29 657
Visitatie Landelijke Publieke Omroep

nr. 6
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 oktober 2004

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 8 september 2004 overleg gevoerd met staatssecretaris Van der Laan van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van der Laan, d.d. 11 juni 2004 inzake het visitatierapport-Rinnooy Kan (29 657, nr. 1).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Örgü (VVD) haalt het rapport van de commissie-Rinnooy Kan aan dat stelt dat de omroepen onvoldoende samenwerken. Belastinggeld wordt ineffectief en inefficiënt besteed. De publieke omroep is een van de laatste bolwerken van de verzuiling, wat goed functioneren in de weg staat. Het geheel is daardoor minder dan de som der delen. Daarom zou er meer centrale sturing moeten komen.

De regering heeft besloten om de komende concessieperiode voor de publieke omroep te verkorten van vijf naar drie jaar. Deze maatregel verdient steunt omdat hervormingen zo sneller kunnen worden doorgevoerd. Er moet een fundamentele discussie worden gevoerd over de toekomst van het omroepbestel. De functie van de omroepverenigingen moet ter discussie worden gesteld. Publieke televisie is niet alleen bedoeld voor leden van omroepverenigingen maar voor alle burgers.

In de visie van de regering blijven omroepverenigingen noodzakelijk om de pluriformiteit van de programma's te garanderen. Mevrouw Örgü constateert juist een gebrek aan pluriformiteit bij de omroepen en pleit in dat licht voor een kleine, centraal aangestuurde publieke omroep. Deze zal meer dan nu aandacht moeten besteden aan het democratische proces, hoogwaardige programma's op het gebied van cultuur, educatie en actualiteiten en Nederlandse dramaproducties. De publieke omroep zou niet meer moeten concurreren met de commerciële zenders. De huidige omroepverenigingen hebben toekomst als productiebedrijf of eventueel als commerciële omroep.

Voor de komende drie jaar heeft de staatssecretaris een aantal goede maatregelen voorgesteld: het maken van prestatieafspraken met de omroepen, het introduceren van kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen in het concessiebeleid, het harmoniseren van de boekhouding van de omroepen en het vergroten van de zeggenschap van de netcoördinatoren. De vorming van een college van voorzitters is echter een minder goed idee. Dit orgaan krijgt instemmingsrecht over de netprofielen, de prestatieafspraken met de overheid en het door de publieke omroep gevoerde beleid, wat afbreuk doet aan de andere voorstellen van de staatssecretaris. Het college zou hoogstens een adviesrecht moeten krijgen. Welke financiële besparingen brengen de voorstellen van de staatssecretaris met zich mee? Zorgen ze voor de gewenste ontbureaucratisering?

De maatregelen voor de korte termijn tonen te weinig visie op de taakopvatting van de publieke omroep. Er moet worden gestreefd naar de vorming van een publiek bestel dat niet langer concurreert met de commerciëlen. Het is inefficiënt om gemeenschapsgeld te gebruiken voor programma's, bijvoorbeeld sportuitzendingen, die commerciële omroepen ook kunnen en willen maken. Op korte termijn moet worden gekomen tot een reclamevrij publiek bestel, zodat de publieke omroep zich duidelijk onderscheidt en zich niet meer hoeft te richten op adverteerders. Zo ontstaat een publieke omroep met kwalitatief goede programma's die aanvullend zijn op het aanbod van de commerciëlen. Het gat dat valt door het wegvallen van reclamegelden (229 mln) zou goeddeels kunnen worden gedicht door het aantal netten terug te brengen van drie naar twee (166 mln), minder voetbalrechten te kopen (20 mln) en de bureaucratie in Hilversum terug te dringen (40 mln).

De evenementenlijst biedt de garantie dat bepaalde zaken worden uitgezonden op open zenders. De meeste zaken op deze lijst worden nu uitgezonden door de publieke omroep. Het is belangrijk dat deze niet achter een decoder verdwijnen en op een open net worden uitgezonden, maar dit zou ook kunnen door gedaan door commerciële zenders. Is de staatssecretaris bereid om dit te bevorderen? Wil zij bezien of de lijst kan worden ingekort?

Kan de staatssecretaris meer duidelijkheid geven over geldstromen, los van overheidsbijdragen, die de publieke omroep gebruikt voor het maken van programma's?

Mevrouw Kraneveldt (LPF) vindt het tijd voor een fundamentele discussie over het tachtigjarige verzuilde omroepbestel. In het licht van ontzuiling, ontkerkelijking, veranderingen in het medialandschap en de opkomst van commerciële omroepen en nieuwe telecomtechnieken ligt het publieke bestel terecht onder vuur.

Er valt heel veel aan te merken op de omroepverenigingen. Zij verspillen belastinggeld in een onnodige poging om met commerciële omroepen en elkaar te concurreren om de kijkcijfers. Het kijkcijferaandeel van de publieke omroep is in 2003 gezakt tot 34,4%. Het gemiddelde rapportcijfer van de kijker is 6,9; de commerciële omroepen scoren niet veel lager: 6,6. Met name jongeren, allochtonen en ouderen worden steeds minder bereikt. Verder wordt het aanzien aangetast door allerlei schandalen, zoals schnabbelende omroepmedewerkers, nepotisme en belangenverstrengeling bij omroepbazen. De Algemene Rekenkamer heeft de rechtmatigheid van de uitgaven niet kunnen vaststellen. Bij benoemingen in de raad van bestuur is vaak sprake van vriendjes- en partijpolitiek. De berichtgeving van het «objectieve» NOS-journaal is te gekleurd. Mevrouw Kraneveldt wijst in dit verband op de beelden van Job Frieszo die terwijl hij over Pim Fortuyn sprak, zwaaide met het verkiezingsprogramma van Janmaat. Waarom worden deze beelden overigens niet vrijgegeven voor de film over Fortuyn? Wat vindt de staatssecretaris daarvan? Wat vindt zij van netcoördinator Joop Daalmeijer die de gemiddelde TROS-kijker typeert als «maatschappelijk teleurgestelde»? De publieke omroep bezuinigt 22,5 mln op de kwaliteit van programma's terwijl niets wordt gedaan aan de grote bureaucratie. Het platform van bezorgde omroepmedewerkers heeft terecht de noodklok geluid.

De kijker herkent zicht steeds minder in de identiteit van publieke omroepen. De afgelopen jaren zijn niet voor niets opnieuw enkele honderdduizenden mensen afgehaakt als lid. Velen zijn alleen nog maar lid vanwege het programmablad. De omroepen lijken niet meer in staat om hun doelstellingen en doelgroepen helder te definiëren. Steeds meer (omroep)mensen komen tot de conclusie dat de omroepverenigingen hun beste tijd hebben gehad. Het huidige bestel lijkt niet te zijn gericht op pluriformiteit maar op het instandhouden van de bestaande machtsstructuur. Dit alles valt niet meer te verkopen aan de belastingbetaler. Pluriformiteit kan ook worden gewaarborgd binnen één nieuwe en diverse publieke omroep. Er moeten tv- en radiozenders komen met een duidelijk profiel, los van de discussie over het aantal. Voorkomen moet worden dat de concurrentie wordt aangegaan met commerciële omroepen. De discussie over het uitzenden van sport en grote amusementsprogramma's moet nog worden gevoerd. Indien er een goed plan komt voor zo'n sterke publieke omroep met kwaliteit, dan mag dat ook extra geld kosten. Op dit moment krijgt de kijker echter nog geen waar voor zijn geld.

Het «BNN-wetje» was gelegenheidswetgeving. De termijn van drie jaar t/m 2008 is gelegenheidswetgeving op gelegenheidswetgeving om de wet door de Eerste Kamer te krijgen. Het verkorten van de termijn van vijf naar drie jaar getuigt van slecht bestuur. Bij de vorming van één publieke omroep is een termijn van vijf jaar juist nodig voor de omroepen om zich te bezinnen op hun toekomst. Het belang van de kijkers moet vooropstaan. Kwaliteit, diversiteit, pluriformiteit, integriteit en efficiency kunnen het beste worden bereikt in één publieke omroep.

De staatssecretaris vergelijkt de publieke omroep met een voetbalelftal waarin de spelers goed moeten samenspelen en scoren omdat anders de fans afhaken. In het verouderde stadion dat publieke omroep heet, zijn de zijlijnen niet open maar semi-permeabel. Er komen steeds nieuwe spelers bij, maar de scheidsrechter stuurt bij een overtreding nooit een speler uit het veld. In dat geval worden snel de spelregels veranderd. Met 22 grote en kleine spelers is het elftal nu zo groot geworden dat de coach geen overzicht en overwicht meer heeft. Zo'n coach wordt door de fans uiteindelijk naar huis gestuurd.

Mevrouw Vergeer (SP) stelt vast dat de publieke omroep onvoldoende in staat is om aan de publieke doelen te voldoen. Het totale kijkercijferaandeel daalt; met name jongeren en allochtonen haken af. De programma's zijn volgens de commissie-Rinnooy Kan middle-of-the-road, wat mede wordt veroorzaakt door het streven naar hoge kijkcijfers en de daaraan verbonden reclameopbrengsten. De visitatiecommissie zoekt de oplossing in een andere organisatiestructuur. Bij het discussiëren over die structuur moet echter met het uiteindelijke doel in het oog worden gehouden. De staatssecretaris wil onder andere dat de netprofielen sterker worden ontwikkeld. De vernieuwing komt volgens haar moeizaam op gang omdat er geen gezamenlijke strategie is voor jongeren en allochtonen.

De staatssecretaris wil prestatieafspraken maken met de publieke omroep. Loopt zij daarmee niet vooruit op de discussie? Waar baseert zij de afspraken op? Zijn er bepaalde doelgroepen die zij wil bereiken? Streeft zij naar hogere waarderingscijfers? Laat zij het streven naar een hoog marktaandeel los?

De netten zijn weinig herkenbaar, wat de staatssecretaris wil veranderen door een sterkere netprofilering. Dit botst met de omroepprofilering. Wat is langetermijnvisie om netten meer herkenbaar te maken? Wat is de rol van de omroepen binnen zo'n netprofiel? Vindt de staatssecretaris het belangrijk dat omroepen een thuisnet hebben, of streeft zij naar meer flexibiliteit? De bevoegdheden van de netcoördinatoren moeten volgens de staatssecretaris worden versterkt. Zo kunnen de verschillende botsende omroepbelangen beter worden vertaald in het netbelang. Het voorstel om de raad van toezicht onafhankelijk te maken van de omroepen is een stap in de goede richting, maar het is onvoldoende. Het is van belang voor de publieke omroep om het verschil met commerciële omroepen duidelijker te benadrukken. Hoe wil de staatssecretaris dat bereiken? Het versterken van de bevoegdheden van netcoördinatoren brengt het gevaar met zich mee dat profiel en het budget te centralistisch worden bepaald. De makers van de programma's zijn de deskundigen in het bereiken van de kijkers. Zij komen te weinig aan bod in de visie van de staatssecretaris. Ziet zij mogelijkheden om hen meer invloed te geven?

De geplande bezuinigingen van 64 mln lijken helaas ten koste te gaan van de programma's en nauwelijks van de overhead. Verwacht de staatssecretaris dat de nieuwe structuur de bureaucratie vermindert zodat er meer geld terechtkomt bij de programma's? Worden de netprofielen en de kwaliteit van de programma's beïnvloed door het moeten binnenhalen van reclame-inkomsten? Bij een bepaald profiel hoort een kostenplaatje. Het ideaal is een reclamevrije publieke omroep, maar financieel is dat wellicht onhaalbaar. De Kamer heeft in het verleden een motie aangenomen om geen reclame uit te zenden in het jeugdblok, maar de staatssecretaris heeft die niet uitgevoerd. Er zou moeten worden gestreefd naar minimaal één reclamevrije zender. Wellicht zou dat bij voorkeur de familiezender moeten zijn, hoewel daar wel het meeste geld kan worden verdiend.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA) verwijst naar de harde constatering van de commissie-Rinnooy Kan dat de omroepen ernstig zijn tekortgeschoten in hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de publieke omroep. Wat vindt de staatssecretaris van dit oordeel?

Een van de grootste problemen is dat de profielen van zenders in overeenstemming moeten worden gebracht met de externe pluriformiteit van de omroepen. Volgens de commissie-Rinnooy Kan is het van cruciaal belang dat dit wordt opgelost. Wat is de visie van de staatssecretaris hierop? Zij lijkt nog geen langetermijnvisie op de omroep te hebben, die van belang is voor de legitimiteit van de publieke omroep. Wellicht wacht zij op het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Zal de regering hierover een standpunt naar buiten brengen, in het licht van de voor het voorjaar van 2005 geplande wetgeving?

Mevrouw Van Nieuwenhoven heeft geen principiële bezwaren tegen het vrijgeven van de programmagegevens, maar zij is er niet van overtuigd dat dit verplicht is vanwege Europese regelgeving. In het voorliggende initiatiefwetsvoorstel wordt overigens geen aandacht besteed aan de financiële gevolgen voor de omroepen. Hoe denkt de staatssecretaris over dit alles?

De meeste voorstellen van de staatssecretaris over structuurverandering – zoals zij die heeft samengevat op anderhalve pagina – lijken binnen de huidige wetgeving te kunnen worden gerealiseerd, mits de omroepen erin meegaan. De instelling van een netstatuut en een netbestuur zijn waarschijnlijk wel in strijd met de bestaande wetgeving. Hoe denkt de staatssecretaris hierover?

In het concessiebeleidsplan moeten kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen worden opgenomen. Kan de staatssecretaris voorbeelden geven van deze doelstellingen? Wat is het concrete verschil tussen een concessiebeleidsplan en een coördinatiereglement? Wie gaat in dit verband waarover beslissen?

Het Commissariaat voor de Media (CvdM) heeft positief geoordeeld over de aanvragen van De Nieuwe Omroep (DNO) en MAX. De staatssecretaris wacht nog op het advies van de Raad voor Cultuur. Wil zij de Kamer betrekken bij het nemen van een beslissing, bijvoorbeeld door het sturen van een brief? In het verleden is dit niet altijd goed verlopen.

Een aantal doelgroepen, met name jongeren en allochtonen, wordt door de publieke omroep te weinig bereikt. Wat vindt de staatssecretaris in dat verband van de positie van Colorful Radio? Is zij van plan om in de prestatieafspraken op te nemen dat er meer aandacht moet worden besteed aan bepaalde doelgroepen?

Het BNN-wetsvoorstel was gelegenheidswetgeving; mevrouw Van Nieuwenhoven sluit zich aan bij de opmerking hierover van mevrouw Kraneveldt. De periode van drie jaar lijkt niet in de eerste plaats samen te hangen met het BNN-wetsvoorstel maar met de wens van de regering om tijdens haar regeringsperiode een nieuw omroepbestel in de steigers te zetten. Heel veel zaken kunnen nu echter al worden veranderd. Is die drie jaar wel nodig?

Er zijn omroepen die willen toetreden tot het bestel, terwijl andere dreigen om weg te gaan. De plannen van de TROS lijken echter bedoeld als drukmiddel om meer vrijheid te krijgen en houden om te beslissen over de eigen omroep, de eigen programma's en de uitzendtijden. Die houding past niet in de publieke omroep die mevrouw Van Nieuwenhoven voor ogen heeft. Meer centrale sturing is nodig, wat onvermijdelijk ten koste zal gaan van de invloed van de omroepen. Het is aan de staatssecretaris om dit vorm te geven. Wanneer verwacht zij de voorstellen uit haar brief te kunnen realiseren?

De heer Bakker (D66) krijgt veel signalen dat de lopende bezuinigingen voor een groot deel worden afgewenteld op de programma's, wat niet de bedoeling was van de Kamer en de regering. Een probleem dat hierbij speelt is dat de cijfers nog steeds niet transparant genoeg zijn. Wanneer komt de staatssecretaris met een standpunt, zodat de Kamer een oordeel kan geven? Wat onderneemt zij om de geldstromen meer inzichtelijk te maken? Dit is extra belangrijk omdat het gaat om belastinggeld.

De commissie-Rinnooy Kan trekt stevige conclusies: het bestuur van de publieke omroep en de samenwerking tussen de omroepen zijn een ratjetoe. Eigenlijk kan elke omroep nu een veto uitspreken over de besluitvorming. Desondanks worden er prachtige programma's gemaakt. In het licht van de gewenste wijziging van de structuur is het verstandig om wetgeving te veranderen.

De regering heeft besloten om de concessieperiode te verkorten van vijf naar drie jaar. Deze drie jaar zijn bedoeld voor een brede discussie die moeten leiden tot verdergaande wijzigingen in het omroepbestel. Dit moet worden gezien in het licht van het teruglopende draagvlak. Met die discussie moet worden gezocht naar werkbare meerderheden in de Kamer en het kabinet om te komen tot besluitvorming. In het verleden is dit te vaak niet gelukt.

Een publieke omroep moet kwaliteit bieden, zich onderscheiden, vernieuwen, ruimte bieden aan programmamakers, uitdagen en mogelijkheden bieden aan mensen die dwars tegen alles ingaan. Kijkcijfers, marktcijfers en reclameopbrengsten mogen dus niet doorslaggevend zijn, hoewel niemand zal pleiten voor een elitaire omroep die maar een paar procent van de kijkers trekt. Meer centrale sturing moet leiden tot een helderder netprofilering. Daarbij moet niet worden gestreefd naar één staatsomroep zoals die in omringende landen bestaat. Een belangrijk voordeel van het Nederlandse bestel is dat er ook controversiële programma's kunnen worden gemaakt, bijvoorbeeld door BNN of Theo van Gogh. De huidige omroepverenigingen vormen een goede buffer tussen enerzijds programmamakers en anderzijds overheid en politiek. Wat vindt de staatssecretaris in dat verband van de oproep van premier Balkenende om een programma te maken over normen en waarden? De overheid moet niet proberen om invloed uit te oefenen op de inhoud van programma's, ook niet via sponsoring. Omroepen hebben overigens wel een eigen verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld bij het uitzenden van geweld.

Dat het draagvlak van de omroepverenigingen minder wordt, blijkt uit de teruglopende ledenaantallen. De pluriformiteit van de samenleving wordt onvoldoende gedekt door het huidige palet aan omroepverenigingen; het is terecht dat de staatssecretaris dit agendeert. Welke oplossingen ziet zij daarvoor? Wat denkt zij van de suggesties van de visitatiecommissie voor de periode na 2010?

Programmamakers zouden een grotere rol moeten spelen in de bestuurlijke structuur van de publieke omroep. De heer Bakker sluit zich aan bij opmerkingen die mevrouw Vergeer hierover heeft gemaakt. Verder sluit hij zich aan bij de opmerkingen van mevrouw Van Nieuwenhoven over de toelating van nieuwe omroepen. De kamer moet worden betrokken bij de besluitvorming.

Ook bij de radio is er wrijving tussen publieke taken en commerciële aspecten. Wat is het oordeel van de staatssecretaris over de onrust over Colorful Radio? Is dit de juiste manier om allochtone groepen te bereiken?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie) stelt vast dat de brief van de staatssecretaris en het visitatierapport vooral betrekking hebben op de korte termijn. De staatssecretaris heeft al eerder aangekondigd dat zij in 2005 met een nieuwe visie op de omroep zal komen, wat nu uiteraard al een rol speelt in de discussie.

Het visitatierapport is kritisch. Er is waardering voor de afzonderlijke omroepen maar de samenwerking is buitengewoon slecht, misschien zelfs contraproductief. De gestelde ambities en doelen worden niet waargemaakt. Er lijkt strijd te zijn tussen netprofilering en de positie van de omroepen. Een enkele omroep blijkt wel in staat om de eigen identiteit hoog te houden en tegelijkertijd oog te hebben voor de netprofilering.

De staatssecretaris heeft naar aanleiding van het rapport een aantal maatregelen voorgesteld. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is een meer centrale aansturing. Dit is noodzakelijk, maar de staatssecretaris is wat rigoureus. De invloed van de omroepen wordt wel erg beperkt nu de netcoördinatoren en de raad van bestuur de doorslag gaan geven. De pluriformiteit van het bestel mag niet ten ondergaan aan de netprofilering. Wat is de visie van de staatssecretaris daarop? Pluriformiteit komt overigens niet in uitdrukking in soorten programma's; het gaat erom dat de volle breedte van de samenleving in de programma's is vertegenwoordigd.

Waarom wil de staatssecretaris leden alleen in de raad van toezicht benoemen op grond van hun deskundigheid en niet op basis van representativiteit? De raad moet een weerspiegeling zijn van de samenleving.

Kan de staatssecretaris meer duidelijkheid geven over de eisen die zij wil vastleggen in de prestatieafspraken? Op welke programma's hebben die afspraken betrekking? Gaat het om identiteitsversterkende of netversterkende programma's?

De visitatiecommissie wijst op het gevaar van vermenging van publieke en private middelen. Wat doet de staatssecretaris om de transparantie te waarborgen?

De mededeling van de staatssecretaris dat zij in 2005 met een nieuwe visie op de publieke omroep komt, ondergraaft voor een deel de maatregelen die zij nu wil nemen. Zij gaat er eigenlijk al van uit dat de nu voorgestelde maatregelen niet voldoende zullen zijn. De omroepen zouden de gelegenheid moeten krijgen om met de maatregelen aan de gang te gaan en te proberen de gewenste kwaliteit en samenwerking te realiseren. In het huidige bestel zijn er al omroepen die het wel lukt, dus het is mogelijk.

De staatssecretaris is nog erg vaag over haar visie op langere termijn, wat veel onduidelijkheid en onzekerheid creëert in omroepland. Hoe kan zij in dat licht van de omroepen verwachten dat zij zich met overgave en idealisme richten op de huidige maatregelen? Over een paar maanden komt er waarschijnlijk weer een heel nieuw plan. Wat denkt de staatssecretaris over de adviezen van de visitatiecommissie voor de langere termijn?

De heer Atsma (CDA) stelt vast dat het omroepbestel van verschillende kanten onder vuur ligt. Wellicht moeten sommige zaken anders worden geregeld, maar het is jammer dat niemand aangeeft dat de kijkers in het algemeen best tevreden zijn over de (kwaliteit van de) programma's. Het bereik van het publieke bestel is goed, hoewel het natuurlijk altijd beter kan. Velen wijzen op de kosten, maar het Nederlandse stelsel is goedkoper dan dat in veel andere Europese landen.

De legitimiteit van de publieke omroep moet worden getoetst aan de verankering in de samenleving, de pluriformiteit, het publieksbereik en de waardering. Het in Nederland gegroeide stelsel van omroepen biedt een natuurlijke verankering in de samenleving en garandeert de pluriformiteit, terwijl men dat soort zaken in Groot-Brittannië in bureaucratie en dikke boeken heeft vastgelegd. Het bestel moet open blijven voor nieuwe toetreders om de legitimiteit in de toekomst te waarborgen. De publieke omroep moet zich op de samenleving als geheel richten met actualiteiten, educatie, verstrooiing en sport. Als men zich slechts richt op wat de commerciëlen laten liggen, worden er alleen programma's gemaakt voor de elite.

De visitatiecommissie constateert dat de afzonderlijke omroepen het goed doen maar dat de samenwerking tekortschiet. De conclusie van de staatssecretaris is dat er meer centraal moet worden gestuurd, maar misschien worden de problemen wel veroorzaakt door een slechte uitvoering. Er is een nieuwe raad van bestuur, die brede waardering krijgt voor de de afgelopen maanden gezette stappen. Er lijkt beweging om te komen tot andere vormen van samenwerking, netcharters en afspraken. Wat is de visie van de staatssecretaris op dit punt? Het bestel lijkt langzaam te worden uitgehold doordat de omroepen steeds minder te vertellen krijgen. De ingeslagen richting leidt naar een staatsomroep, wat helaas tot uitdrukking komt in de voorstellen van de staatssecretaris. Waarom kunnen de netbesturen niet meer verantwoordelijkheid krijgen? Deze zouden ook de netcoördinatoren kunnen benoemen. Er zijn uiteraard kritische opmerkingen te maken over de rol van de omroepen. Zo is er onvoldoende onderscheid te tussen de netten. De omroepen moeten ruimte en tijd krijgen om zaken te veranderen.

De externe pluriformiteit – deze is zeer belangrijk – wordt nu gewaarborgd door verenigingen met leden. Dit stelsel kan alleen worden gewaarborgd indien het systeem open blijft. De komst van nieuwe omroepen als DNO en MAX zou bespreekbaar moeten zijn. Verder moet het burgers makkelijker worden gemaakt om invloed uit te oefenen, door omroepverkiezingen te organiseren of de drempel om lid te worden zo laag mogelijk te maken. Zo kunnen de omroepverenigingen hun rol vervullen en doen wat de leden hun opdragen. Het primaat moet daarom liggen bij de verenigingen.

Het is begrijpelijk dat de staatssecretaris de voorzitters van de omroepen uit de raad van toezicht wil laten verdwijnen. De introductie van kroonbenoemingen kan er echter voor zorgen dat de invloed en de verantwoordelijkheid van de overheid te groot worden. Wellicht is het daarom verstandig om de omroepen een aantal mensen voor de raad van toezicht te laten voordragen.

De programmagegevens lijken niet te hoeven worden vrijgegeven. Wat vindt de staatssecretaris daarvan?

Het CvdM zal over de rechtmatigheid van de uitgaven over 2003 te rapporteren. Wanneer kan deze rapportage worden verwacht? Het is overigens goed dat de publieke omroep nadenkt over wat is toegestaan bij het bijklussen van medewerkers.

De publieke omroep probeert met Colorful Radio meer allochtonen te bereiken. Het CvdM lijk dit te willen tegenhouden op grond van de regelgeving. Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan?

Wat denkt de staatssecretaris van de plannen van de TROS? Deze omroep overweegt vanwege de vele regels uit het bestel te stappen. Wat zijn de gevolgen daarvan?

De heer Vendrik (GroenLinks) hecht veel waarde aan een sterke publieke omroep met kwalitatief hoogstaande programma's. De commissie-Rinnooy Kan heeft voorstellen gedaan voor verbetering, die voor een groot deel terugkomen in de brief van de staatssecretaris. Zij geeft aan dat maatregelen absoluut noodzakelijk zijn; cosmetische ingrepen zijn niet genoeg.

De discussie over de toekomst van de publieke omroep loopt al zeer lang, maar er is tot nu toe weinig vooruitgang geboekt. Er lijkt geen politieke meerderheid te vinden voor een bepaalde richting. In dat licht is het verstandig om een parlementair onderzoek te doen, zodat politieke meerderheden kunnen worden gevonden. Dit onderzoek kan plaatsvinden gedurende de komende concessieperiode. Het is belangrijk dat de politiek zoekt naar een visie voor de langere termijn.

Er moet worden gestreefd naar een onafhankelijk, reclamevrij publiek bestel dat bestaat uit twee netten. De raad van bestuur daarboven moet zo licht mogelijk zijn. Dit hoeft overigens geen staatsomroep te zijn.

De huidige structuur van de publieke omroep heeft nog maar weinig draagvlak, ook bij de programmamakers. Zij moeten in de dagelijkse praktijk de publieke omroep dragen. De voorstellen van de staatssecretaris komen eigenlijk neer op het heen en weer schuiven van het bureaucratisch meubilair. In het licht van de conclusies van de visitatiecommissie is dat onvoldoende om de bedreigingen te keren. De staatssecretaris moet zorgen voor een doorstart met een nieuw model, zodat de publieke omroep echt klaar is voor de toekomst.

Het is slecht dat de bezuinigingen op basis van het McKinsey-rapport voor een (te groot) deel ten koste gaan van de kwaliteit van programma's. Een publiek bestel moet kwaliteit als belangrijkste doel zien, anders wordt het eigen fundament ondergraven. Is de claim van de omroepmedewerkers terecht dat er veel te veel wordt bezuinigd op programmabudgetten terwijl de bureaucratie ongemoeid wordt gelaten? Omroepmedewerkers hebben heel veel plannen gelanceerd om efficiënter te werken.

De heer Van der Vlies (SGP) wijst op de serieuze knelpunten in het functioneren van de publieke omroep. De gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt onvoldoende gestalte gegeven, wat resulteert in een inefficiënte programmering. Dit is een probleem, mede in het licht van de toenemende concurrentie met commerciële zenders. Dat vraagt om een daadkrachtige beleidsmatige reactie, die de staatssecretaris geeft door het doen van concrete voorstellen voor de korte termijn. Zij heeft echter ook het voornemen om met een toekomstgerichte visie te komen. Eigenlijk zou die er moeten zijn voordat er wijzigingen worden doorgevoerd, maar het valt te verwachten dat de parlementaire behandeling daarvan jaren kan duren. In dat licht is het begrijpelijk dat de staatssecretaris nu maatregelen wil nemen.

Het veranderen van de bestuurlijke structuur – zoals de staatssecretaris wil – is geen garantie dat alles perfect verloopt. Concurrerende belangen worden niet zo simpel weggepoetst. Het is belangrijk dat alle neuzen dezelfde kant op komen te staan en dat iedereen zicht committeert aan het publieke belang.

Op de langere termijn zou de structuur van autonome omroepverenigingen binnen het kader van een onafhankelijke publieke omroep behouden moeten blijven. De omroepen dienen meer ruimte te krijgen voor eigen keuzen en programmatische onderscheiding, als tegenbeweging tegen vervlakking en het kleurloze midden; dit uiteraard binnen een duidelijk normatief kader. De ontwikkeling naar semi-commerciële omroepen is ongewenst.

Het rapport Naar een andere publieke omroep, een burgerinitiatief, kiest als insteek de kwaliteit. Er wordt gepleit voor het afstoten van sportuitzendingen en reclame. Kijkcijfers en marktaandelen zijn geen kwalitatieve criteria en zouden daarom binnen de publieke omroep geen overheersende rol mogen spelen. Het rapport benadrukt terecht het publieke karakter van de publieke omroep en sluit aan bij de rol van waarden en normen in de media. Wat vindt de staatssecretaris van dit rapport?

De staatssecretaris wil met de prestatiecontracten meer gaan sturen, wat echter wordt bemoeilijkt door de onafhankelijkheid van de publieke omroep en de omroeporganisaties. Het doorvoeren van rigoureuze veranderingen is ongewenst. Met het sturen op prioriteiten en doelgroepen beïnvloedt de staatssecretaris de inhoud van programma's, wat eigenlijk ongewenst is. Hoe gaat zij om met dit spanningsveld?

In de plannen van de staatssecretaris krijgen de netcoördinatoren de bevoegdheid om namens de raad van bestuur knopen door te hakken. In dat licht is het onnodig om de coördinatoren ook de bevoegdheid te geven om zelf programma's te maken.

De aanpassing van de bestuursstructuur zou moeten leiden tot verheldering van de onderlinge verhoudingen. Daarbij moet echter de wettelijk verankerde autonome positie van de omroepen worden gewaarborgd. Een volledig onafhankelijke raad van toezicht heeft onmiskenbaar voordelen. De staatssecretaris kiest voor vrijwel alleen kroonleden. Welke garanties zijn er dat de verscheidenheid in de omroepwereld en de samenleving tot uitdrukking komen in de raad van toezicht? Wellicht is het in dat licht verstandig om omroeporganisaties toch te betrekken bij de benoemingen.

Of het voorstel van de heer Vendrik om een parlementair onderzoek te laten instellen toegevoegde waarde heeft, valt te betwijfelen. Bovendien is een parlementair onderzoek een oneigenlijk middel voor het vinden van parlementaire meerderheden.

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris heeft met haar brief gereageerd op het rapport van de commissie-Rinnooy Kan. De commissie gebruik zeer ernstige bewoordingen bij de beoordeling van het functioneren van de publieke omroep de afgelopen jaren. Het is moeilijk voor de verschillende omroepen om effectief met elkaar samen te werken.

Het is belangrijk om een visie te ontwikkelen op de positie van de publieke omroep in de Nederlandse samenleving. Dit vraagt tijd, terwijl uit het visitatierapport blijkt dat er ook op korte termijn maatregelen moeten worden genomen. Het komende halfjaar zal worden gebruikt voor een fundamentele discussie. Implementatie van de uitkomst daarvan zal daarna de nodige tijd vergen. Nieuwe ontwikkelingen, zoals digitalisering en televisie via internet, moeten een belangrijk rol spelen in de discussie. Deze kunnen er namelijk voor zorgen dat het medialandschap er over vier jaar heel anders uitziet. Verder zal het nog uit te brengen WRR-rapport een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het ordenen van gedachten. De staatssecretaris zal niet ingaan op alle suggesties van woordvoerders voor de langere termijn, aangezien de regering nog geen standpunt heeft ingenomen. In het voorjaar van 2005 zal zij met voorstellen komen.

In de nieuwe structuur zoals de staatssecretaris die voor ogen heeft, wordt gestreefd naar een heldere verticale verantwoording. Wellicht levert dit besparingen op, maar dat is niet het doel van de structuurwijziging. De raad van bestuur wordt als eerste verantwoordelijk. Om de positie van de omroepverenigingen en de pluriformiteit te waarborgen, is besloten om het college van voorzitters een instemmingsrecht te geven. Het gaat erom dat de verticale lijn in de structuur wordt gerespecteerd. Als instemming wordt onthouden door het college van voorzitters en er een patstelling ontstaat, kan de onafhankelijke raad van toezicht de knoop doorhakken. Met de nieuwe structuur zal bepaalde bureaucratie verdwijnen, hoewel er op andere plaatsen weer nieuwe bureaucratie ontstaat.

De netcoördinator heeft een plek in de verticale lijn van de organisatiestructuur. Voorkomen moet worden dat de omroepen ervoor kunnen zorgen dat hij in een spagaat terechtkomt. De invloed van de omroepverenigingen wordt geregeld via de netcharters, waarin de afspraken tussen omroepen en raad van bestuur worden vastgelegd. Dit schept de kaders waarbinnen de programmamakers kunnen opereren, zodat zij hun creativiteit kunnen aanwenden voor het maken van mooie programma's.

Mevrouw Van Nieuwenhoven heeft gelijk dat een deel van de maatregelen kan worden doorgevoerd zonder wetswijzigingen, en dat gebeurt ook. Het is echter belangrijk om de nieuwe werkwijze en structuur toch te verankeren in wetgeving, om helderheid te bieden in de discussies op zoek naar een nieuwe balans.

Het concessiebeleidsplan is een strategisch beleidsdocument dat betrekking heeft op de vijf jaar van de concessie. Hierin worden kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen geformuleerd. Het coördinatiereglement is vooral een intern instrument om de gemaakte afspraken helder vast te leggen.

Het spreekt voor zich dat de politiek zich niet behoort te bemoeien met de inhoudelijke keuzes van de publieke omroep. De meningen die in de samenleving leven, moeten tot uitdrukking komen in de programma's. De onafhankelijkheid is verankerd in artikel 7 van de Grondwet. De opmerkingen van de premier moeten dan ook slechts worden gezien als een suggestie en niet als een opvatting van het kabinet over het soort programma's dat moet worden gemaakt.

De visitatiecommissie pleit voor een maatschappelijke inbedding van de raad van toezicht. De staatssecretaris heeft daar echter pragmatische en principiële bezwaren tegen en heeft daarom gekozen voor een onafhankelijke raad van toezicht. De omroepverenigingen vertegenwoordigen in het bestel het volk. Het is daarom raar om ook in de raad van toezicht het volk vertegenwoordigd te willen zien. Bovendien zijn maatschappelijke belangen vaak verbonden aan politieke opvattingen en zijn er affiniteiten met de verschillende omroepverenigingen. Vertegenwoordiging van deze belangen in de raad van toezicht zou in dat licht slecht zijn voor de onafhankelijke positie van de publieke omroep. Onafhankelijkheid gaat in dit geval boven representativiteit. Met de kroonbenoemingen wordt aangesloten bij de werkwijze van andere onafhankelijke instellingen, zoals de WRR.

Het is niet de eerste taak van de netcoördinator om programma's aan te sturen; dat gebeurt alleen in het uiterste geval. Hij moet over zo'n bevoegdheid beschikken omdat hij anders vleugellam is.

De onzekerheid van de komende tijd is vervelend voor de omroepverenigingen. Elke verandering leidt echter onvermijdelijk tot een periode van onzekerheid. Het kabinet wil die onzekerheid zo kort mogelijk laten duren door binnen een halfjaar tot een standpunt te komen. De implementatie daarna mag niet te lang duren, omdat dit een negatieve invloed heeft op het functioneren van de publieke omroep.

Een parlementair onderzoek acht de staatssecretaris niet noodzakelijk. Zij zal proberen om het proces zo in te richten dat er een goed kabinetsstandpunt komt. Ondanks de te verwachten problemen, heeft zij vertrouwen in een goede afloop. Het is uiteraard aan de Kamer om zelf te beslissen over eigen onderzoeken.

Het is niet de bedoeling om de erkenningentermijn structureel terug te brengen van vijf tot drie jaar. De ingreep in de erkenningentermijn is eenmalig om de daadkracht bij de implementatie te vergroten en de duur van de onzekerheid te beperken. Verder wil het kabinet graag zelf verantwoordelijk zijn voor de implementatie van wetswijzigingen. Het wordt een lastige operatie, maar de staatssecretaris heeft er vertrouwen in.

De staatssecretaris is verplicht om voor 1 januari 2005 een beslissing te nemen over de nieuwe toetreders DNO en MAX. Dit is een objectieve procedure en niet een politieke afweging. Enkele maanden later volgt de visie van het kabinet op de toekomst van de publieke omroep. Het is aan de nieuwe toetreders hoe zij omgaan met deze onzekerheid. Geen enkele omroep krijgt garanties voor de toekomst. Aan het verzoek om de Kamer van tevoren te informeren over haar besluit, wil de staatssecretaris niet voldoen. Het is de wettelijke taak van de verantwoordelijke bewindspersoon om na een onafhankelijk advies van het CvdM en een onafhankelijk advies van de Raad voor cultuur, zonder politieke inmenging een beslissing te nemen. De wetgever heeft deze waarborgen vastgelegd om de objectiviteit, onafhankelijkheid en deskundigheid van de beoordeling van de toetreders te waarborgen. Het zou uiteraard vervelend zijn als de Kamer achteraf de beslissing afkeurt, maar dit probleem speelde ook in het verleden.

De rechter heeft uitgesproken dat de publieke omroep de programmagegevens terecht voor zich heeft gehouden. Het kabinet staat niet onwelwillend tegenover het vrijgeven, maar hiervoor zou een wetswijziging noodzakelijk zijn. De aarzeling over het vrijgeven wordt veroorzaakt door de grote financiële belangen. In dat licht zou er een redelijke vergoeding tegenover moeten staan. Ongeveer 16 mln van de opbrengst van de programmabladen vloeit naar de programmabudgetten.

De staatssecretaris zegt toe, de Kamer een brief te schrijven over Colorful Radio.

Eind september zal het rapport verschijnen over de quick scan in het kader van de bezuinigingen. De staatssecretaris zegt toe, dit de Kamer dan per ommegaande toe te sturen. Indien er urgente problemen naar boven komen, zal zij daarop snel inspelen. Voor het overige zal zij de conclusies meenemen in het kader van de mediabegroting. De jaarrekeningen van de publieke omroepen over 2003 zijn ingediend bij het CvdM, dat binnenkort zal rapporteren. De staatssecretaris zal ook dit punt meenemen in de behandeling van de mediabegroting.

Het enige doel van de evenementenlijst is om te garanderen dat bepaalde evenementen niet achter een decoder komen. De wet laat het publieke en commerciële omroepen vrij om te bieden op de uitzendrechten van deze evenementen. Indien de publieke omroep ervoor kiest om niet meer te bieden, ligt het voor de hand dat de commerciëlen het overnemen. Het is een vrije markt, waarin de regering niet voorschrijft dat evenementen eerst moeten worden aangeboden aan de commerciëlen of aan de publieke omroep. De kans is klein dat dit soort evenementen helemaal niet wordt uitgezonden.

Het staat de NOS op basis van de regelgeving over auteursrechten vrij om beelden wel of niet ter beschikking te stellen. De staatssecretaris weet niet wat de afweging was om geen beelden af te staan aan Theo van Gogh. Zij wil bovendien niet treden in de verantwoordelijkheid van de NOS.

Op de korte termijn zullen er drie netten blijven met een brede programmering. Indien de TROS uit het publieke bestel zou stappen, moeten de andere omroepen dit gat invullen. De discussie over het terugbrengen van het aantal netten naar twee en het reclamevrij maken speelt wel voor de langere termijn.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Örgü (VVD) is het niet eens met het geven van een instemmingsrecht aan het college van voorzitters. Heeft de staatssecretaris daarvoor nog aanvullende argumenten?

Is de staatssecretaris bereid om een brief te schrijven over alle geldstromen binnen de publieke omroep?

De initiatiefnemers van het wetsvoorstel inzake het vrijgeven van de programmagegevens nemen alle op- en aanmerkingen serieus, dus ook de inbreng tijdens dit overleg. De Raad van State is positief over het wetsvoorstel.

Mevrouw Kraneveldt (LPF) stelt vast dat nieuwe toetreders op basis van de huidige wetgeving alle recht hebben om te opteren voor een plek in het open bestel. In haar visie voor de lange termijn is echter geen plaats voor nieuwe omroepen. De voorstellen van de staatssecretaris voor de korte termijn zijn overigens niet in strijd met de langetermijnvisie van mevrouw Kraneveldt.

Het is slecht als politieke meningen en (objectieve) berichtgeving door elkaar lopen. Ook in een nieuw bestel, bij voorkeur met een staatsomroep, moet de politiek dan ook geen invloed willen uitoefenen op de inhoud van programma's.

Mevrouw Vergeer (SP) wil dat de staatssecretaris duidelijker toelicht wat de netcharters gaan inhouden; dit kan eventueel in een notitie. Wat is de rol van de kijkcijfers die moeten worden gehaald om de reclame-inkomsten te incasseren?

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA) houdt de staatssecretaris voor dat het wellicht beter is om omroepen toch een voordrachtrecht te geven voor de raad van bestuur, omdat dit het politieke draagvlak voor de plannen kan vergroten. Ook bij organen als de WRR speelt de politieke achtergrond van kandidaten een rol. Het is voor de onafhankelijkheid van de raad niet noodzakelijk dat de staatssecretaris alle leden benoemt.

De concessietermijn van drie jaar moet worden bezien in het licht van technologische ontwikkelingen. Mevrouw Van Nieuwenhoven wil daarover nog nadenken.

De heer Atsma (CDA) zou het onverstandig vinden als de raad van toezicht alleen gaat bestaan uit kroonleden. Het is belangrijk dat de raad een breed draagvlak krijgt, mede gezien de rol als scheidsrechter bij conflicten. Overigens moet de rol van de raad breder zijn, met name bij het beoordelen van de financiële gang van zaken bij de omroepen.

Wat vindt de staatssecretaris van het voorstel van onder andere de VVD om het publieke bestel te laten bestaan uit slechts twee netten? Zijn er mogelijkheden om het wegvallen van reclamegeld te compenseren? Wat is de juridische positie op basis van de wet uit 2000?

De heer Vendrik (GroenLinks) verwacht niet dat er een politieke meerderheid is te vinden voor de plannen van de staatssecretaris. Het debat over de toekomst van de publieke omroep sleept zich al tientallen jaren voort. In dat licht blijft hij pleiten voor een parlementair onderzoek, dat goed geschikt is voor het werpen van een blik op de toekomst.

De staatssecretaris zegt toe, een brief te schrijven over de geldstromen binnen de publieke omroep.

In het licht van de juridische posities zal de aan de NOS verleende concessie van tien jaar ongewijzigd blijven. Op de gevolgen van het verkorten van de erkenningentermijn van vijf naar drie jaar wordt nog gestudeerd. Dit alles zal moeten worden geregeld in nieuwe wetgeving.

Het sluiten van prestatiecontracten per seizoen blijkt bureaucratisch uit te werken. De bedoeling is om afspraken te maken voor een periode van drie jaar vanaf 1 september 2005. Uiteraard moet er wel ruimte blijven om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen.

De staatssecretaris zegt toe, in de toelichting op het wetsvoorstel voor de korte termijn uitgebreid in te gaan op het netcharter. De details hiervan moeten nog worden uitgewerkt. Het is uiteindelijk aan de raad van bestuur en de omroepen om de netcharters concreet in te vullen.

Reclame-inkomsten mogen geen drijfveer zijn voor de publieke omroep. Reclame is slechts een van de inkomstenbronnen. De publieke omroep moet er wel naar streven om een zo groot mogelijke doelgroep te bereiken. In dat verband zijn kijkcijfers wel van belang.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Cornielje

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Kler


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Nieuwenhoven (PvdA), Van de Camp (CDA), Kalsbeek (PvdA), Cornielje (VVD), voorzitter, Lambrechts (D66), Hamer (PvdA), Azough (GroenLinks), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (ChristenUnie), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Eijsink (PvdA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Visser (VVD).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Ferrier (CDA), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Bakker (D66), Boelhouwer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Tonkens (GroenLinks), Jonker (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PvdA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Arib (PvdA), Stuurman (PvdA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (LPF), Adelmund (PvdA), Aptroot (VVD).

Naar boven