29 607
Wetsvoorstel tot wijziging van diverse wetten ter uitvoering van de op 21 juni 1999 te Luxemburg tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen en tot aanpassing van de Wet op de architectentitel aan een uitspraak inzake vrijheid van vestiging van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 12 juli 2004

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van diverse wetten ter uitvoering van de op 21 juni 1999 te Luxemburg tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen en tot aanpassing van de Wet op de architectentitel aan een uitspraak inzake vrijheid van vestiging van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Deze leden hebben echter wel de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie zijn ingenomen met het voorstel om de wet te wijziging teneinde de op 21 juni 1999 gesloten overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds,en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen en de aanpassing van de Wet op de architectentitel aan een uitspraak inzake vrijheid van vestiging van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, in de Nederlandse wetgeving te verankeren. Het enthousiasme over het wetsvoorstel is het gevolg het feit dat de leden van de VVD-fractie graag zien dat de Nederlandse Staat zich houdt aan de richtlijnen die door de Europese Unie worden voorgesteld. De leden van de VVD-fractie hebben nog wel enkele vragen.

Zij hebben naar aanleiding van dit wetsvoorstel een algemene vraag die betrekking heeft op de conformiteit van de door de Europese Unie aangegeven richtlijnen. Deze leden hechten eraan dat Nederland zich conform deze richtlijnen gedraagt, echter zij achten het niet nodig om verder te gaan dan deze richtlijnen voorstellen. Daarom vragen deze leden de regering om duidelijkheid te verschaffen over de vraag of en zo ja, in hoeverre de voorgestelde wetswijziging zich buiten de door de Europese Unie voorgeschreven richtlijnen bevindt. Kan de regering daarnaast aangeven of, indien dit het geval is zij bereid is om te kijken of de voorstellen die zich buiten Europese richtlijnen bevinden buiten de wetswijziging kunnen worden gelaten?

Strekking

De leden van de CDA-fractie zijn met de Raad van State van mening dat, blijkens de considerans en de artikelen 16 en 17 van het Verdrag, de overname van het acquis met betrekking tot het personenverkeer het uitgangspunt bij het verdrag is geweest. Dit betekent dat waar op grond van het vrije verkeer rechten moeten worden verleend aan burgers uit EU/EER staten, ervan uit mag worden gegaan dat die rechten ook aan Zwitserse onderdanen moeten worden verleend. Hierdoor zouden meer Nederlandse wettelijke bepalingen aan de overeenkomst moeten worden aangepast. In haar antwoord stelt de regering dat uit de considerans en uit de strekking van de artikelen 16 en 17 van het Verdrag niet zonder meer volgt dat het Verdrag bewerkstelligt dat Zwitserse onderdanen in alle gevallen dezelfde rechten aan het vrije verkeer beginsel kunnen ontlenen als onderdanen uit EU/EER staten. Uit deze zin blijkt, volgende leden van de CDA-fractie dat de regering niet volledig zeker is dat de desbetreffende rechten niet ook aan Zwitserse onderdanen moeten worden verleend. Daarom willen deze leden weten of de regering met absolute zekerheid kan stellen dat het commentaar van de Raad van State op dit punt niet correct is.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat dit voorstel Zwitserse onderdanen de vrije toegang geeft tot economische activiteiten in de lidstaten van de EU/EER op bepaalde terreinen (bijvoorbeeld in de advocatuur en de architectuur). De leden van de CDA-fractie gaan ervan uit dat op grond van bestaande overeenkomsten in EU dan wel bilateraal verband tussen Zwitserland en de EU dan wel tussen Zwitserland en Nederland, Nederlanders dezelfde economische mogelijkheden in Zwitserland hebben. Is deze zienswijze juist?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Zwitserse Bondsstaat en de overige EER en EU landen net zoals Nederland de benodigde wijzigingen in de wet hebben doorgevoerd. Zij vragen de regering om per lidstaat aan te geven wat de wijzigingen zijn en wanneer deze in werking zijn getreden of zullen treden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel IX

De leden van de CDA-fractie merken op dat artikel IX terugwerkende kracht verleent aan het wetsvoorstel omdat de bepalingen over de toegang tot de ziektekostenverzekeringen naar hun inhoud thans reeds toepassing vinden. Hierdoor zijn mogelijk Zwitserse burgers benadeeld omdat de desbetreffende bepalingen volgens het huidige Nederlandse recht niet voor hen van toepassing waren. De leden van de CDA-fractie vragen zich derhalve af of van deze benadeelde personen nu mogelijk financiële claims te verwachten zijn.

Artikel X

Met betrekking tot het gewijzigde artikel 9, lid 1 onderdeel i van de Wet op de architectentitel vanwege het arrest van het Europese Hof van Justitie (zaak C-31/00) hebben de leden van de CDA-fractie nog een vraag. Zij stellen vast, dat in het geval dat toepassing van richtlijn nr. 85/384/EEG niet automatisch leidt tot erkenning van het diploma, in het wetsvoorstel een voorziening wordt getroffen op grond waarvan de uit diploma's, certificaten en andere titels alsmede relevante beroepservaring van de verzoeker blijkende kennis en bekwaamheden dienen te worden vergeleken met de kennis en kwalificaties van houders van een nationaal getuigschrift. Dit onderzoek zal worden verricht door of namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De vraag die echter niet beantwoord wordt, is wie dit onderzoek zal gaan betalen. De minister, de verzoeker of een andere instantie? De leden van de CDA-fractie zouden deze vraag graag alsnog beantwoord zien.

De leden van de VVD-fractie constateren dat in de nieuwe wet het begrip «beroepservaring» zal worden opgenomen. Zij vragen of de regering kan aangeven wat met dit begrip wordt bedoeld en hoe zij van plan is dit begrip in de praktijk te controleren.

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

De adjunct-griffier van de commissie,

Beuker


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GL), Rouvoet (CU), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (VVD), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), Ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Griffith (VVD), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GL), en Vacature (algemeen).

Plv. leden: Van Hijum (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Hermans (LPF), Örgü (VVD), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Karimi (GL) en Vergeer (SP).

Naar boven