Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juni 2021
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, het ontwerpbesluit
tot wijziging van het Besluit exploitatie luchthaven Schiphol 2017 (Bels) aan in verband
met een aanpassing van de verrekeningssystematiek1.
Als gevolg van COVID-19 zijn het verkeer en de inkomsten van Schiphol via de luchthavengelden
fors gedaald in 2020. Ook in 2021 zal dit naar verwachting het geval zijn. Het Bels
bepaalt op welke wijze Schiphol de gemiste inkomsten uit de luchthavengelden mag verrekenen.
Het verrekenen volgens de voorgeschreven methode zou leiden tot een forse stijging
van de luchthavengelden op Schiphol in 2022. Dit wordt onwenselijk geacht, gelet op
de nog steeds precaire financiële positie van luchtvaartmaatschappijen. De aanpassing
in het besluit maakt het mogelijk om als gevolg van onvoorziene en uitzonderlijke
omstandigheden af te wijken van de voorgeschreven wijze van verrekening. Door de aanpassing
kunnen verrekeningen één jaar worden opgeschort en flexibeler over de jaren worden
verdeeld. Hiermee kan een forse stijging van de luchthavengelden op Schiphol worden
voorkomen. Voor meer informatie over de inhoud verwijs ik u naar de ontwerpnota van
toelichting.
De voorlegging vindt plaats in het kader van de voorhangprocedure en is bedoeld om
uw Kamer de gelegenheid te geven zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat
het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens
zal worden vastgesteld.
De voordracht aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering
van de Raad van State over het ontwerpbesluit geschiedt niet eerder dan de in artikel
8.25di, tweede lid, van de Wet luchtvaart gestelde termijn van vier weken nadat het
ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is voorgelegd.
Conform de regelgeving moeten uiterlijk 31 oktober 2021 de tarieven voor de meerjarige
tariefperiode 2022–2024 worden vastgesteld. Schiphol moet deze tarieven in september
formeel consulteren op basis van het dan geldend wettelijk kader. Dit is dan ook het
uiterlijke moment dat het ontwerpbesluit in werking moet zijn getreden. Ik heb reeds
geanticipeerd op deze planning door de voorgaande processtappen, zoals internetconsultatie
en de toetsen op onder andere regeldruk en op uitvoering en handhaving in een korte
tijdsperiode te doorlopen.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga