nr. 74
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 november 2007
In Uw brief van 5 november 2007 (07-FIN-B-48) verzoekt U de ninister
van Financiën en mij om, voorafgaand aan het algemeen overleg op 14 november
2007 aangaande het niet privatiseren van de luchthaven Schiphol, in te gaan
op de recente uitspraken van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa).
Daarbij vraagt Uw Commissie met name naar de wijze waarop de economische regulering
functioneert en de invloed die de staat als aandeelhouder uitoefent op de
vaststelling van de tarieven.
Mede namens mijn ambtgenoot van Financiën treft U hierbij mijn reactie
aan.
De economische regulering van de luchthaven Schiphol vindt plaats op grond
van de wet van 29 juni 2006 tot wijziging van de Wet Luchtvaart inzake
de exploitatie van de luchthaven Schiphol.
De wet is 19 juli 2006 in werking getreden. In dit verband is de
NMa aangewezen als toezichthouder op de door de luchthaven Schiphol vastgestelde
tarieven.
In dit kader heeft de NMa op 25 april 2007 het kostentoerekeningssysteem,
waarin de principes van toerekening van kosten en opbrengsten aan de luchtvaartactiviteiten
zijn neergelegd, goedgekeurd.
Het systeem is goedgekeurd nadat door de Luchthaven Schiphol enkele wijzigingen
waren aangebracht ten opzichte van het eerder ingediende systeem.
Het besluit van de NMa van 25 oktober 2007 heeft betrekking op de
tarieven per 1 november 2007. De luchthaven Schiphol had deze tarieven
op 31 mei 2007 vastgesteld. In dit verband heeft de luchthaven in feite
de principes van het toerekeningssysteem toegepast.
De procedures zoals beschreven in de economische regulering maken het
mogelijk voor gebruikers van de luchthaven om een aanvraag bij de NMa in te
dienen om te beoordelen of de tarieven in strijd zijn met de wet- en regelgeving
ter zake. Onder meer de KLM heeft hiervan gebruik gemaakt.
Ten aanzien van de verrekening van mee- en tegenvallers van 2005 en 2006
heeft de NMa, met verwijzing naar de wet- en regelgeving en de daarin opgenomen
verrekenregels, geconcludeerd dat verrekening verplicht is. De inkomsten uit
de tarieven voor de luchtvaartactiviteiten moesten daarom verlaagd worden.
Per saldo gaat het om een bedrag € 36,8 mln. De luchthaven
Schiphol heeft dit inmiddels via een tariefsverlaging met 8,71% (excl.
security) doorgevoerd.
Zonder een inhoudelijk oordeel over het besluit te geven, ben ik van mening
dat het besluit van de NMa past in de voor de economische regulering geldende
doelstelling, te weten het tegengaan van misbruik van de economische machtspositie
door de luchthaven. Overigens voorziet de wet dat belanghebbenden beroep kunnen
aantekenen tegen besluiten van de NMa in het kader van de economische regulering.
Mede in dit licht is het voorbarig nu reeds definitieve conclusies te
trekken over de werking van het gehele stelsel van economische regulering
en het daaruit voortvloeiende toezicht van de NMa.
Meer definitieve uitspraken zullen kunnen worden gedaan in de voorziene
evaluatie van de wet. Deze zal binnen 4 jaar na de inwerkingtreding op 19 juli
2006 plaatsvinden.
Ten slotte wil ik U melden dat de Minister van Financiën namens de
Staat het aandeelhouderschap uitoefent in de NV Luchthaven Schiphol. Vanuit
het aandeelhouderschap wordt geen directe invloed uitgeoefend op de tarieven
die door de luchthaven worden vastgesteld, na consultatie met de gebruikers.
Bovendien legt het gekozen reguleringssysteem randvoorwaarden op aan de tarieven.
Ook is de Staat als aandeelhouder in het geheel niet betrokken bij de
oordeelsvorming van de NMa naar aanleiding van aanvragen van gebruikers.
Ik ga er vanuit U hiermede voldoende te hebben geïnformeerd over
de economische regulering in relatie tot de invloed die de Staat als aandeelhouder
uitoefent in deze.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings