29 614 Grondrechten in een pluriforme samenleving

Nr. 133 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juli 2019

In februari jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een diplomatieke nota ontvangen van de ambassade van Koeweit. In de nota laat de ambassade weten dat Stichting Rahma Relief Nederland een aanvraag voor financiering heeft ingediend in Koeweit. De ambassade verzoekt het ministerie om aanvullende informatie over de organisatie. Koeweit geeft met de nota uitvoering aan bilaterale afspraken over transparantie van financieringsaanvragen.

De nota is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, conform de afspraken die daartoe zijn gemaakt, onmiddellijk gedeeld met betrokken ministeries en overheidsdiensten. Vervolgens is Stichting Rahma Relief Nederland onder coördinatie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgebreid besproken binnen de Taskforce Problematisch Gedrag & Ongewenste Buitenlandse Financiering. De gemeente Rotterdam, waar de stichting is geregistreerd, is geïnformeerd.

Op basis van de beschikbare informatie stelt de Taskforce vast dat er wat betreft de aanvraag van de Stichting Rahma Relief Nederland onduidelijkheden zijn die nader onderzoek vergen. De ambassade van Koeweit is overeenkomstig geïnformeerd. Zodra het onderzoek is afgerond zal de Kamer van de uitkomst hiervan op de hoogte worden gebracht.

Met deze brief geven de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opvolging aan de motie-Karabulut/Segers (Kamerstuk 29 614, nr. 99) die de regering verzoekt informatie over buitenlandse financiering uit Golflanden of elders zo snel mogelijk te delen met de Kamer en gemeentes.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven