29 658
Wet toezicht accountantsorganisaties

nr. 49
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 februari 2005

In het debat over het wetsvoorstel toezicht accountantsorganisaties op 1 februari jl. zijn de kosten van het voorgestelde toezicht aan de orde gesteld. Ik heb in dat debat toegezegd indicatieve becijferingen te geven over zowel de kosten van vergunningverlening als de kosten van het doorlopende toezicht.

Tot de uitgangspunten in het wetsvoorstel behoort het – in de Wet op de Registeraccountants en de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten verankerde – behoud van de verantwoordelijkheid van de beroepsorganisaties (het NIVRA en de NOvAA) voor het accountantsberoep. In de uitvoering van het toezicht zal kwaliteitsborging door de beroepsorganisaties dan ook een in beginsel belangrijke rol spelen. Dit is wenselijk vanuit een principiële voorkeur voor zelfregulering, behoud van de eigen verantwoordelijkheid voor maatschappelijke organisaties en vanuit het oogpunt van administratieve lastenbeperking en snelheid.

De AFM krijgt de volledige eindverantwoordelijkheid voor het toezicht en kan waar nodig zelf toezicht uitoefenen bij individuele accountantorganisaties. Daarbij hanteert het wetsvoorstel het uitgangspunt dat een falen van de accountant niet te allen tijde kan worden voorkomen. Deze garantie biedt het wetsvoorstel en het daarin neergelegde toezicht door de AFM ook niet. Wel dient sprake te zijn van een maatschappelijk aanvaardbaar risico op falen en een voldoende gerechtvaardigd vertrouwen van het maatschappelijk verkeer in de accountantsverklaring. Met name ten aanzien van de organisaties van openbaar belang (ook: OOB) geldt dat onjuiste informatieverstrekking en de daarmee verbonden accountantsverklaring dieper ingrijpt in het vertrouwen dan het geval is bij een niet-OOB. Het toezicht van de AFM in directe zin zal in de dagelijkse praktijk om die reden vooral betrekking hebben op accountantsorganisaties die controles uitvoeren bij OOB's. De AFM zal zich bij het toezicht op accountantsorganisaties die wettelijke controles verrichten bij andere ondernemingen dan OOB's meer baseren op – en voor de invulling van haar toezichttaak gebruik maken van – de kwaliteitsborgingsystemen van het NIVRA, de NOvAA en van andere alternatieve systemen. Dit vereist wel dat die kwaliteitsborging adequaat is. Van de beroepsgroepen wordt– evenals nu al het geval is – verwacht dat zij zelf veel doen om de naleving van de normen in het wetsvoorstel te bevorderen. Op die verwachtingen zijn ook de indicatieve berekeningen gebaseerd.

Voor de kleinere accountantsorganisaties volstaat – gegeven het lagere risicoprofiel – een minder omvangrijk onderzoek. Door de grote betrokkenheid van het NIVRA en de NOvAA bij de kwaliteitsborging binnen accountantsorganisaties die geen OOB's controleren, in combinatie met het feit dat lidmaatschap bij een van beide beroepsorganisaties voor de persoon van de accountant volstaat voor de toelating als externe accountant, zal kunnen worden volstaan met een lichte vorm van vergunningverlening. De memorie van toelichting noemt dan een streefwaarde van € 1 800,– als kosten voor een vergunningaanvraag door een accountantskantoor, niet zijnde een OOB-kantoor. De uiteindelijke kosten voor een vergunning voor een klein accountantskantoor kunnen daarbij dicht in de buurt blijven als optimaal kan worden gebouwd op de bestaande systemen en de in de memorie van toelichting genoemde «quick scan»-achtige aanpak kan worden gevolgd. De kosten voor vergunningverlening zijn dan niet veel hoger dan de jaarlijkse contributie voor één AA of één RA. Indien het nodig blijkt dat de AFM alle werkzaamheden voor de vergunningverlening zelf verricht – en dit is het slechte scenario waarin de bestaande structuren ondermaats blijken – dan kunnen de eenmalige kosten oplopen tot het dubbele. De kosten voor een OOB-vergunning worden overigens geraamd op € 18 000,–.

Voor het doorlopende toezicht geldt hetzelfde betoog als voor de vergunningverlening. Blijken de bestaande systemen goed te werken en aan de in het wetsvoorstel gestelde eisen tegemoet te komen, dan kunnen de kosten voor een klein accountantskantoor beperkt blijven. Waarschijnlijk zal een verdeelsleutel op basis van het aantal RA's en AA's binnen het kantoor gehanteerd kunnen worden. Op basis hiervan worden de doorlopende, jaarlijkse kosten geraamd op € 1 000,– voor een klein accountantskantoor. Afhankelijk van welke verdeelsleutel precies wordt gehanteerd bij de verdeling van de toezichtkosten over de OOB-kantoren en overige kantoren, kunnen de kosten voor een klein accountantskantoor wellicht nog wat lager uitvallen.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven