29 614 Grondrechten in een pluriforme samenleving

Nr. 159 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2021

Op 23 maart jl. informeerde ik uw Kamer over een diplomatieke nota (Note Verbale) van de ambassade van Koeweit ontvangen op 28 januari jl. (Kamerstuk 29 614, nr. 158). Op 24 februari 2021 ontving het Ministerie van Buitenlandse Zaken opnieuw een diplomatieke nota van de ambassade van Koeweit. U treft deze nota in de bijlage1. In de nota wordt melding gemaakt van een Nederlandse organisatie die in Koeweit een aanvraag heeft gedaan voor financiering.

De nota is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gedeeld met betrokken ministeries en overheidsdiensten, en is vervolgens interdepartementaal besproken. Aan dit interdepartementale overleg namen ook vertegenwoordigers deel van de gemeente waar de organisatie die financiering heeft aangevraagd is gevestigd. In het overleg is vastgesteld dat er op dit moment geen zorgen leven over de organisatie. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de ambassade van Koeweit hierover per nota dd. 13 april 2021 geïnformeerd.

Met de uitwisseling van de diplomatieke nota’s geven Nederland en Koeweit uitvoering aan bilaterale afspraken over transparantie van financieringsaanvragen. Het al dan niet toekennen van een financieringsaanvraag blijft een beslissing van de autoriteiten van Koeweit.

Met deze brief wordt opvolging gegeven aan de gewijzigde motie van de leden Karabulut en Segers (Kamerstuk 29 614, nr. 99) die de regering verzoekt informatie over buitenlandse financiering uit Golflanden of elders zo snel mogelijk te delen met de Kamer en gemeenten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven