29 614 Grondrechten in een pluriforme samenleving

Nr. 149 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 januari 2020

Tijdens de regeling van werkzaamheden van dinsdag 21 januari heeft uw Kamer mij verzocht om per brief inzicht te geven over de gang van zaken omtrent het intrekken van een door de toenmalig interim-burgemeester van Eindhoven verstuurde brief aan de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie (Handelingen II 2019/20, nr. 43, Regeling van werkzaamheden). Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek.

Op 14 september 2016 ontving de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie een brief van toenmalig interim-burgemeester van Eindhoven dhr. Depla naar aanleiding van zorgen die er waren omtrent de Al Fourqaan-moskee in die gemeente. Na het ontvangen van de brief is op Prinsjesdag 2016 contact geweest tussen de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en de toen nieuw beëdigde burgemeester Jorritsma. In dit gesprek tussen de Minister en burgemeester Jorritsma zijn afspraken gemaakt over de samenwerking op thema’s als radicalisering, problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering. In het gesprek is tevens overeengekomen dat er geen noodzaak was voor de brief en dat deze daarmee als niet verzonden beschouwd kon worden. De gemaakte samenwerkingsafspraken zijn thans geldig en werken naar tevredenheid van betrokken partijen.

Ik deel de zorgen van verschillende bestuurders over antidemocratische tendensen binnen de samenleving, bijvoorbeeld wanneer personen en organisaties vanuit bepaalde salafistische leerstellingen aanzetten tot onverdraagzaamheid en afzondering.

Het kabinet is er dan ook alles aan gelegen om krachtig op te treden tegen extremistische sprekers die antidemocratische denkbeelden uiten, en hen te beletten hun boodschap te verspreiden. Over de aanpak hiervan heb ik uw Kamer op verscheidene momenten uitgebreid geïnformeerd1.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 29 614, nr. 76

Naar boven