29 575
Duurzame energie en energiebesparing

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 maart 2006

Tijdens de plenaire vergadering op 27 oktober 2005 over de begroting van het departement van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heb ik tijdens de discussie over «biobased economy» aangegeven u te informeren over de interdepartementale programmadirectie Energietransitie. In deze brief geef ik aan op welke wijze mijn departement betrokken is bij dit interdepartementale programma.

Achtergrond energietransitie

De programmadirectie Energietransitie is bij ministerieel besluit ingesteld door de bewindslieden van VROM, EZ, V&W, LNV, Financiën en BuZa. De inhoudelijke aansturing vanuit de betrokken ministeries geschiedt door het college van 6 directeuren-generaal.

In het NMP4 zijn de vier transities benoemd en neergelegd bij de meest betrokken departementen waarbij het ministerie van VROM de coördinerende taak vervulde. Na enkele jaren ervaring met de transitieaanpak is ervoor gekozen om de energietransitie de spil te laten zijn van het vervolg van de transitieaanpak, en onderdelen van de andere transities daar zoveel mogelijk bij aan te haken. Dit is bijvoorbeeld het geval voor het onderwerp duurzame mobiliteit, dat uiteraard breder is dan alleen energie. Ook geldt dit voor het onderwerp biodiversiteit, dat duidelijke relaties heeft met energie op het punt van het afwentelingvraagstuk, maar ook weer meer omvat dan uitsluitend het energievraagstuk.

De koppeling aan energie is niet altijd mogelijk. Zo is een belangrijk deel van de landbouwtransitie integraal verweven met het landbouwbeleid waarbij de energiecomponent relatief klein is. Glastuinbouw en de biobased economy maken wel een onderdeel uit van de energietransitie.

De programmadirectie Energietransitie is een organisatie die is opgericht voor de duur van vijf jaar en heeft als taak de transitieaanpak vanuit de rijksoverheid concreet vorm te geven. Concreet wil zeggen: visies, transitiepaden en tastbare resultaten (in termen van experimenten, coalities e.d. die langetermijninnovaties verder brengen, en de beleidscondities die hiervoor nodig zijn).

Centraal hierbij staat de platformaanpak: de platforms vormen de kern van transitieaanpak en geven impulsen aan zowel de markt1 als aan de overheid. Het zijn in belangrijke mate zelfsturende eenheden. De programmadirectie vormt de basisorganisatie binnen de rijksoverheid voor de platforms die werken aan onderdelen van de energietransitie, en vormt het schakelpunt met de relevante beleidsterreinen van de rijksoverheid. Voor de energietransitie zijn de volgende platforms reeds opgericht c.q. in oprichting: Nieuw gas, Duurzame mobiliteit, Groene grondstoffen, Ketenefficiency en Duurzame elektriciteit (met als taakgroep Wind op Zee).

Betrokkenheid ministerie van LNV

De betrokkenheid van het ministerie van LNV bij de programmadirectie is gericht op glastuinbouw, biobased economy en de samenwerking met het zogenaamde koploperloket voor innovatieve bedrijven.

Glastuinbouw

De energietransitie voor de glastuinbouw is reeds gestart in 2003 en valt nu ook onder de paraplu van de programmadirectie. Binnen dit kader wordt onder de naam Programma Kas als energiebron een impuls gegeven aan tal van oplossingen voor duurzaam energiegebruik. Het tuinbouwbedrijfsleven, Productschap Tuinbouw en het ministerie van LNV zijn initiatiefnemers, trekkers en financiers van het Programma Kas als Energiebron. Het platform Transitiecollege Energie Glastuinbouw ondersteunt het programma en opereert als een raad van commissarissen. De glastuinbouw heeft de ambitie geformuleerd dat in 2020, in nieuw te bouwen kassen, vrijwel energieneutraal geteeld kan worden. Deze ambitie is gevoed door kostprijsontwikkelingen gas, twijfels over de voorzieningszekerheid energie, imago glastuinbouw, noodzaak voor maatregelen voor vermindering CO2 uitstoot. Het programma Kas als energiebron valt sinds eind 2005 onder de interdepartementale programmadirectie Energietransitie. Hierdoor kunnen dwarsverbanden gelegd worden met andere energietransitieprogramma’s.

In het programma kas als energiebron zijn voorlopig vijf paden benoemd die moeten leiden tot een duurzame energiehuishouding in de glastuinbouw. De paden zijn:

1. Zonne-energie: opslaan, oogsten en benutten van zonnewarmte

2. Licht: betere benutting natuurlijk licht en energie-efficiëntere lampen

3. Gebruik biobrandstoffen

4. Energie-arme rassen

5. Gebruik aardwarmte

Naast de ambitie voor 2020 zijn voor 2010 streefbeelden opgesteld. Deze streefbeelden voor 2010 worden gezien als een voorlopig, zo realistisch mogelijk doel waarop de glastuinbouw, zich richt. Worden de streefbeelden 2010 gehaald, dan biedt dit een goede uitgangspositie om het ambitieniveau van 2020 te halen.

De uitvoering van onderzoek, voorlichting en demonstratieprojecten wordt voor de helft gefinancierd door het Productschap Tuinbouw en voor de helft door het ministerie van LNV. Recent heeft LNV in het kader van de hoge gasprijzenproblematiek voor 2006 en 2007 in totaal € 3 miljoen extra toegezegd bedoeld voor het extra versnellen van de energietransitie. Daarnaast zijn de regelingen ter ondersteuning van de energietransitie, het fiscale instrumentarium en vergunningverlening van belang. De energietransitie glastuinbouw is één van de speerpunten uit de Innovatieagenda Flowers & Food van de tuinbouw. Voor financiering van pilots is een beroep gedaan op FES-middelen.

In de 2005 zijn onder andere de volgende resultaten geboekt in de energietransitie glastuinbouw:

– Het praktijkexperiment energieproducerende kas met behulp van Fiwihex-warmtewisselaars. Uit het onderzoek zal moeten blijken of aan de doelstelling energieproducerend voldaan kan worden, welke opbrengstverhoging gerealiseerd kan worden en wat de economische (doorontwikkel)potenties van het systeem zijn.

– De internationale ontwerpwedstrijd Energieproducerende Kas is in 2005 uitgeschreven en moet in 2006 één of meer innovatieve oplossingen voor een energieleverende kas opleveren. De Energieproducerende Kas daagt kennisinstellingen, de toeleverende industrie, tuinders, maatschappelijke organisaties en andere geïnteresseerden uit om ideeën, concepten en voorstellen in te dienen. Een onafhankelijke beoordelingscommissie beoordeelt. De best scorende inzenders wordt vervolgens gevraagd om hun idee verder uit te werken tot voorontwerpen, waarna een verdere selectie plaatsvindt.

– Demonstratiebedrijven en praktijknetwerken zijn belangrijk voor de doorontwikkeling en het versnellen van de toepassing van innovaties. In 2005 zijn als demonstratiebedrijf van start gegaan: de collectieve energievoorziening energieweb Bergerden en de semi-gesloten trostomatenkas «De Grevelingen».

Biobased economy

Eind 2004 heb ik aan de Kamer mijn voornemen kenbaar gemaakt om samen met mijn collega’s van EZ en VROM de kansen die een biobased economy voor ons land biedt uit te werken (perspectiefbrief «Groeien in concurrentie», 13-12-2004). Deze uitwerking vindt nu plaats in het kader van de energietransitie. De programmadirectie zal samen met bedrijfsleven, wetenschap en maatschappelijke organisaties een langetermijnvisie vaststellen en innovatieve projecten ondersteunen. Een belangrijke rol is weggelegd voor het Platform groene grondstoffen. Dit platform bestaat uit marktpartijen, kennisinstellingen en de stichting Natuur en Milieu.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

De «markt» wordt binnen de Energietransitie breed opgevat: naast bedrijven gaat het hier ook om kennisinstellingen en het maatschappelijk middenveld.

Naar boven