Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 november 2015
Conform mijn toezegging in reactie op de aangehouden motie van het lid Klaver c.s.
van 26 november jl. (Kamerstuk 34 300 XVII, nr. 51) ga ik hierbij in op nadere informatievoorziening over internationale geschillenbeslechting
tussen bedrijven en een staat.
De UNCTAD (United Nations Conference on Trade and Development) beheert een database
met internationale investeringsverdragen en houdt tevens een database bij over investeerder-staat
geschillenbeslechtingszaken1. UNCTAD heeft ook eerder op mijn verzoek onderzoek gedaan naar het gebruik van investeringsarbitrage
onder internationale investeringsovereenkomsten door Nederlandse investeerders. Deze
studie met een overzicht van bekende zaken tot 2013 is u toegegaan op 19 mei jl. bij
de beantwoording op Kamervragen gesteld door het lid Thieme (Aanhangsel Handelingen II
2014/15, nr. 2313).
De UNCTAD-studie komt tot de conclusie dat er relatief vaak een beroep op Nederlandse
investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s) en het Energiehandvestverdrag wordt
gedaan. Cijfermatig is elf procent van de wereldwijde ISDS-zaken door een Nederlandse
investeerder aanhangig gemaakt via een Nederlandse IBO of via het Energiehandvestverdrag
(tot en met 2013 gaat het om 61 van de in totaal 552 aangespannen zaken). Tevens geldt
dat 20 procent van alle zaken tegen een Europees land is ingesteld.
Hoewel het UNCTAD-overzicht veel informatie bevat, is het niet volledig. Er is namelijk
niet altijd informatie beschikbaar over de aangespannen zaken, over de hoogte van
claims, en over het al dan niet toekennen van claims. Zoals reeds opgemerkt in de
beantwoording op Kamervragen van het lid Jasper van Dijk van 28 augustus jl. (Aanhangsel
Handelingen II 2014/15, nr. 3232), is alle bekende informatie verwerkt in voornoemde studie van de UNCTAD.
Op dit moment is nadere informatievoorziening over internationale geschillenbeslechting
boven hetgeen de UNCTAD publiceert helaas niet mogelijk. Dit onderstreept het belang
van transparantie in arbitrageprocedures. Daarom is dit één van de punten waarvoor
het kabinet zich inzet bij de modernisering van het mechanisme van investeringsbescherming.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen