29 650
Nieuwe regeling voor het toelaten van rassen, het in de handel brengen van teeltmateriaal en het verlenen van kwekersrecht (Zaaizaad- en plantgoedwet 20..)

nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 juni 2004

Hierbij zend ik u het rapport1 van bevindingen van de Ambtelijke Commissie Toezicht II (hierna: ACT-II) betreffende de zelfevaluatie van de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (hierna: NAK).

In de kaderstellende visie op toezicht (Kamerstukken II 2000/01, 27 831, nr. 1) heeft het kabinet eisen geformuleerd ten aanzien van de onafhankelijkheid, transparantie en professionaliteit van toezicht en toezichthouders. Bij de implementatie van de kaderstellende visie verrichten toezichthouders zelfevaluaties aan de hand van een in 2002 ontworpen «checklist toezicht». In het kader hiervan is door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de ACT-II ingesteld die tot taak heeft het toetsen van zelfevaluaties van toezichtarrangementen op rijksniveau en het uitbrengen van advies hierover aan de verantwoordelijke minister.

De NAK is één van de eerste geselecteerde instellingen waarbij een zelfevaluatie heeft plaatsgevonden. De NAK is een zelfstandig bestuursorgaan en is op grond van de Zaaizaad- en Plantgoedwet belast met de keuring van teeltmateriaal van landbouwgewassen en het toezicht op de naleving van de nationale en Europese regelgeving betreffende de kwaliteit van het materiaal dat in de handel wordt gebracht.

Naar aanleiding van de zelfevaluatie is de toezichtrelatie met de NAK op een aantal punten aangescherpt. Dit betreft onder meer het scheiden van de toezichthoudende functie ten aanzien van de NAK van de beleidsmatige aansturing en beheersing binnen het ministerie en het scherper scheiden van publieke en private activiteiten van de NAK.

De ACT-II heeft de zelfevaluatie van de NAK aan de principes van de kaderstellende visie getoetst en hierover een rapport opgesteld.

In het rapport komt de ACT-II met een aantal aanbevelingen en aanvullende aandachtspunten die ik hierna kort zal bespreken.

Bespreking aanbevelingen en aandachtspunten van de ACT-II

De ACT-II heeft een vijftal kernthema's opgesteld aan de hand waarvan zij haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen formuleert. De kernthema's luiden als volgt:

a) Aansturingrelatie;

b) Handhavingstrategie;

c) Functiescheiding;

d) Relatie met andere toezichthouders;

e) Horizontalisering.

De aanbevelingen en aanvullende aandachtspunten van de ACT-II worden per kernthema puntsgewijs weergegeven.

a) Aansturingrelaties

De ACT-II meldt de volgende punten:

• Binnen de context van het Europees beleid is de principiële vraag aan de orde over de verdeling van de verantwoordelijkheden voor de kwaliteitsbewaking in de Land- en Tuinbouwsector tussen overheid en bedrijfsleven.

• Eveneens binnen de kaders van het Europees beleid zou kunnen worden gestreefd naar een vereenvoudiging van de methoden van toezicht door de NAK. Dit zou kunnen plaatsvinden in overleg met het bedrijfsleven die zelf de meetlat hoog wil houden.

• De minister zou jaarverslagen en toezichtrapportages met zijn standpunt aan het Parlement kunnen zenden, hetzij separaat dan wel in de vorm van een overall rapportage van alle keuringsinstanties binnen LNV, teneinde op die wijze verantwoording af te leggen over de activiteiten van onder meer de NAK.

• De definitieve toezichtvisie voor de NAK dient vastgesteld te worden, als uitwerking van de algemene toezichtvisie van LNV.

Met betrekking tot de eerste twee punten zou ik graag willen opmerken dat er binnen de Europese context aandacht is voor de verdeling van verantwoordelijkheid tussen de overheid en het bedrijfsleven. Er wordt binnen de Europese Unie echter zeer verschillend gedacht over de meest wenselijke verdeling van verantwoordelijkheden. In globale zin kan de volgende scheiding worden aangebracht. De noordelijke lidstaten willen bij voorkeur meer aan het bedrijfsleven overlaten, terwijl de zuidelijke lidstaten traditioneel veel waarde hechten aan een sterke rol van de overheid. Verder zijn op 1 mei 2004 tien nieuwe lidstaten toegetreden die zich nog moeten voegen in het nieuwe EU-stramien. Van deze lidstaten wordt geen enthousiasme verwacht om op korte termijn regelgeving aan te passen.

Niettemin zijn er wel ontwikkelingen ten gunste van een vereenvoudiging van de methoden van toezicht door officiële instanties. In een recent voorstel van de Raad van de Europese Unie van 19 april 2004 (Raadsdocument nr. 2004/086) wordt voorgesteld vier richtlijnen betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van landbouwgewassen te wijzigen. Deze richtlijnen bevatten kwaliteitseisen met betrekking tot zaaizaad waar de overheid officieel op toeziet. Uit een experiment dat heeft plaatsgevonden van 1998 tot en met 2003 is gebleken dat er geen negatieve resultaten zijn wanneer de zaaizaadbedrijven zaad zelf bemonsteren en analyseren onder toezicht van de NAK, in plaats van bemonstering en analyse door de NAK.

Ook moeten bij landbouwgewassen de velden waar zaaizaad geproduceerd wordt door de NAK worden geïnspecteerd. Op grond van richtlijn 98/96/EG van de Raad van de Europese Unie van 14 december 1998 tot wijziging onder andere van de niet-officiële veldkeuringen op grond van de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 69/208/EEG en 70/458/EEG betreffende het in de handel brengen van respectievelijk bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, en groentezaad en van Richtlijn 70/457/EEG betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen (Pb EG 1999, L25), zijn regels opgesteld waarbij de zaaizaadbedrijven zelf de veldkeuringen uitvoeren onder officieel toezicht van de NAK. Aangezien de onder de richtlijn opgedane ervaringen positief zijn, ligt er thans een voorstel om dit systeem uit te breiden tot alle gewassen die bestemd zijn voor de productie van gecertificeerd zaaizaad.

De wijzigingen leiden ertoe dat het Nederlandse bedrijfsleven voortaan de keuze krijgt om zelf een aantal kwaliteitscontroles uit te voeren onder toezicht van de NAK, of de NAK deze kwaliteitscontroles te laten uitvoeren.

De keuzemogelijkheid sluit aan bij het kabinetsbeleid om, waar mogelijk, meer verantwoordelijkheid aan het bedrijfsleven over te laten. Ik ondersteun deze ontwikkeling dan ook van harte.

Met betrekking tot het derde punt zou ik graag de volgende opmerkingen willen maken.

Bij koninklijke boodschap van 11 juni 2004 is bij de Tweede Kamer een voorstel van wet ingediend, houdende een nieuwe regeling voor het toelaten van rassen, het in de handel brengen van teeltmateriaal en het verlenen van kwekersrecht (Zaaizaad- en plantgoedwet 20.., Kamerstuknummer 29 650). Deze wet zal de huidige Zaaizaad- en Plantgoedwet vervangen. In het wetsvoorstel is onder andere een bepaling opgenomen op grond waarvan de keuringsdiensten elk jaar een jaarverslag moeten toezenden aan de minister en beide kamers der Staten-Generaal.

Voor het overige zou ik willen opteren voor de mogelijkheid om u door middel van een overall toezichtrapportage op de hoogte te brengen van de relevante ontwikkelingen die de ZBO's op het terrein van LNV doormaken.

De definitieve toezichtvisie verwoord in het vierde punt is inmiddels vastgesteld.

b) Handhavingstrategie

De ACT-II doet de volgende aanbeveling:

• LNV en de NAK dienen afspraken te maken over de te leveren prestaties in het kader van het bereik van de handhavingdoelstellingen.

De handhaving van de Zaaizaad- en Plantgoedwet bestaat enerzijds uit het toezicht op de naleving en bestuursrechtelijke handhaving door de NAK en anderzijds uit opsporing door de Algemene Inspectie Dienst (hierna: AID) en het Openbaar Ministerie (hierna: OM)

Het toezicht van de NAK is integraal en wordt uitgeoefend door middel van keuringen en certificering. Over het aantal uit te voeren controles en over het handhavingsniveau zullen door mijn ministerie in samenspraak met de NAK, de AID en het OM afspraken worden gemaakt. De handhavingsdoelstellingen worden hierbij in overleg met het departement vastgesteld.

c) Relatie met andere toezichthouders

De ACT-II meldt de volgende punten:

• De overlap van toezichthoudende instanties binnen het domein van LNV, zoals de relatie tussen de NAK en de Plantenziektekundige Dienst (hierna: PD), dient uitgezuiverd te worden.

• De mogelijkheden van samenwerking en eventueel het samengaanvan de keuringsinstanties binnen het domein van LNV dienen onderzocht te worden, met oog op meer synergie in de bedrijfsvoeringfuncties en een meer optimale benutting van de ondersteunende faciliteiten.

Ik zou willen benadrukken dat het samenvoegen van diensten geen doel op zich is. Wel zou ik graag willen bezien of samenvoeging dan wel meer samenwerking in het kader van de efficiency gewenst is. Binnen mijn departement loopt nu een aantal projecten, zoals het project «Slim Fruit», waaruit op termijn zal blijken of samenvoeging van diensten dan wel samenwerking tussen diensten gewenst is.

Met betrekking tot de relatie NAK en PD, genoemd in het eerste punt onder C, zou ik graag het volgende willen opmerken. Ingevolge de huidige Zaaizaad- en Plantgoedwet wordt het zogenaamde rijkstoezicht op de NAK uitgeoefend door de Directeur Landbouw van LNV, met uitzondering van de plantenziektekundige aangelegenheden. Dan wordt het toezicht uitgeoefend door de Directeur van de PD.

In verband met de inmiddels doorgevoerde scheiding van toezicht en beleid zal de directeur van de PD niet langer taken in het kader van het rijkstoezicht vervullen. Een speciale eenheid binnen het Bureau Bestuursraad is thans ten algemene met toezicht als hier bedoeld belast.

d) Functiescheiding

Het toezicht en het beleid met betrekking tot de NAK dienen binnen LNV gescheiden te zijn. De ACT-II heeft geconcludeerd dat de scheiding tussen het toezicht en het beleid inmiddels heeft plaatsgevonden. Ook de scheiding tussen publiek en privaat is inmiddels stringenter. Met betrekking tot de integriteit vraagt de ACT-II aandacht voor het volgende:

• De gedragscode moet meer worden gericht op de inperking van de risico's voor integriteit.

• Er dienen preventieve maatregelen ter bevordering van de integriteit genomen te worden.

• Er zouden integriteitsaudits uitgevoerd kunnen worden.

Ik verwacht van een keuringsinstelling dat de integriteit, binnen het personeelsbeleid, veel aandacht krijgt. Ik vind het integriteitbeleid echter primair een interne aangelegenheid. Mijns inziens is een integriteitsaudit een zwaar middel dat uitsluitend gebruikt dient te worden wanneer er sprake is van een ernstige en concrete aanleiding.

Uiteraard zal het aspect integriteit wel aandacht krijgen in het kader van de toezichtrelatie tussen de NAK en LNV.

De NAK is bezig met het opstellen van een heldere gedragscode. Ik zal de NAK hierbij aandacht vragen voor de integriteit.

e) Horizontalisering

De laatste aanbeveling van de ACT-II is:

• Er dient zorg te worden betracht bij de betrokkenheid van het bedrijfsleven (belanghebbenden) bij de selectie van bestuursleden na het vervallen van de aansluitplicht.

Op grond van de Zaaizaad- en Plantgoedwet benoem ik de voorzitter van het bestuur van de NAK. De voorzitter van het bestuur vormt het eerste aanspreekpunt voor de minister. Voor het overige is de selectie van bestuursleden primair een zaak van de NAK. Vanzelfsprekend zal ik de NAK wel vragen bij de samenstelling van het bestuur aandacht te besteden aan de betrokkenheid van alle relevante groeperingen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven