29 659 Evaluatie Staatsbosbeheer

Nr. 70 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 juni 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie inzake Staatsbosbeheer (2011Z07318/2011D20536).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 juni 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van der Ham

De griffier van de commissie,

Franke

1

Heeft u kennisgenomen van het filmpje op de website http://www.youtube.com/watch?v=tnt2gVX_zgO, waarop is te zien dat het bestaande natuurgebied wordt omgevormd ten behoeve van verbetering van de leefomgeving van de gladde slang?

Ja.

2 en 3

Op basis van welke ecologische argumenten bood de bestaande natuur geen optimale leefomgeving voor de gladde slang? Hoe verklaart u het feit dat de gladde slang al voorkomt in het gebied? En hoe kijkt u aan tegen de situatie dat de leefomgeving van de gladde slang door de werkzaamheden wreed verstoord is?

Deelt u de opvatting dat de schade die op deze wijze is aangericht in opdracht van Staatsbosbeheer, in een gebied dat geschikt wordt gemaakt voor de gladde slang, minstens 1000 keer groter is dan wat de nabijgelegen boeren met hun ammoniakuitstoot in de komende eeuwen kunnen veroorzaken?

De gladde slang komt op diverse plekken in de peelgebieden nog steeds voor.

Het betreffen allemaal sterk geïsoleerde (deel-) populaties. Uitwisseling en verspreiding van deze soort is zeer moeilijk aangezien deze soort behoefte heeft aan tamelijk open heide en hoogveenvegetaties.

De werkzaamheden zijn geënt op het beschermingsplan dat het RAVON, de stichting voor onderzoek en kennis op het gebied van amfibieën, reptielen en vissen, in opdracht van de provincie Noord-Brabant in 2006 heeft opgesteld.

Dit plan is al voor een belangrijk deel uitgevoerd in de vier Brabantse regio’s waar de gladde slang voorkomt.

In deze regio’s is er sprake van een toegenomen aantal waarnemingen van de gladde slang. Ook sommige bedreigde broedvogelsoorten, sprinkhanen en vlinders profiteren van deze maatregelen. In gesloten dennen- en berkenbossen komen deze zeldzame en voor deze gebieden karakteristieke soorten niet voor.

Om heide en hoogveen open te houden is het verwijderen van een teveel aan bosopslag nodig. Dat kan in kleine gebieden heel goed met handzaag of kettingzaag, maar in grote gebieden, zoals de Deurnese Peel en de Mariapeel is dat ondoenlijk. De machinale ingrepen die te zien zijn geweest, waren fors. Staatsbosbeheer heeft echter vooraf in kaart laten brengen waar de belangrijkste plekken voor de gladde slang liggen om die te kunnen ontzien. Bovendien hebben ze de hogere, drogere delen gemeden, omdat daar in de winter toen de werkzaamheden plaats vonden, veel dieren, waaronder slangen, overwinteren. Ook is vooral gewerkt in nagenoeg gesloten opslagbos, die een geringere waarde voor karakteristieke diersoorten hebben, dan de open en halfopen terreindelen. Voorafgaand aan de werkzaamheden is bij het inventariseren gebruik gemaakt van de kennis van specialisten.

De werkzaamheden zijn vooraf doorgesproken met de provincie Brabant, de Werkgroep Behoud de Peel en het RAVON.

4

Het Natura 2000-gebied Deurnsche/Maria peel is aangewezen voor 2 habitattypen uit de Habitatrichtlijn en voor zes vogelsoorten. Kunt u de schade, veroorzaakt door de werkzaamheden, aan deze natuurwaarden in kaart brengen? Indien er geen schade is, kunt u dan toelichten waarom dit gebied is aangewezen als Natura 2000-gebied?

De werkzaamheden zijn uitgevoerd in de periode oktober 2010–maart 2011. Het gebied is in het kader van Natura 2000 aangewezen voor de habitattypen actief hoogveen en herstellend hoogveen. Deze beide habitattypen vereisen natte tot zeer natte omstandigheden. Als gevolg van de verbossing (opslag) is de verdamping hoog. Staatsbosbeheer werkt samen met andere overheden (provincies, gemeenten, Landbouworganisaties en waterschappen) aan de vernatting van deze peelgebieden. Een belangrijke interne maatregel is het verwijderen van bosopslag. Het is een belangrijke maatregel om te vernatten en bovendien profiteren soorten als de gladde slang hiervan. Het mes snijdt dus aan twee kanten.

5

Op welke wijze heeft Staatsbosbeheer de omwonende belanghebbenden bij deze omvorming betrokken?

Vooraf is gesproken met deskundigen van de provincie Brabant en het RAVON. Met de Werkgroep Behoud de Peel is vooraf 5 keer overleg gevoerd over de uit te voeren werkzaamheden. Op hun verzoek zijn in de kern van de peelgebieden door hun bepaalde werkzaamheden in handkracht uitgevoerd. Er is volledige openheid geweest over de omvang, locatie en wijze van uitvoering.

In de communicatie met de streek is gebruik gemaakt van de lokale en regionale dag- en weekbladen. In het terrein zijn zogenaamde informatiepaneeltjes geplaatst met tekst en uitleg over het hoe en het waarom. In de omgeving en bij aanwonenden zijn in totaal circa 80 brieven op het huisadres bezorgd. De bestuurscommissie Peelvenen is op hoofdlijnen geïnformeerd. De dorpsraad Helenaveen is vooraf tijdens een reguliere vergadering op de hoogte gebracht.

6

Wat is uw opvatting dat ondernemers en Terrein Beherende Organisaties (TBO’s) gelijkgeschakeld dienen te worden met betrekking tot het vergunningsvereiste, volgend uit de Natuurbeschermingswet 1998? Bent u bereid om artikel 19a tot en met 19d uit deze wet hierop aan te passen, alsmede het Besluit Vergunningen Natuurbeschermingswet 1998?

Er wordt wat dit betreft geen onderscheid gemaakt tussen ondernemers en terreinbeherende organisaties. Bij omvorming dienen terreinbeherende organisaties verstoring van dieren tot het uiterste te beperken. In specifieke gevallen is een beperkte mate van verstoring toelaatbaar, wanneer de beheermaatregel noodzakelijk is om de soorten te behouden voor het gebied. In het beheerplan of de beheervisie worden daartoe afwegingen met betrekking tot de Natuurbeschermingswet 1998 gemaakt.

7

Welke visie heeft Staatsbosbeheer op of zit er volgens Staatsbosbeheer achter de werkzaamheden die op het filmpje te zien zijn?

De beelden op het filmpje zijn een toevallige samenloop van omstandigheden. De trekker heeft een verkeerde beweging gemaakt waardoor hij terecht is gekomen in een oude veenput. Daarbij is de grond ernstig beschadigd. Dit betreft echter een oppervlakte van circa 25 bij 25 meter. Dit staat in geen verhouding tot de totale oppervlakte van 80 hectare, waar niet of nauwelijks schade is/sporen zijn gereden. Machines in het bos zien er niet prettig uit. Op veenbodems ziet dit soort werk er nog erger uit dan op bijvoorbeeld zandgrond. Er wordt bodem beschadigd door rijden en vallende en gesleepte bomen. Als de terreindelen in de loop van het groeiseizoen – en zeker ruim een jaar later – bezocht worden, zie je al een flink herstel van de vegetatie.

Openheid is voor veel van de bedreigde en karakteristieke soorten van dit gebied van groot belang. Waar mogelijk moet het werk om dat te bereiken, zo kleinschalig mogelijk worden gedaan. Soms is echter inzet van machines nodig. Als extra maatwerk dient rekening gehouden te worden met de belangrijke plekken voor de zeldzame en kwetsbare soorten in een gebied. Het uiterlijk van een gebied tijdens en net na dit soort werkzaamheden is nooit fraai. Een jaar later is de beleving echter heel anders door herstel van de vegetatie. Vervolgens zien we vaak veel karakteristieke en zeldzame diersoorten, waaronder de gladde slang hiervan profiteren.

8

Welke gebieden van Staatsbosbeheer staan nog meer op de nominatie om dit jaar van habitat te veranderen, kunt u een overzicht geven van de gebieden en het aantal hectares?

Staatsbosbeheer heeft aangegeven op dit moment in een 14-tal gebieden omvorming of groot regulier onderhoud gepland te hebben. In het algemeen gaat het om enkele hectaren per object. In het Leekstermeer en op de Sallandse heuvelrug zijn iets grootschaliger werkzaamheden gepland. Hierbij gaat het om enkele tientallen hectaren per object. In het Leekstermeer wordt in het kader van regionaal waterbeheer klaargemaakt voor waterberging/moerasvorming. Op de Sallandse heuvelrug wordt het heidegebied hersteld door bomen en opslag te verwijderen.

9

Deelt u de mening dat de uitvoering van natuurbeheer met de menselijke maat; met de hand en/of met trekpaarden, minder onrust zal geven dan de wijze waarop beheer nu wordt uitgevoerd? Zo ja, bent u bereid aanvullende (financiële) middelen in te zetten voor natuurbeheer om aan deze maatschappelijke vraag tegemoet te komen? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?

Ja. De uitvoering van natuurbeheer met hand en paard geeft allicht minder onrust. Maar het tijdperk van de industrialisatie en mechanisatie heeft zich – vanzelfsprekend – ook tot het natuurbeheer uitgebreid. Dat betekent dat er veel kosteneffectiever beheersmaatregelen genomen kunnen worden door de inzet van moderne werktuigen. Indien gekozen zou zijn om de werkzaamheden in handkracht uit te voeren zou slechts een fractie uitgevoerd zijn gedurende een veel langere periode. Natuurlijk wordt altijd een balans gezocht tussen kosteneffectiviteit en het voorkomen van onrust. Om die reden ben ik niet bereid tot de inzet van aanvullende financiële middelen.

10

Deelt u de mening, dat gezien de huidige controverse, het wenselijk is om de gevolgen van herstelwerkzaamheden te monitoren, waarbij de mogelijke gevolgen voor alle soorten die in het gebied thuishoren en/of waar het gebied voor aangewezen is worden meegenomen? Zo ja, bent u bereid hiervoor aanvullende regels te stellen?

Ja. Het is wenselijk de gevolgen van herstelmaatregelen te monitoren. Dit is in de praktijk ook gebruikelijk. In de beheerplannen van Natura 2000 wordt bezien of de bestaande monitoring adequaat is voor de aangewezen soorten. Aanvullende regels zijn derhalve niet nodig.

11 en 12

Kunt u bevestigen dat de herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd omdat de omringende landbouwactiviteiten hebben gezorgd voor verdroging en vermesting van het gebied, met verdergaande verbossing en verlies van planten- en diersoorten tot gevolg? Zo nee, hoe zit het dan en waar baseert u dat op?

Kunt u bevestigen dat verdroging en vermesting dit soort beheer (vaker) noodzakelijk maakt om verslechtering en achteruitgang van de biodiversiteit te voorkomen? Zo nee, op welke ecologische inzichten baseert u dit?

Een complex aan factoren heeft bijgedragen aan de verdroging en de vermesting van dit gebied. Door onder andere ontwatering en het onttrekken van grondwater voor beregening en drainage van landbouwgronden zijn de peelrestanten in de afgelopen decennia sterk verdroogd. Hierdoor kon het bos zich ontwikkelen. De vermesting is van minder invloed op de verbossing van de Peelgebieden. De vermesting is wel van negatieve invloed op de ontwikkeling van specifieke hoogveensoorten als het veenmos, Lavendelheide en veenbes enz. Verbossing van de hoogveengebieden beïnvloedt tevens in negatieve zin de ontwikkeling van deze soorten.

In de streek (bestuurscommissie Peelvenen) wordt met alle partijen (inclusief de landbouworganisaties) hard gewerkt aan de vernatting van de peelgebieden. Het vernatten van peelgebieden zal spontane bosvorming sterk doen verminderen of tegengaan.

13

Deelt u de mening dat voorkomen beter is dan genezen? Zo ja, deelt u de mening dat met deugdelijk bronbeleid, waarbij verslechtering van natuurkwaliteit wordt voorkomen, ook deze vormen van beheer kunnen worden verminderd? Zo nee, waar baseert u dat op?

Ja. Om die reden werkt de overheid al jaren aan het terugdringen van de bronnen van vermesting en verdroging, bijvoorbeeld door de programmatische aanpak stikstof.

14

Klopt het dat de nu uitgevoerde maatregelen voorkomen uit het beschermingplan voor de gladde slang, waaraan organisaties als Stichting Ravon hebben meegewerkt?

Ja. De werkzaamheden zijn geënt op het beschermingsplan voor de gladde slang dat RAVON in opdracht van de provincie Noord-Brabant in 2006 heeft opgesteld.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Verburg, G. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ham, B. van der (D66), voorzitter, Smeets, P.E. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), ondervoorzitter, Jacobi, L. (PvdA), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Tongeren, L. van (GL), Ziengs, E. (VVD), Braakhuis, B.A.M. (GL), Gerbrands, K. (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Schaart, A.H.M. (VVD) en Verhoeven, K. (D66).

Plv. leden: Jadnanansing, T.M. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Ormel, H.J. (CDA), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Koolmees, W. (D66), Dikkers, S.W. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Irrgang, E. (SP), Groot, V.A. (PvdA), Werf, M.C.I. van der (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Gerven, H.P.J. van (SP), Schouten, C.J. (CU), Gent, W. van (GL), Leegte, R.W. (VVD), Grashoff, H.J. (GL), Mos, R. de (PVV), Taverne, J. (VVD), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Houwers, J. (VVD) en Veldhoven, S. van (D66).

Naar boven