29 658
Wet toezicht accountantsorganisaties

nr. 55
VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 24 februari 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3a wordt na «38, vierde lid,» ingevoegd: 43b.

B

Het opschrift «Paragraaf 3.1.4 Bijzondere voorschriften» vervalt.

C

Artikel 40, tweede lid, komt als volgt te luiden:

2. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt aan Onze Minister de in het eerste lid bedoelde gegevens of inlichtingen, tenzij het vertrouwelijke gegevens of inlichtingen betreft in de zin van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, die betrekking hebben op of herleidbaar zijn tot een afzonderlijke onderneming, instelling of natuurlijke persoon, met uitzondering van gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op of herleidbaar zijn tot een afzonderlijke accountantsorganisatie:

a. die een vergunning als bedoeld in artikel 4, eerste lid, heeft verkregen; en

b. ten aanzien waarvan surseance van betaling is verleend; of

c. die in staat van faillissement is verklaard; of

d. die op grond van een rechterlijke uitspraak is ontbonden.

D

Na artikel 43a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 43b

1. De Autoriteit Financiële Markten houdt bij de uitvoering van het toezicht op de naleving van deze wet rekening met de uitkomsten van de beoordeling van de werking van door accountantsorganisaties gehanteerde stelsels van kwaliteitsbeheersing door andere organisaties, waaronder de openbare lichamen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants, en artikel 2, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen terzake van het eerste lid regels worden gesteld.

Toelichting

A

Deze voorgestelde wijziging is van redactionele aard en hangt samen met de voorgestelde wijziging in onderdeel D.

B

Deze voorgestelde wijziging is van redactionele aard.

C

Deze voorgestelde wijziging is van redactionele aard.

D

Deze wijziging komt tegemoet aan amendement nr. 46 van de heer De Haan (CDA) waarmee hij beoogt optimaal gebruik te maken van het NIVRA en de NOvAA bij het toezicht op accountantsorganisaties die geen organisaties van openbaar belang controleren. Zoals in onder meer de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel is aangegeven, zal de Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) voor haar toezicht steunen op in de markt en de zelfregulering aanwezige organisaties die systemen van kwaliteitsbeheersing beoordelen op hun werking. Dit geldt in meerdere mate voor het toezicht op accountantsorganisaties die geen organisaties van openbaar belang controleren.

De beoordeling van systemen van kwaliteitsbeheersing van accountantsorganisaties wordt onder meer gedaan door het College Toetsing Kwaliteit van het NIVRA en de Raad van Toezicht van de NOvAA of andere organen of organisaties die door het NIVRA en de NOvAA worden aangewezen. Ook organisaties zoals de SRA (de Samenwerkende Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten) leveren bijdragen aan de beoordeling van de werking van kwaliteitsbeheersingsystemen. Overigens geldt voor dergelijke organisaties dat gelijke maatstaven zullen worden aangelegd als de maatstaven die worden gehanteerd voor het NIVRA en de NOvAA, wil men op gelijke voet door de AFM worden behandeld. Voldoende afstand tot de beoordeelde of te beoordelen accountantsorganisatie zal daarbij een van de te wegen factoren zijn.

De AFM maakt gebruik van de uitkomsten van de beoordelingen. Tegelijkertijd wordt gegeven de verantwoordelijkheid van de publiek onafhankelijk toezichthouder niet uitgesloten dat de AFM zelf de beoordeling of onderdelen daarvan ter hand neemt.

Met de voorgestelde bepaling wordt nadrukkelijker het systeem van de wet weergegeven. Daarin leveren de beroepsorganisaties, en in meer algemene zin de zelfregulering, een bijdrage aan de waarborging van adequate stelsels van kwaliteitsbeheersing van accountantsorganisaties. Dit doet recht aan het vermogen van de sector zelf regels te stellen en de naleving daarvan te beoordelen. Het is ook in lijn met de doelstelling geen onnodige administratieve lasten te veroorzaken en waar mogelijk te beperken. Ten slotte worden het NIVRA en de NOvAA als publiekrechtelijke beroepsorganisatie een geëigende plaats gegeven binnen de borging van de accountantsfunctie in het maatschappelijk verkeer.

Artikel 43b is zodanig vormgegeven dat de AFM bij het toezicht op de naleving van de wet door accountantsorganisaties rekening houdt met de uitkomsten van de beoordeling van de werking van het stelsel van kwaliteitsbeheersing van die betreffende accountantorganisaties door andere organisaties, waaronder het NIVRA en de NOvAA. De mate waarin en de wijze waarop de Autoriteit Financiële Markten rekening houdt met deze uitkomsten, kan per organisatie verschillen.

Ten aanzien van de informatie-uitwisseling tussen de Autoriteit Financiële Markten en de in artikel 43b bedoelde organisaties kan nog het volgende worden opgemerkt. Op grond van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht is de AFM verplicht tot geheimhouding van vertrouwelijke gegevens en bescheiden. Op deze hoofdregel bestaat een tweetal uitzonderingen, waarvan de uitzondering «behoudens ... voor zover uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voorvloeit» met betrekking tot artikel 43b relevant is. De geheimhoudingsplicht zou in de weg kunnen staan aan een goede uitvoering van de bestuurstaak van de AFM doordat ook het openbaar maken van die gegevens in het kader van die uitvoering zou worden verhinderd. Aldus kunnen vertrouwelijke gegevens die de AFM in het kader van haar toezicht heeft verkregen, indien noodzakelijk, worden verstrekt aan bijvoorbeeld het College Toetsing Kwaliteit van het NIVRA, de Raad van Toezicht van de NOvAA of de SRA.

Het tweede lid van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht voegt daar ondermeer nog aan toe dat de geheimhoudingsplicht ook van toepassing is op instellingen (is bedoeld als neutraal begrip) en daartoe behorende of werkzame personen die door een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak worden betrokken. Indien de AFM andere organisaties bij de uitoefening van haar taak gaat betrekken, en in dat kader de vertrouwelijke gegevens en bescheiden aan die organisaties verstrekt, zal de geheimhoudingsplicht ook op die organisaties van toepassing zijn.

Tot slot is de AFM op grond van artikel 5:16 bevoegd inlichtingen te vorderen bij een ieder, dus ook bij de ingevolge artikel 43 aan te wijzen organisaties. Deze bevoegdheid kan worden geëffectueerd via de medewerkingsplicht van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht. Het evenredigheidsbeginsel in artikel 5:13 brengt met zich mee dat deze bevoegdheid niet onder alle omstandigheden jegens deze organisaties kan worden uitgeoefend. De AFM mag alleen inlichtingen vorderen indien dat nodig is voor de vervulling van haar taak. Dit laat onverlet dat de betreffende organisaties natuurlijk altijd vrijwillig informatie kunnen verstrekken aan de AFM.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven