29 653 Het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Latijns-Amerika en de Cariben

Nr. 16 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 maart 2014

Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken bestond bij drie fracties de behoefte de Minister van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van 20 december 2013 inzake de kabinetsreactie op de evaluatie van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) inzake het Nederlandse buitenlandbeleid in Latijns-Amerika in de periode 2004–2010 (Kamerstuk 29 653, nr. 15).

De Minister heeft op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van 7 maart 2014. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de Minister zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De adjunct-griffier van de commissie, Wiskerke

Inbreng VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie op de IOB-evaluatie buitenlands beleid in Latijns-Amerika.

De centrale vraag van de IOB is of het buitenlandbeleid gereageerd heeft op veranderingen in de regio en zo ja, of de beleidsintenties uitgevoerd zijn en welke resultaten daarbij geboekt zijn. De IOB signaleert een trendbreuk waarbij – als gevolg van de economische tendensen in de regio – een afbouw van ontwikkelingssamenwerking gepaard is gegaan met grotere aandacht voor economische belangenbehartiging. De leden van de VVD-fractie verwelkomen deze in het vorige kabinet geprioriteerde trend en hoopt dat deze ontwikkeling in de Nederlandse betrekkingen met de regio ook in andere regio’s zal volgen.

Het kabinet constateert dat, ondanks de noodzakelijke bezuinigingen op postennet en departement, het Koninkrijk met de huidige presentie in Latijns-Amerika, ook in relatie tot andere EU-landen, een diplomatiek netwerk onderhoudt dat recht doet aan zowel de historische-culturele relaties met de landen van het continent als aan de economische

prioriteiten. In dat licht is de opening van de post in Panama als het aan de leden van de VVD-fractie ligt niet alleen een gevolg van goede samenwerking met de regio, maar ook een voedingsbodem voor nieuwe vormen van samenwerking op het gebied van handel. Graag horen de leden van de VVD-fractie of de opening van deze post al resultaten heeft opgeleverd, en zo ja, hoe het kabinet deze beoordeelt.

Economische diplomatie heeft volgens de IOB een positief effect op de handelsbetrekkingen in de regio. De strategische inzet op economische diplomatie zou Nederland in staat hebben gesteld op een aantal terreinen een concurrentievoordeel te ontwikkelen. Bij de heroriëntatie van het Nederlandse buitenlands beleid na 2011 zou de nadruk echter soms te eenzijdig op economische diplomatie komen te liggen. De leden van de VVD-fractie delen de verbazing van het kabinet omtrent dat laatste punt en stellen vast dat de verminderde nadruk op ontwikkelingssamenwerking een positieve tendens is.

Nederland heeft zijn doelstellingen voor een actief mensenrechtenbeleid de afgelopen jaren uitgevoerd. De leden van de VVD-fractie stellen vast dat zeker op het gebied van LHBT-rechten, bijvoorbeeld in Brazilië, vooruitgang is geboekt. Graag horen de leden van de VVD-fractie of het kabinet deze ontwikkeling ook heeft opgemerkt en hoe het kabinet deze ontwikkeling beoordeelt.

De regio Latijns-Amerika, met de Cariben in zijn kielzog, wordt steeds belangrijker. Dat heeft te maken met de veranderende wereldorde en nieuwe geopolitieke verhoudingen, maar ook de groeiende economische belangen in opkomende landen in Latijns-Amerika. De leden van de VVD-fractie vinden dat het kabinet hier op moet anticiperen en meent uit de kabinetsreactie te begrijpen dat het kabinet die analyse deelt. Inkomende en uitgaande bezoeken kunnen hiervoor als middel dienen, maar de leden van de VVD-fractie vernemen graag welke andere instrumenten het kabinet voornemens is in te zetten in het kader van deze handelsbevordering.

Antwoorden:

De opening van een ambassade eind 2011 in Panama en de opening van een Panamese ambassade in Den Haag, hebben de economische dynamiek tussen het Koninkrijk en Panama vergroot. Door de handelsmissies en deelname van de ambassade aan handelsbeurzen hebben bedrijven uit zowel Nederland als de Caribische landen van het Koninkrijk zich succesvol kunnen presenteren in Panama. Voorbeelden daarvan zijn een recente missie van 16 maritiem-logistieke bedrijven naar Panama onder leiding van burgemeester Aboutaleb van Rotterdam en een succesvolle missie om landbouwexport te ondersteunen. President Martinelli heeft in 2013 een bezoek gebracht aan ons land waar hij onder meer een bijeenkomst over investeren in Panama en een rondetafel met CEO’s van grote Nederlandse bedrijven bijwoonde. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft kort daarna een bezoek gebracht aan Panama waar zij onder meer sprak met de Ministers van Buitenlandse Zaken, Internationale Handel en Kanaalzaken. Het kabinet beoordeelt deze resultaten als positief. De lichte en flexibele opzet van de ambassade is afgelopen jaren succesvol gebleken bij het verdiepen van de bilaterale economische en politieke samenwerking met Panama.

In diverse landen in Zuid-Amerika zijn positieve ontwikkelingen op het gebied van wetgeving rondom LHBT te zien geweest. Zo heeft in Brazilië de emancipatie van LHBT een goede ontwikkeling doorgemaakt. Nadat in 2011 al was voorzien in een partnerschapsregeling voor stellen van gelijk geslacht, is in 2013 het huwelijk opengesteld. Nederland werkt op verschillende manieren samen met Brazilië ten behoeve van de internationale bevordering van gelijke rechten voor LHBT. Bij de VN maakt Brazilië net als Nederland deel uit van de LHBT kerngroep; in Georgië organiseerden Brazilië en Nederland afgelopen jaar samen een bijeenkomst inzake gelijke rechten voor LHBT; en dit jaar zullen Brazilië en Nederland gezamenlijk een LHBT conferentie in Cuba ondersteunen.

Het kabinet is van mening dat we moeten anticiperen op de groeiende economische belangen in opkomende landen in Latijns-Amerika. Naast het organiseren van inkomende en uitgaande bezoeken met bedrijvendelegaties, stimuleert het kabinet daarom via het Ministerie van Buitenlandse Zaken en in nauwe samenwerking met onder andere de Ministeries van I&M, EZ en OCW, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de posten, op verschillende manieren de handel en investeringen van Nederlandse ondernemers met en in Latijns Amerika. Dit gebeurt door onder meer door: economische diplomatie gericht op het wegnemen van marktbelemmeringen, zowel bilateraal, in WTO-verband als via de regionale en bilaterale handelsakkoorden met de EU; het actief informeren van Nederlandse ondernemers over zakendoen in Latijns-Amerikaanse markten, ondersteund door matchmaking- en netwerkbijeenkomsten en zogeheten «zakenpartnerscans»; het stimuleren van de vorming van consortia en samenwerking met kennisinstellingen om gezamenlijk de Latijns-Amerikaanse markt te betreden (Programma Partners for International Business); het inventariseren van de vraagbehoefte van Nederlandse bedrijven en het opstellen van marktbewerkingsplannen via de topsectoren vertegenwoordiging in de Dutch Trade Board; ondersteuning van het MKB in Colombia, Guatemala, Nicaragua, Peru en Suriname bij financiering van ontwikkelingsrelevante projecten en het verkrijgen van exportkrediet (vanaf 1 juli via het Dutch Good Growth Fund). Bedrijven actief in niet-DGGF-landen Argentinië, Brazilië, Chili en Mexico kunnen gebruik maken van de Faciliteit Opkomende Markten; ondersteuning via een strategisch beurzenprogramma voor topsectoren, haalbaarheidsstudies, demonstratieprojecten en kennisverwerving.

Inbreng PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA bedanken het kabinet voor haar reactie op de IOB-evaluatie van het Nederlandse buitenlandbeleid in Latijns-Amerika in de periode 2004–2010.

Het kabinet geeft aan het gedeeltelijk oneens te zijn met de bevinding dat de toegenomen aandacht voor de politieke en economische betrekkingen met Brazilië, niet gepaard is gegaan met meer aandacht voor de mogelijkheden voor specifieke kansen in de Spaanssprekende landen in de regio. Het kabinet stelt dat landen als Duitsland en het Verenigd Koninkrijk (VK) geïnspireerd zijn geraakt door het groeiend belang van de landen van Latijns-Amerika en priortering aan de regio hebben gegeven. De leden van de fractie van de PvdA vragen het kabinet in hoeverre Nederland dit heeft gedaan? In hoeverre verschilt de aanpak van Nederland van Duitsland en het VK?

Het kabinet benadrukt dat het aandacht heeft voor de specifieke kansen in de Spaanstalige landen in de regio, vaak in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven. De opening van het Holland House in Colombia wordt in dit kader genoemd. De leden van de fractie van de PvdA vragen welke rol het Holland House heeft op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) en het voorkomen van mensenrechtenschendingen door (ketens van) bedrijven, zoals in de steenkolenmijnbouw en de plantagelandbouw. Controleert het Holland House in hoeverre Nederlandse bedrijven zich in Colombia houden aan de OESO-richtlijnen?

De leden van de fractie van de PvdA zijn van mening dat betrokkenheid van Nederland bij ontwikkelingen in Colombia op het gebied van OS-speerpunt «veiligheid en rechtsorde» in het kader van het vredesproces en de periode daarna, erg belangrijk kan zijn. Acht het kabinet het van belang in te blijven zetten op ontwikkeling van «veiligheid en rechtsorde» in Colombia? Op welke wijze zal het kabinet dit, ondanks de voorgenomen bezuiniging, blijven doen?

De leden van de fractie van de PvdA erkennen dat de Nederlandse overheid als «waarnemer» heeft deelgenomen aan de dialoog tussen de Nederlandse energiebedrijven en Nederlandse NGO’s, en als zodanig geen specifieke en verifieerbare duurzaamheidsdoelstelling in Colombia heeft gesteld. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe het kabinet de inzet van de Nederlandse energiebedrijven in deze dialoog beoordeelt. Acht het kabinet het van belang dat deze bedrijven aantonen uit welke mijnen in Colombia zij hun steenkolen betrekken? Op welke wijze heeft de ambassade haar faciliterende rol richting lokale overheden en bedrijven in Colombia ingevuld?

De leden van de fractie van de PvdA delen de mening van het kabinet dat de steun voor kwetsbare organisaties, vakbonden en mensenrechtenverdedigers in Guatemala en Colombia belangrijk is, ook voor de toekomst. De leden van de PvdA fractie vragen hoe steun voor mensenrechtenverdedigers (waaronder inheemse en vakbondsleiders/leden) in de praktijk vorm krijgt nu dit voor Guatemala vanuit Costa Rica moet gebeuren en vanuit de ambassade in Bogotá met steeds minder middelen en mankracht.

Het kabinet geeft aan dat de Nederlandse inzet op buitenlandbeleid via het EU-kanaal niet ten koste is gegaan van de bilaterale inspanningen van Nederland. De inzet om via Brussel zaken aan te kaarten is veelal complementair aan ons bilaterale beleid, aldus het kabinet. De leden van de fractie van de PvdA vragen of het kabinet van mening is, dat dit ook voor het mensenrechtenbeleid geldt. Zet het kabinet zich in voor betere en meer intensieve samenwerking en afstemming met andere Europese ambassades? Op welke manier?

Antwoorden:

De uitfasering van ontwikkelingssamenwerking noopt tot een heroriëntatie en aanpassing van samenwerkingsrelaties op een meer gelijkwaardige basis. Gezien het overwegend democratisch karakter, de relatief stabiele economische ontwikkeling en het feit dat het Koninkrijk deel uit maakt van de regio blijft de relatie met Latijns-Amerika van groot belang. Dit geldt zowel in economisch opzicht als in het kader van politieke en culturele samenwerking en op het terrein van mensenrechten. Zoals het IOB rapport laat zien verschilt de Duitse en VK voorgeschiedenis in de regio van de Nederlandse, hetgeen ook leidt tot een andere opbouw van regionale contacten en netwerken. Duitsland bouwt bijvoorbeeld al lang voort op bestaande netwerken in onder meer Brazilië, terwijl het VK pas recentelijk tot een duidelijke «herwaardering» van het continent is gekomen en zijn postennet uitbreidt. De Nederlandse aanwezigheid is daarentegen afgenomen.

Het Holland House promoot samen met de Ambassade in Bogota het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) onder Nederlandse bedrijven en organisaties. Alle leden van het Holland House (bedrijven en maatschappelijke organisaties) zullen in het huidige semester, als onderdeel van hun lidmaatschap, een document tekenen waarmee zij de OESO-richtlijnen onderschrijven. IMVO is een thema dat het Holland House en de Nederlandse Ambassade in Bogota voortdurend onder de aandacht brengen bij de leden.

Nederland is al jaren betrokken bij de ontwikkelingen omtrent het interne conflict in Colombia, onder andere via het OS programma op het gebied van veiligheid en vredesopbouw. Ondanks de beëindiging van de ontwikkelingsrelatie zal Nederland het Colombiaanse vredesproces blijven steunen. De Nederlandse inzet blijft met name gericht op de verwevenheid van stabiliteit, veiligheid en economische ontwikkelingskansen. Indien de Colombiaanse regering na een mogelijk akkoord met de guerillagroepering(en) een verzoek aan de internationale gemeenschap zal richten om de uitwerking van een akkoord te steunen zal Nederland een dergelijk verzoek welwillend bezien, uiteraard rekening houdend met de budgettaire beperkingen.

In de Kamerbrief «appreciatie Steenkooldialoog» van 16 september jl. heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aangegeven dat de Steenkooldialoog zowel op het vlak van het versterken van ketenverantwoordelijkheid, als op het vlak van het vergroten van transparantie, maar in beperkte mate succesvol kan worden genoemd. Naar aanleiding van de resultaten van de dialoog zijn gesprekken gevoerd met de energiebedrijven over een MVO-convenant. Op 19 december jl. sprak de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met de CEO's van de bedrijven, die zich betrokken toonden bij de problemen die zich voordoen op het vlak van MVO in de steenkoolketen. Op basis van dat gesprek kan naar verwachting voor de zomer een MVO-convenant worden afgesloten.

De energiebedrijven geven momenteel op geaggregeerd niveau inzicht bij welke mijnen zij inkopen. In dit overzicht staan ook Colombiaanse mijnen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken laat onderzoeken of en hoe de energiebedrijven transparantie kunnen bieden op individueel niveau, zonder dat daarbij hun concurrentiepositie geschaad wordt. Op basis van dit onderzoek zal Minister Ploumen in gesprek gaan met de energiebedrijven over verdergaande transparantie.

De Nederlandse ambassade in Colombia heeft de Steenkooldialoog ondersteund bij het identificeren van mijnen in Colombia voor een pilot audit om het assessmentinstrument te testen dat in het kader van de Steenkooldialoog is ontwikkeld. De ambassade heeft hiervoor diverse mijnen in Colombia benaderd, waarvoor door de deelnemers van de Steenkooldialoog waardering is uitgesproken. Het is helaas niet gelukt om de medewerking van meerdere mijnen te verkrijgen voor een pilot audit. De ambassade in Colombia heeft nadrukkelijk aandacht voor MVO in de steenkoolketen en onderhoudt daarvoor regelmatig contact met stakeholders in Colombia, zoals nationale en lokale overheden.

Guatemala komt in aanmerking voor financiering van projecten uit het Midden-Amerika programma (MAP). Het MAP is een regionaal programma op het terrein van veiligheid, toegang tot justitie en mensenrechten (totaal EUR 44 mln voor de periode 2012–2015), gecoördineerd door de ambassade in Costa Rica. Binnen het MAP is een regionaal mensenrechtenfonds opgezet ter waarde van EUR 7,5 mln (2013–2015). Het fonds richt zich op mensenrechtenverdedigers, journalisten, MVO en kwetsbare groepen (LHBT, inheemse bevolking, vrouwen en kinderen). De ambassade zal ook na 2015 inzetten op behoud van de opgebouwde relaties en netwerken. Een bezoek van de mensenrechtenambassadeur wordt in dit kader bezien.

De ambassade in Bogotá houdt ook met minder menskracht aandacht voor mensenrechtenverdedigers in Colombia. De ambassade steunt met gedelegeerde MR-fonds-middelen een programma voor tijdelijke hervestiging in de regio van bedreigde mensenrechtenverdedigers. Tevens is er binnen de groep in Bogotá vertegenwoordigde EU lidstaten een werkgroep mensenrechten, waarbij de Nederlandse ambassade de leiding heeft op het thema mensenrechtenverdedigers. Dit betekent dat Nederland coördineert en zorgt dat mensenrechtenverdedigers worden bezocht en dat bijvoorbeeld bijeenkomsten worden georganiseerd met bedreigde mensenrechtenverdedigers.

Mensenrechten zijn bij uitstek een beleidsterrein waar de EU meerwaarde heeft en relatief veel gewicht in de schaal kan leggen. Het kabinet spant zich daarom in voor een nog sterkere en eensgezindere houding van de EU in het uitdragen van het mensenrechtenbeleid. Nederland let erop dat mensenrechten hoog op de agenda staan van reguliere dialogen, topontmoetingen, handels- en OS-akkoorden tussen de EU en derde landen. Ook dringt Nederland zowel in Brussel als bij lokale EU-delegaties aan op uitvoering van de EU-richtsnoeren voor mensenrechten en doet daarbij voorstellen voor o.m. verklaringen, demarches en ondersteuning van mensenrechtenverdedigers. Wanneer dergelijke voorstellen door de EU worden omarmd, is de impact daarvan uiteraard groter dan wanneer Nederland of een andere EU-lidstaat louter bilateraal handelt.

Inbreng D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de kabinetsreactie op de IOB-evaluatie van het buitenlands beleid in Latijns-Amerika. Deze leden hebben naar aanleiding van de evaluatie en de kabinetsreactie nog enkele vragen en aandachtspunten.

De leden van de D66-fractie lezen in de evaluatie dat Nederland alert heeft gereageerd op de mogelijkheden die zijn ontstaan om de politieke en economische betrekkingen met Brazilië te intensiveren. Het kabinet heeft echter aangegeven het gedeeltelijk oneens te zijn met de bevinding dat dit niet gepaard is gegaan met meer aandacht voor de (toekomstige) mogelijkheden voor specifieke kansen in de Spaanssprekende landen van de regio. De leden van de D66-fractie vragen het kabinet dit standpunt verder toe te lichten. Kan het kabinet uiteenzetten hoe deze aandacht voor de (toekomstige) mogelijkheden voor specifieke kansen in de Spaanssprekende landen in de regio Latijns-Amerika vormgegeven gaat worden?

De leden van de D66-fractie constateren dat volgens de IOB zonder aanvullende maatregelen te treffen het sluiten van de ambassades en de bezuinigingen op het personeel tot gevolg heeft dat de toekomstige opties voor Nederlandse belangenbehartiging in Latijns-Amerika aanzienlijk beperkt worden. Het kabinet verwijst in de beleidsreactie naar de maatregelen in de brief «Voor Nederland, wereldwijd». De leden van de D66-fractie vragen het kabinet om een concreter antwoord: hoe gaat er ingespeeld worden op economische kansen en hoe gaat blijvende aandacht voor mensenrechten geborgd worden na sluiting van de betreffende posten? Aansluitend vragen de genoemde leden hoe het kabinet de waardevolle relaties met landen in Latijns-Amerika willen waarborgen nu vele posten in deze regio sluiten. Hoe schat het kabinet de gevolgen in van het sluiten van deze posten?

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de IOB-conclusie dat het buitenlandbeleid in toenemend EU-verband (nog) niet goed werkt omdat de effectiviteit van het EU-beleid beperkt is. Het kabinet nuanceert dit door te stellen dat het EU-beleid veelal complementair is aan het bilaterale beleid. Deze leden vinden de conclusie dat EU-beleid nog niet voldoende effectief is gebleken zorgwekkend. Hoe wil het kabinet, en dan met name de Minister van Europese zaken, het EU-beleid in deze regio effectiever maken? Daarnaast vinden de leden van de D66-fractie het sluiten van posten moeilijk te rijmen met de uitspraak dat EU-beleid veelal complementair is aan het bilaterale beleid. Kan het kabinet dit verder toelichten?

De leden van de D66-fractie delen de zorgen van de IOB over het gevaar dat de nadruk van het buitenlands beleid soms te eenzijdig op economische diplomatie komt te liggen. De leden van de D66-fractie vinden met het kabinet dat politieke en economische betrekkingen geen gescheiden circuits of elkaar uitsluitende processen zijn. De voorgenoemde leden zijn echter van mening dat de aandacht voor mensenrechten geborgd moet worden. Hoe is het mensenrechtenbeleid geïntegreerd in de strategische inzet op economische diplomatie? Op welke wijze wordt er aandacht besteed aan politieke zaken en mensenrechten kwesties?

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de conclusie dat het besluit om de ontwikkelingssamenwerkingsrelatie met Latijns-Amerika af te bouwen in overeenstemming is met de afnemende relevantie van bilaterale ontwikkelingssamenwerking in de regio. De leden van de genoemde fractie menen echter dat enkele OS-speerpunten, zoals «veiligheid en rechtsorde» nog steeds erg relevant zijn in landen als Colombia en Guatemala. Is het kabinet voornemens om hier andere invulling aan te gaan geven in het kader van de modernisering van de diplomatie?

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat het kabinet de constatering van een duidelijke vooruitgang binnen de doelstellingen van een actief mensenrechtenbeleid onderschrijft. Het kabinet schrijft dat ondanks de reductie van fondsen het opkomen voor mensenrechten in Guatemala en Colombia nog steeds geborgd wordt door o.a. het Mensenrechtenfonds en het Midden-Amerika programma. De leden van de D66-fractie vragen hoe deze inzet dan verder vormgegeven wordt en welke middelen er hiervoor beschikbaar zijn binnen deze fondsen. Hoe gaat het kabinet zorgen dat in het verleden opgebouwde relaties en netwerken niet verloren gaan? Deze relaties en expertise bieden Nederland waardevolle kennis en inzichten die volgens de D66-fractie niet verloren zou moeten gaan. Zijn de bewindslieden voornemens om de Mensenrechtenambassadeur extra in te gaan zetten om het sluiten van deze posten enigszins te compenseren?

De leden van de D66-fractie constateren dat de IOB-evaluatie nadruk legt op win-winsituaties tussen economische belangen en duurzaamheid. Ook concludeert de IOB dat dit moeilijk is te verenigen in steenkool. Het kabinet geeft in de reactie aan dat de steenkooldialoog gericht was op de versterking van de bedrijfsprocessen van Nederlandse energiebedrijven voor ketenverantwoordelijkheid en niet zozeer op specifieke en verifieerbare duurzaamheidsdoelen in Colombia. Zou het kabinet kunnen beargumenteren waarom er geen nadruk ligt op de belangen van duurzaamheid in deze dialoog?

De leden van de D66-fractie waarderen het optimisme van het kabinet over de landen in Latijns-Amerika in de vooruitblik. Deze leden willen echter wel benadrukken dat er in vele van deze landen nog grove mensenrechtenschendingen plaatsvinden en dat deze niet afgedaan zouden moeten worden als «groeipijnen». Ook zijn deze leden van mening dat het conflict in Colombia prioriteit verdiend en niet in een bijzin afgedaan dient te worden. Ook toenemende maatschappelijke onrust in deze regio moet serieus genomen worden. Kan het kabinet aangeven hoe op deze ontwikkelingen ingespeeld wordt?

Antwoorden:

De beleidsevaluatie was gericht op een beperkt aantal landen, en geeft daarmee geen compleet beeld van de ontwikkelingen in de relatie met het brede scala van Spaanssprekende landen. De beleidsreactie gaat als voorbeeld in op de opening van een nieuwe ambassade in Panama, het Holland House in Colombia, het WUR-expertise centrum in Chili en de ondertekening van een MoU met Venezuela. Daarnaast blijft vanuit de regionale posten in Lima en Costa Rica aandacht voor ontwikkelingen in de andere Andes en Midden Amerikaanse landen. Ook zijn de Spaanstalige landen in Latijns Amerika frequente bestemmingen voor reizen met een (handels)politiek karakter.

De sluiting van posten in de regio heeft uiteraard consequenties voor de intensiteit van de relatie met de betrokken landen. Het Koninkrijk houdt echter nadrukkelijk oog voor deze relaties. De ambassades die in de betrokken landen zijn geaccrediteerd, blijven inspelen op lokale of regionale ontwikkelingen. Bij het vormgeven van de handels- en investeringsrelaties worden de in de OS-tijd opgebouwde netwerken optimaal ingezet. De ambassades worden bij dit economisch werk ondersteund door honorair consuls en een enkele lokale economisch medewerker. Dat is bijvoorbeeld het geval in Bolivia en deze opzet zal in principe ook gevolgd worden in Ecuador, Nicaragua en Guatemala.

Op het terrein van mensenrechten is de inzet vooral gericht op intensieve afstemming in EU verband, via het multilaterale kanaal en de versterking van regionale mensenrechtenmechanismen zoals de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten. Daarnaast zal de Mensenrechtenambassadeur op reguliere basis prioritaire landen blijven bezoeken. In 2013 heeft de MRA een bezoek gebracht aan Colombia.

Voor een effectiever beleid is vereist dat de lidstaten en de EDEO goed samenwerken en met dezelfde boodschappen spreken. Nederland zet – ook met een kleiner postennet – in op een betere communicatie en taakverdeling tussen lidstaten en de EDEO en het slagvaardiger maken van de EU-delegaties. Dat betekent dat we ook onze eigen verantwoordelijkheid nemen: zo was Nederland bijvoorbeeld het aanspreekpunt namens alle EU lidstaten voor mensenrechtenverdedigers in Brazilië in de eerste helft van 2013. Nederland zal deze aanpak de komende jaren voortzetten, en zal daarnaast niet nalaten de bilaterale instrumenten, waaronder het mensenrechtenfonds, ter aanvulling te blijven gebruiken.

Als onderdeel van economische diplomatie vinden handelsmissies plaats en wordt tegelijkertijd politiek overleg gevoerd. De overheid verwacht dat bedrijven die meegaan met een missie inzicht hebben in maatschappelijke effecten van hun bedrijfsvoering, ook op mensenrechten in het betreffende land, en dat zij een beleid hebben om negatieve effecten te vermijden. Voorafgaand aan en tijdens een missie wordt hieraan aandacht besteed. Daarnaast wordt per missie bekeken of en zo ja hoe de overheid mensenrechten aan de orde stelt. Dat kan door middel van een seminar of tijdens bilaterale gesprekken met overheden, het lokale bedrijfsleven en/ of maatschappelijke organisaties of mensenrechtenverdedigers. Het mensenrechtenbeleid «Respect en recht voor ieder mens»1 is de basis voor de inbreng. Tijdens de laatste handelsmissie aan Brazilië nam Minister Ploumen deel aan een seminar over MVO en de internationale conferentie over kinderarbeid.

Veiligheid en mensenrechten zijn een belangrijk aandachtspunt voor het beleid in de Andes-regio en Midden-Amerika. Vaak zijn de oorzaken van de problemen die deze regio’s ervaren deels grensoverschrijdend van aard, zoals bijvoorbeeld drugs en georganiseerde criminaliteit. Dit vraagt om een duidelijke en gelijkgerichte inzet van het postennet in de regio. Dit zal worden meegewogen in de prioritering in het kader van de modernisering van de diplomatie.

Via het Midden-Amerika programma (MAP, zie ook beantwoording PvdA vragen) is het mogelijk gebleken om, ondanks de sluiting van de ambassades in Guatemala en Nicaragua en afbouw van de bilaterale hulprelaties, toegang te houden tot een breed netwerk, zowel met regionale organisaties als SICA (de organisatie voor Midden Amerikaanse landen), nationale overheden als het maatschappelijk middenveld en via die contacten informatie te vergaren over de veiligheids- en mensenrechtensituatie in de regio. Tevens blijft de ambassade in Costa Rica via de EU (o.a. in Guatemala), of waar nodig ook zelfstandig, aandacht vragen voor de situatie van mensenrechtenverdedigers in de regio.

In de (sinds medio 2013) afgesloten Steenkooldialoog werkten de energiebedrijven aan de versterking van hun bedrijfsprocessen op het vlak van ketenverantwoordelijkheid. De dialoog vond plaats tussen bedrijven en het maatschappelijk middenveld. De overheid had een rol als waarnemer. Als uitvloeisel van deze dialoog is Better Coal ontwikkeld voor alle steenkoolproducerende landen. Deze gedragscode is mede gebaseerd op de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Met deze code wordt duurzaamheid binnen de steenkoolketen bevorderd.

Zoals eerder aangegeven volgt Nederland de ontwikkelingen rondom het interne conflict in Colombia op de voet, en Nederland zal het vredesproces waar mogelijk onder steunen. Gezien de banden uit het verleden ligt steun met kennis en expertise op het gebied van transitional justice voor de hand.


X Noot
1

Respect en recht voor ieder mens, Kamerstuk 32 735, nr. 78, juni 2013.

Naar boven