Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2013
Via deze brief voldoe ik aan uw verzoek om een brief over grondverkoop, gedaan in
uw regeling van werkzaamheden d.d. 14 maart jl. (Handelingen II 2012/13, nr. 62, Regeling
van Werkzaamheden).
In het regeerakkoord van het kabinet Rutte-I was voor Staatsbosbeheer een taakstelling
van € 100 mln. opgenomen voor de verkoop van gronden buiten de Ecologische Hoofdstructuur.
Deze verkooptaakstelling is omgezet in een financiële taakstelling. Momenteel worden
verschillende methodes geïnventariseerd om deze taakstelling op te vangen, grondverkoop
is daar de belangrijkste van. De taakstelling is gefaseerd en moet in 2013 € 10 mln.
opleveren.
Het gaat bij het realiseren van de taakstelling door middel van grondverkoop overigens
om gebieden buiten de oorspronkelijke Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Staatsbosbeheer
maakt vooraf een zorgvuldige selectie van de objecten die voor verkoop in aanmerking
kunnen komen. Daarnaast voer ik een toets uit of de voorgenomen verkoop verantwoord
is in het licht van het natuurbeleid van het huidige kabinet, dat gericht is op het
realiseren van een robuuste EHS. Dit kabinet wil een duidelijke plus zetten op het
natuurbeleid van het vorige kabinet. Dit betekent, conform regeerakkoord, primair
inzet op inrichting en beheer van de robuuste EHS en op andere maatregelen die een
significante bijdrage aan het realiseren van de natuur- en biodiversiteitdoelstellingen
leveren.
Staatsbosbeheer is afgelopen week, ter realisering van de taakstelling, begonnen met
een pilot voor de verkoop van een eerste tranche objecten in het gebied «Daarle» in
Overijssel.
De feitelijke verkoop van deze eerste tranche staat gepland voor medio mei 2013. Conform
artikel 3, vierde lid, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer, behoeft vervreemding
van objecten door Staatsbosbeheer mijn voorafgaande goedkeuring. Dat geldt uiteraard
onverminderd ook voor de voorgenomen verkopen in het kader van de taakstelling.
Samen met Staatsbosbeheer zal ik de uitkomsten van de pilot in «Daarle» evalueren
op vergaarde inkomsten en het uiteindelijke gebruik van de grond. Na de evaluatie
op deze beide punten zal ik bezien hoe de verkoop van grond deel uit zal maken van
de verdere invulling van de taakstelling. Bij deze evaluatie is het kabinetsbeleid,
zoals hierboven beschreven, vanzelfsprekend leidend.
De planologische bestemming van de verkochte grond is en blijft echter de verantwoordelijkheid
van de gemeenten. Deze verantwoordelijkheid is er mede op gericht om de lokale gemeenschap
meer te betrekken bij het beheer en deze ook de verantwoordelijkheid te laten nemen
voor dergelijke stukjes grond. Als op deze percelen natuurwaarden, bijvoorbeeld een
dassenburcht, aanwezig zijn, dan blijven die natuurlijk vallen onder het beschermingsregime
van de Flora- en faunawet.
De staatssecretaris van Economische Zaken,
S.A.M. Dijksma