Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2022
Met uw brief van 18 mei 2022 heeft u mij verzocht u te informeren over de instelling
van de voorgenomen visserijvrije zone (VVZ) bij de sluizen in het Haringvliet. Zoals
u weet maakt dit onderdeel uit van een breder traject om op alle locaties waar vismigratievoorzieningen
zijn getroffen bij stuwen, sluizen en gemalen een VVZ in te gaan stellen. U bent hierover
eerder geïnformeerd in de brief van mijn ambtsvoorganger (Kamerstuk 29 664, nr. 204).
Ik ben voornemens de instelling van VVZ’s conform de lijn uit deze brief vorm te geven.
Dit houdt in dat er VVZ’s komen op alle locaties waar vismigratievoorzieningen zijn
getroffen, met als insteek een generieke zone waar een verbod geldt op alle vormen
van visserij. Daarbij worden deze zones in omvang beperkt gehouden tot het gebied
vlakbij de stuwen, sluizen of gemalen waar de vis zich verzamelt en ophoopt.
Bij motie Lodders c.s. (Kamerstuk 33 450, nr. 82) heeft uw Kamer verzocht om, alvorens tot instelling over te gaan, de mogelijkheden
uit te werken voor (kleinere) maatwerkzones voor de sportvisserij, en dit in overleg
met de waterbeheerders vorm te geven. Door mijn ambtsvoorganger is toegezegd hierover
in overleg te gaan met de sportvisserij en uw Kamer over de uitkomsten hiervan te
informeren.
In het overleg met de sportvisserij heb ik afgesproken dat ik, in lijn met de motie
Lodders, de sportvisserij de ruimte wil geven om voor categorieën van locaties met
een onderbouwd voorstel te komen voor eventueel kleinere VVZ’s. Ik heb verzocht om
dit voorstel gezamenlijk met de waterbeheerders in deze gebieden uit te werken en
met een gezamenlijk gedragen voorstel hiervoor te komen.
Daarbij is aangegeven dat ik het, ook vanuit oogpunt van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid,
niet wenselijk vind als er uiteindelijk verschillende zones voor verschillende soorten
vistuigen zouden gaan gelden. Dit betekent dat bij een gedragen voorstel voor een
kleinere dimensionering van de VVZ’s op bepaalde locaties, deze kleinere VVZ’s dus
voor alle soorten vistuigen zullen komen te gelden (voor alle soorten sport- en beroepsvistuigen).
Tot slot heb ik aangegeven dat het uit oogpunt van uitwerking in regelgeving niet
wenselijk is voor iedere locatie tot specifiek maatwerk over te gaan. Ik heb daarom
verzocht om in het voorstel met juridisch af te bakenen hoofdcategorieën van wateren
en migratiepunten te komen.
Voor de planning van de instelling van de VVZ’s betekent dit dat nog tijd nodig zal
zijn voor sportvisserij en waterbeheerders om tot een onderbouwd en gezamenlijk voorstel
te komen. Gelet op de hiervoor noodzakelijke bestuurlijke afstemming bij de waterbeheerders
is mijn inschatting dat hier ongeveer 5 maanden voor nodig zullen zijn. Na ontvangst
van het voorstel zal ik uw Kamer hierover informeren en aangeven welke consequenties
met betrekking tot de instelling van VVZ’s ik hieraan zal verbinden.
Daarna zal de uitwerking in regelgeving starten, waarbij de inschatting is dat de
VVZ’s voor alle locaties dan uiteindelijk per eind 2023 van kracht kunnen zijn. Dit
houdt in dat daarmee dus ook voor de sluizen bij het Haringvliet de VVZ zal worden
ingesteld per eind 2023.
Voorgaande betekent ook dat, omdat (categorieën van) maatwerk-zones vanaf de instelling
zullen komen te gelden, het niet meer noodzakelijk is om dit achteraf via een wetswijziging
mogelijk te maken, zoals uw Kamer eerder per brief van 20 april 2021 is voorgesteld
(Kamerstuk 29 675, nr. 200). Deze aanpak komt hiermee te vervallen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer