Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2024
Op 20 maart 2024 heeft de rechtbank Den Haag vonnis gewezen in de civiele procedure
die de stichting Recht op Bescherming tegen Vliegtuighinder (hierna: RBV) tegen de
Staat der Nederlanden (hierna: de Staat) heeft aangespannen. RBV heeft in deze procedure
betoogd dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door disproportioneel veel mensen
bloot te stellen aan ernstige hinder en slaapverstoring door luchtverkeer van en naar
Schiphol, onder meer door in regelgeving uit te gaan van te hoge toelaatbare niveaus
voor geluidsbelasting.
Oordeel rechtbank
De rechtbank komt tot het oordeel dat de Staat onrechtmatig handelt door niet de juiste,
door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), vereiste belangenafweging
te maken, tussen de belangen van hen die gebaat zijn bij het luchtverkeer van en naar
Schiphol en de belangen van hen die daarvan ernstige hinder en slaapverstoring ondervinden.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de Staat onrechtmatig handelt door burgers geen
praktische en effectieve rechtsbescherming te bieden tegen ernstige hinder en slaapverstoring.
De rechtbank draagt de Staat op om binnen twaalf maanden de geldende wet- en regelgeving
te handhaven en een vorm van praktische en effectieve rechtsbescherming in het leven
te roepen die toegankelijk is voor alle ernstig gehinderden en slaapverstoorden. Hierbij
wordt ook gedoeld op hen die buiten de huidige vastgestelde geluidscontouren wonen.
Bovendien moet in deze rechtsbescherming de belangen van het individu voldoende geïndividualiseerd
en gemotiveerd worden meegenomen.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de Staat het vonnis
direct dient uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De termijn waarbinnen
hoger beroep moet worden aangetekend is drie maanden, te rekenen van de dag van de
uitspraak van het vonnis.
Vervolg
Het oordeel van de rechter is helder: er moet meer aandacht komen voor omwonenden
en het terugdringen van geluidshinder.
Dit was reeds de inzet van het kabinet met de ingeslagen richting uit de Hoofdlijnenbrief
Schiphol om te komen tot een nieuwe balans tussen Schiphol en haar leefomgeving.1 Het vonnis wordt nader bestudeerd en het ministerie zal zich beraden op de betekenis
hiervan. Hierover wordt de Kamer zo spoedig mogelijk nader geïnformeerd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers