. De richtlijn is een van de onderdelen van de implementatie. Het kabinet heeft haar standpunt rond dit onderwerp in februari 2007 aan uw Kamer aangeboden (TK 2006–2007, 22 112, nr. 493).

6. RISICO- EN CRISISCOMMUNICATIE

Campagne Denk Vooruit

Op 25 september 2006 is de Campagne Denk Vooruit gestart, die Nederlanders voorbereidt op rampen en zware ongevallen die in hun omgeving kunnen gebeuren. Op www.crisis.nl kunnen mensen hun postcode invoeren, waarna de meest voorkomende risico’s in dat gebied worden weergegeven. Deze gegevens zijn afkomstig uit de database van de provinciale risicokaarten. De website geeft verder richtlijnen over de wijze waarop men zich daarop kan voorbereiden. De eerste fase van de campagne behelst de vijf meest voorkomende risico’s: grote brand, overstroming, gevaarlijke stoffen, terroristische aanslag en uitval van stroom, gas, water of telefoon. De onderzoeksresultaten na de start van de campagne zijn positief. In de tweede fase belicht de campagne meer risico’s en bijbehorende handelingsperspectieven. In overleg met de Taskforce Gehandicapten wordt bezien in hoeverre de doelgroep minder zelfredzamen nog dit jaar een plek kunnen krijgen in de campagne. Het overleg hiertoe is inmiddels opgestart.

Communicatiestrategieën en -draaiboeken

In alle nationale responsplannen is ook een onderdeel crisiscommunicatie opgenomen. Het Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie ontwikkelt strategieën samen met betrokken ministeries, decentrale overheden, overheidsorganisaties en private partners. In 2007 zullen communicatie-strategieën zijn vastgesteld voor nucleaire incidenten, hoog water en overstromingen, stroomuitval, extreem weer en terroristische incidenten (waaronder CBRN-terrorisme).

Nationaal Voorlichtingscentrum

In geval van daadwerkelijke crises kan worden besloten tot de activering van het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC). Het NVC wordt dan verantwoordelijk voor de aansturing van de crisiscommunicatie op rijksniveau en voor de coördinatie en monitoring van álle communicatie over de onderhavige crisis. In het NVC nemen speciaal voor dit doel geworven en geselecteerde woordvoerders, webredacteuren en communicatieadviseurs van alle ministeries en uit de regio’s zitting. De infrastructuur hiervoor is in 2006 ingrijpend gemoderniseerd.

www.crisis.nl

In crisissituaties is de site www.crisis.nl beschikbaar voor publieksinformatie. In 2006 is de site een aantal keren ingezet, onder andere voor de bomruimingen in Purmerend en Eindhoven, een grote brand in een plastic fabriek in Emmeloord en tijdens de storm op 18 januari jl. In 2006 zijn bij bijna alle 25 regio’s en de ministeries 500 webredacteuren opgeleid. Hiermee wordt in het hele land concreet inhoud gegeven aan de één-loket-gedachte bij crisiscommunicatie. In 2007 volgen nog oefenprogramma’s en «train-de-trainers»-opleidingen.

7 EUROPEES CRISISBEHEERSINGSBELEID EN GRENSOVERSCHRIJDENDE SAMENWERKING

Versterking Europees crisisbeheersingsbeleid

In 2006 zijn de onderhandelingen afgerond over het Instrument waarmee de financiële basis voor de Europese civiele bescherming is gelegd. In 2007 zal het Instrument formeel aangenomen worden tijdens een Europese Raad van Ministers. Nederland zal hierin actief participeren om zorg te dragen dat de hard bevochten voorwaarden voor transportfinanciering optimaal geïmplementeerd worden (een maximum van 50% financiering door de Europese Commissie en een maximum van 50% van het totale Europese crisisbeheersingsbudget).

Nederland heeft begin van dit jaar een internationale bijeenkomst georganiseerd met deskundigen op het gebied van internationale rampenbestrijding en crisisbeheersing om te komen tot een gezamenlijk document met daarin aanbevelingen om een nauwere samenwerking tussen de EU en NAVO vorm en inhoud te geven.

Grensoverschrijdende samenwerking, opleidingen en oefeningen, in het kader van internationale bijstandsverlening

De toenemende intensiteit van risico’s met een grensoverschrijdend karakter vragen om een intensievere internationale samenwerking. Die vindt deels plaats via bilaterale samenwerking in de grensstreek en deels via de Europese Commissie, NAVO, VN en een aantal sectorale internationale organisaties. Binnen de EU fungeert bijstand als aanvullende hulpverleningscapaciteit bij de grotere incidenten. Voor bijstand buiten de EU geldt dat coördinatie door de VN leidend is, waarbij deze bijstand een onderdeel vormt van het bredere palet van humanitaire hulpverlening. Het ministerie van VROM heeft in drie gevallen daadwerkelijk ondersteund in VN-verband bij acties in rampgebieden (Indonesië, Suriname en Ivoorkust). Nederland wil grensoverschrijdende samenwerking bevorderen door het afsluiten van protocollen, nationale en regionale landsgrensoverschrijdende oefeningen, het uitwisselen van risico-informatie en van relevante organisatorische gegevens.

8. SLOT

Met het beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 heeft het kabinet een beleidscyclus geïntroduceerd voor dit dossier. Verbetering van de effectiviteit en kwaliteit van het crisisbeheersingsstelstel heeft plaatsgevonden doordat op de meeste dossiers in 2006 goede voortgang is geboekt. De betrokkenheid van het bestuur, de operationele diensten, het bedrijfsleven en van andere veiligheidspartners bij crisisbeheersing is toegenomen. Resultaten zijn voor de samenleving waarneembaar. Ik zal nog dit jaar de voorbereidingen starten voor het opstellen van een nieuw beleidsplan Crisisbeheersing dat voor de periode 2008–2011 de inhoudelijke agenda zal zijn van het nieuwe kabinet.

Crisisbeheersing is bij uitstek een beleidsdossier waarbij de uiteindelijke toets op effectiviteit en efficiëntie pas plaatsvindt als zich daadwerkelijke crises voordoen. Het belang van het structureel implementeren van «lessons learned» in daadwerkelijke crisissituaties én van oefeningen blijft daarom onverminderd groot. Kortom: werken aan een betere voorbereiding op toekomstige crises blijft een permanente inspanning vergen van bestuurlijk en operationeel betrokken organisaties op alle niveaus.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Strategie Nationale Veiligheid (TK 2006–2007, 30 821, nr. 1).

XNoot
1

TK 2006–2007, 27 625 nr. 77; aangeboden door de Ministers van Verkeer en Waterstaat en BZK op 10 november 2006.

XNoot
1

Kabinetsstandpunt van 5 juli 2006 naar aanleiding van het eindrapport van de Commissie tegemoetkomingen bij rampen en calamiteiten.

XNoot
1

Met de voortgangsrapportage van 6 november 2006 (TK 2006–2007, 26 643, nr. 83) en de behandeling van deze rapportage tijdens het Algemeen Overleg met uw commissie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 6 februari 2007, heb ik uw Kamer al op de hoogte gebracht van de stand van zaken rond dit dossier.

XNoot
2

Over dit onderwerp heeft uw Kamer op 20 november 2006 een aparte brief ontvangen (TK2006–2007, 26 643, nr. 85). Deze brief is ook besproken tijdens het Algemeen Overleg van 6 februari jl.

Naar boven