29 658
Wet toezicht accountantsorganisaties

nr. 75
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2006

Op 14 juni jl. voerde de vaste commissie van Financiën met de minister van Financiën een Algemeen overleg. Onderwerp van het overleg was het ontwerp-Besluit toezicht accountantsorganisaties. Aan de orde kwam onder meer de regel die werd voorgesteld in artikel 10, tweede lid, van het voorgehangen ontwerpbesluit. Zoals terecht door de leden van de vaste commissie werd opgemerkt, vloeit deze bepaling niet voort uit richtlijn nr. 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PbEU L 157). De genoemde bepaling vloeit voort uit de al enige jaren geldende Aanbeveling van de Europese Commissie van 16 mei 2002, Onafhankelijkheid van de met de wettelijke controle belaste accountant in de EU: basisbeginselen (PbEG L 191) die geheel is opgenomen in de Nadere Voorschriften inzake onafhankelijkheid (januari 2005). In lijn met het streven het Besluit toezicht accountantsorganisaties waar mogelijk te beperken tot de uitvoering van de bovengenoemde richtlijn is deze bepaling in het voor advies aan de Raad van State gezonden ontwerpbesluit geschrapt. De genoemde verplichting zal wel (blijven) gelden op grond van de beroepsregels van het NIVRA en de NOvAA.

Op verzoek van het lid Van Egerschot is gekeken naar het beter gebruik van gegevens van de Kamer van Koophandel. Om de gegevens bij de Kamer van Koophandel ook te gebruiken voor de het toezicht op accountantsorganisaties is een wijziging van de Handelsregisterwet 1996 nodig. Deze wetswijziging zal in overleg met de minister van Justitie worden meegenomen bij de implementatie van de richtlijn.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven