29 665 Evaluatie Schipholbeleid

Nr. 495 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 maart 2024

Op 20 maart 2024 heeft de rechtbank Den Haag vonnis gewezen in de civiele procedure die de stichting Recht op Bescherming tegen Vliegtuighinder (hierna: RBV) tegen de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat) heeft aangespannen. RBV heeft in deze procedure betoogd dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door disproportioneel veel mensen bloot te stellen aan ernstige hinder en slaapverstoring door luchtverkeer van en naar Schiphol, onder meer door in regelgeving uit te gaan van te hoge toelaatbare niveaus voor geluidsbelasting.

Oordeel rechtbank

De rechtbank komt tot het oordeel dat de Staat onrechtmatig handelt door niet de juiste, door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), vereiste belangenafweging te maken, tussen de belangen van hen die gebaat zijn bij het luchtverkeer van en naar Schiphol en de belangen van hen die daarvan ernstige hinder en slaapverstoring ondervinden. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de Staat onrechtmatig handelt door burgers geen praktische en effectieve rechtsbescherming te bieden tegen ernstige hinder en slaapverstoring.

De rechtbank draagt de Staat op om binnen twaalf maanden de geldende wet- en regelgeving te handhaven en een vorm van praktische en effectieve rechtsbescherming in het leven te roepen die toegankelijk is voor alle ernstig gehinderden en slaapverstoorden. Hierbij wordt ook gedoeld op hen die buiten de huidige vastgestelde geluidscontouren wonen. Bovendien moet in deze rechtsbescherming de belangen van het individu voldoende geïndividualiseerd en gemotiveerd worden meegenomen.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de Staat het vonnis direct dient uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De termijn waarbinnen hoger beroep moet worden aangetekend is drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak van het vonnis.

Vervolg

Het oordeel van de rechter is helder: er moet meer aandacht komen voor omwonenden en het terugdringen van geluidshinder.

Dit was reeds de inzet van het kabinet met de ingeslagen richting uit de Hoofdlijnenbrief Schiphol om te komen tot een nieuwe balans tussen Schiphol en haar leefomgeving.1 Het vonnis wordt nader bestudeerd en het ministerie zal zich beraden op de betekenis hiervan. Hierover wordt de Kamer zo spoedig mogelijk nader geïnformeerd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/22 29 665, nr. 432.

Naar boven