Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29547 nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29547 nr. 1 |
Aan de leden
Den Haag, 29 april 2004
De Tweede Kamer der Staten-Generaal is voornemens de Wet op de Parlementaire Enquête te moderniseren. De parlementaire enquêtes uit het laatste decennium hebben duidelijk gemaakt dat de huidige wet niet meer voldoet. Een aantal zaken zoals de positie van de getuigen en de samenloop met ander onderzoek is niet goed geregeld. Daarom wordt de commissie Vernieuwing Wet op de Parlementaire Enquête ingesteld.
De commissie Vernieuwing wet op de Parlementaire Enquête krijgt de opdracht een initiatiefwetsvoorstel te ontwerpen bevattende een nieuwe regeling voor de Parlementaire Enquête en een regeling voor het Parlementair Onderzoek. De commissie wordt verzocht in het wetsvoorstel in ieder geval in te gaan op:
• vragen rond toegang tot en de openbaarheid en openbaarmaking van (geheime of vertrouwelijke) informatie;
• de positie van de getuigen en de gronden voor verschoning;
• de samenloop met ander, al dan niet justitieel, onderzoek.
De commissie wordt tevens verzocht aandacht te schenken aan zaken als:
• de formulering van de onderzoeksopdracht;
• de formele start van een onderzoek;
• het vooronderzoek;
• het voorgesprek voorafgaand aan het openbare verhoor;
• de toepassing van dwangmiddelen;
• de inschakeling van deskundigen en hun bevoegdheden;
• de archivering van (geheime of vertrouwelijke) documenten.
• de mogelijkheid en wenselijkheid van het horen onder ede buiten de context van een parlementaire enquête, met name bij hoorzittingen door commissies.
De commissie dient uit te gaan van het volgende.
1) Het initiatiefwetsvoorstel dient een regeling te bevatten voor parlementair onderzoek, d.w.z. onderzoek waarbij een commissie of de Kamer verantwoordelijkheid draagt voor de uitkomsten van het onderzoek1.
2) Het initiatiefwetsvoorstel moet een afweging zijn van politieke belangen, onderzoeksbelangen, en juridische belangen, kortom een bruikbaar onderzoeksinstrument.
3) Het initiatiefwetsvoorstel dient binnen het bestaande grondwettelijke kader te vallen zodat een grondwetswijziging achterwege kan blijven.
4) De commissie wordt gevraagd om voor het krokusreces van 2005 te komen met een initiatief wetsvoorstel dat door de Tweede Kamerleden uit de commissie zal worden ingediend bij de Tweede Kamer.
De Wet op de Parlementaire Enquête
De Wet op de Parlementaire Enquête dateert van 1850 en is sinds die tijd enkele malen herzien. De belangrijkste wijziging dateert al weer uit 1977 maar in 1991 vonden nog enige wijzigingen plaats. Beide wijzigingen kenmerken zich doordat zij gericht waren op het verbeteren van de Wet op de Parlementaire Enquête als informatie en controle-instrument voor het Parlement. Inmiddels is het 2004. Sinds 1977 zijn acht parlementaire enquêtes gehouden. Iedere enquêtecommissie deed in zijn eindverslag aanbevelingen voor verbeteringen van het enquête-instrument.
De knelpunten die door de enquêtecommissies worden genoemd hebben met name betrekking op de enquête als controle en informatie-instrument. Zonder uitputtend te willen zijn worden uit de recente enquêtes een aantal voorbeelden genoemd. Voor een meer uitgebreid overzicht wordt verwezen naar de bijlage2.
• De Enquêtecommissie Opsporingsmethoden deed aanbevelingen over geheimhoudingsverplichtingen, de positie van personen met een diplomatieke status en over de bruikbaarheid van verslagen van besloten hoorzittingen. Na afloop van de enquête heeft zich nog een probleem voorgedaan aangaande de aansprakelijkheid van een van de ingeschakelde onderzoekers.
• De Enquêtecommissie vliegramp Bijlmermeer deed aanbevelingen over onder andere de noodzaak van een voorziening voor samenloop van onderzoek, bijvoorbeeld door het Openbaar ministerie, en voor getuigen die vanwege een verklaring onder ede, in rechtspositionele problemen kunnen komen.
• De parlementaire Enquêtecommissie Srebrenica deed aanbevelingen over de toegang tot vertrouwelijke regeringsdocumenten in relatie tot de toepassing van artikel 68 van de Grondwet.
• De parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid schrijft in haar eindverslag dat de wet op de parlementaire enquête niet alleen verbetering behoeft als controle en informatie-instrument maar dat ook andere aspecten een rol spelen. Tijdens het onderzoek van deze enquêtecommissie is de samenloop met strafrechtelijke onderzoeken een knelpunt geweest. Ook de positie van de getuigen die onder ede werden gehoord vormde een punt van discussie.
Bovengenoemde punten waren aanleiding voor de Tweede Kamer om samen met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 26 januari 2004 een symposium te organiseren over de Wet op de Parlementaire Enquête. Tijdens dit symposium zijn door deskundigen van verschillende achtergrond vele facetten benoemd die herziening of heroverweging behoeven.
• Het voorgesprek is aan de orde gekomen. Welke status heeft dit gesprek, dient verslaglegging plaats te vinden en op welke wijze kan het verslag gebruikt worden in een onderzoek?
• De noodzaak van een Wet op het Parlementair Onderzoek is aan de orde gesteld. De waarborgen rond parlementair onderzoek zonder enquêtebevoegdheden zijn juridisch onvoldoende geregeld. Zie verder onder b.
• Van verschillende zijden is ingegaan op de kwetsbare positie van getuigen bij een parlementaire enquête en de noodzaak om de getuigenbescherming in overeenstemming te brengen met de hiervoor geldende internationale rechtsregels.
Het symposium heeft duidelijk gemaakt dat het moment voor een modernisering is aangebroken. Het Presidium heeft daarom besloten de Tweede Kamer voor te stellen een commissie in te stellen die tot taak heeft de vernieuwing van de Wet op de Parlementaire Enquête voor te bereiden.
b. Wet op de Parlementaire Enquête en Parlementair Onderzoek
Er zijn twee redenen de Wet op de Parlementaire Enquête te wijzigen. De eerste reden is hierboven genoemd en betreft de vernieuwing van de bestaande wet. De tweede reden is dat met het vernieuwen van de Wet op de Parlementaire Enquête het moment aangebroken is om ook het andere parlementaire onderzoek beter te formaliseren. Naast de Parlementaire Enquête maakt de Tweede Kamer veelvuldig gebruik van tijdelijke commissies met een onderzoeksopdracht. Dergelijke tijdelijke commissies hebben wel een onderzoeksopdracht maar geen enquêtebevoegdheden. Voorbeelden zijn de tijdelijke commissie Uitzendingen, de tijdelijke commissie Onderzoek Integratiebeleid en de tijdelijke commissie Onderzoek Infrastructuurprojecten. Het onderzoek dat deze commissies uitvoeren wordt niet geregeld bij wet terwijl een aantal van de knelpunten die zich voordoen bij parlementaire enquêtes zich ook voordoen bij het onderzoek van andere tijdelijke commissies. Voorbeelden zijn:
• De tijdelijke commissie Uitzendingen heeft veel problemen gehad met het krijgen van toegang tot vertrouwelijke informatie en de archivering van deze informatie. Hiervoor zijn uiteindelijk ad hoc afspraken gemaakt.
• De tijdelijke commissie onderzoek Integratiebeleid heeft problemen ervaren met de positie van het onderzoeksbureau dat de commissie had ingeschakeld.
Formeel is de positie van een getuige bij een parlementaire Enquête anders dan de positie van een getuige bij een tijdelijke commissie. In de praktijk zal dit door de betrokken getuige waarschijnlijk niet zo worden ervaren. De maatschappelijke impact van beide soorten onderzoek is op veel punten vergelijkbaar.
Het is gebruikelijk geworden dat tijdelijke commissies of enquêtecommissies met de betrokken departementen afspraken maken over de wijze van informatieverstrekking. Deze afspraken worden vastgelegd in protocollen. Het ad-hoc karakter van deze afspraken is een probleem. Het schept onduidelijkheid tussen Kamer en regering over de wederzijdse verplichtingen rondom informatieverstrekking. De toegang tot vertrouwelijke informatie verdient echter een betere, meer duurzame, regeling. De commissie krijgt daarom de opdracht om in het wetsvoorstel aandacht te schenken aan de wijze van protocollering van informatieverstrekking bij parlementair onderzoek.
Het brede belang van een goede wet op de Parlementaire Enquête pleit voor een breed samengestelde commissie. Gelet op het feit dat tot nu toe alleen de Tweede Kamer van dit recht gebruik heeft gemaakt, alsmede het feit dat de Tweede Kamer het recht van initiatief heeft, moet het primaat binnen de commissie wel liggen bij de belangen van de Tweede Kamer. De Wet op de Parlementaire Enquête is en blijft echter een instrument dat gebruikt kan worden door het Parlement. Daarom is deelname aan de commissie door de Eerste Kamer vanzelfsprekend.
Het Presidium stelt voor een commissie in te stellen bestaande uit een voorzitter en vier leden: twee (oud)leden van de Tweede Kamer waaronder de voorzitter, een (oud)lid van de Eerste Kamer en twee andere commissieleden. De laatstgenoemde leden zijn personen met een grote deskundigheid terzake, hetzij als oud bewindspersoon hetzij vanwege een wetenschappelijke, staatsrechtelijke, strafrechtelijke of andere achtergrond.
Het Presidium zal komen met een voordracht voor de leden van de commissie aan de Tweede Kamer. De minister van Koninkrijksrelaties en Bestuurlijke Vernieuwing zal, als coördinerend bewindspersoon, worden geconsulteerd.
Haast en zorgvuldigheid verhouden zich slecht tot elkaar. De vernieuwing van de Wet op de Parlementaire is het meest gebaat bij zorgvuldigheid. Daarom is het streven gericht op afronding van het wetgevingstraject in deze kabinetsperiode, dat wil zeggen voor mei 2007. De commissie Vernieuwing Wet op de Parlementaire Enquête krijgt de opdracht om voor het krokusreces 2005 te komen met voorstellen. De parlementaire behandeling in de Tweede en Eerste Kamer kan zijn beslag krijgen in 2005 en 2006.
De Tweede Kamer is verantwoordelijk voor een adequate ondersteuning van de commissie. Dat betekent dat de Griffier van de Tweede Kamer een griffier zal aanwijzen voor de commissie. Daarnaast zal het Onderzoeks- en Verificatiebureau van de Tweede Kamer ondersteuning leveren. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal, vanwege de grote deskundigheid die op dit terrein bestaat, technische bijstand verlenen.
BIJLAGE BIJ OPDRACHT VOOR DE COMMISSIE VERNIEUWING WET OP DE PARLEMENTAIRE ENQUÊTE
Opmerkingen over de procedure gemaakt bij enkele enquêtes.
Deze bijlage geeft een overzicht van de opmerkingen over de Wet op de Parlementaire enquête die zijn opgenomen in de rapporten van de verschillende enquête- c.q. onderzoekscommissies.
Voor de indeling van de bijlage is de indeling van de Wet op de parlementaire enquête gevolgd. De artikelen zijn vet gedrukt; de opmerkingen van de opsteller van dit overzicht cursief. Artikelen waarover geen opmerkingen in rapporten van enquêtecommissies zijn gevonden, zijn in dit overzicht niet opgenomen. Per artikel is een chronologische volgorde aangehouden.
De Werkgroep Riooloverstorten (25 890, nr. 2, 18-2-98) en de Enquêtecommissie Srebrenica (28 506, nr. 3, 27-1-3) hebben in hun rapport geen enkele procedurele aanbeveling gedaan.
Elk der Kamers of de verenigde vergadering der Staten-Generaal kan op voorstel van een of meer van haar leden of van een door haar ingestelde commissie besluiten een onderzoek in te stellen.
De uitvoering van dit besluit wordt opgedragen aan hetzij een reeds door de betreffende Kamer of door de verenigde vergadering ingestelde commissie, hetzij aan een daartoe in te stellen commissie.
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De enquêtecommissie oordeelt dat een enquêtecommissie waarschijnlijk effectiever en sneller zal werken dan een bijzondere Kamercommissie zonder enquêtebevoegdheden, ook wanneer zij de bijzondere dwangmiddelen niet heeft hoeven gebruiken. Voor het onderzoek van deze enquêtecommissie was de vorm van een parlementaire enquête een noodzakelijk en bruikbaar instrument. (17 817, nr. 17, blz. 8, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Enigszins omvangrijk onderzoek moet niet worden opgedragen aan vaste of bijzondere commissies. (17 817, nr. 17, blz. 20, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Er is wel nagedacht over onderzoek door een commissie met minder bevoegdheden dan een enquêtecommissie, bijvoorbeeld zonder het recht om te gijzelen of te dagvaarden. Daarvoor zou echter een wijziging van de Wet op de parlementaire enquête nodig zijn geweest. (17 817, nr. 17, blz. 8, 10 december 1984).
Enquêtecommissie Bouwsubsidies
Voor haar onderzoek was de parlementaire enquête een noodzakelijk en bruikbaar instrument. (19 623, nr. 30, blz. 374, 8 maart 1988).
Enquêtecommissie Bouwsubsidies
Een van de overwegingen die leidden tot het kiezen van het instrument parlementaire enquête was dat volgens artikel 24 WPE verklaringen voor een enquêtecommissie afgelegd nimmer als bewijs in rechte kunnen gelden. Dit biedt getuigen, die ook in een strafrechtelijk onderzoek betrokken zijn een bescherming die een gewoon parlementair onderzoek niet kan bieden. (19 623, nr. 30, blz. 8, 8 maart 1988).
Enquêtecommissie Bouwsubsidies
Voor de vorm van een enquête werd gekozen vanwege de omvang en aard van de problematiek en vanwege de noodzaak niet alleen bewindslieden en ambtenaren maar ook particuliere belanghebbenden in het onderzoek te betrekken. (19 623, nr. 30, blz. 9, 8 maart 1988).
Enquête naar het functioneren van de organen belast met de uitvoering van de sociale-verzekeringswetten
Een enquête schept de beste voorwaarden voor optimale rechtszekerheid ten aanzien van instanties en personen die bij een parlementair onderzoek betrokken raken.
Een enquête dient niet slechts plaats te vinden indien op voorhand vaststaat dat er sprake is van misstanden. (22 730, nr. 8, blz. 11; 7 september 1993).
Enquêtecommissie opsporingsmethoden
De werkgroep vooronderzoek opsporingsmethoden gaf op 21 oktober 1994 om de volgende redenen de voorkeur aan een parlementaire enquête:
– de bevoegdheid getuigen en deskundigen onder ede te kunnen verhoren;
– de bevoegdheid inzage te vorderen, afschrift te nemen of anderszins kennis te nemen van alle stukken die de commissie van belang acht;
– de mogelijkheid een verhoor of gedeelten daarvan niet in het openbaar af te nemen, gekoppeld aan vertrouwelijke verslaglegging;
– de toekenning van verschoningsrechten aan getuigen en deskundigen en
– de grote publieke belangstelling. (24 072, nr. 11, blz. 476 en 477; nr. 12, blz. 49, 1 februari 1996).
De werkgroep is er niet van overtuigd dat een parallel integraal onderzoek door de Kamer tot substantieel betere uitkomsten zal leiden dan het RIOD-onderzoek. De mogelijkheid tot het horen onder ede bij een parlementaire enquête doet hieraan naar het oordeel van de werkgroep niet af, zeker gezien de behoefte aan het horen van een groot aantal buitenlandse getuigen en anderszins betrokkenen.
De werkgroep heeft voorts overwogen dat een integrale parlementaire enquête parallel aan het onderzoek van het RIOD mede gezien de complexiteit van het onderwerp niet tegemoet zou komen aan een behoefte om op korte termijn een afdoende antwoord te krijgen op nog openstaande vragen. Ook de lange tijdsduur van een enquête pleit tegen deze modaliteit. (26 122, nr. 6, blz. 11, 15 december 1998).
De Parlementaire werkgroep vliegramp Bijlmermeer adviseerde op 25 juni 1998 om voor het onderzoek naar de Bijlmerramp gebruik te maken van de mogelijkheden van de Wet op de parlementaire enquête, omdat het wenselijk was personen onder ede te horen. Het openbaar verhoor bij een parlementaire enquête is bij uitstek het moment waarop de samenleving kan horen hoe het feitelijk verloop van diverse aspecten is geweest. Voor het parlement is een enquête het ultieme middel om controle uit te voeren. Het openbaar verhoor onder ede is het meest krachtige instrument om de waarheid boven tafel te krijgen. (26 241, nr. 9, blz. 397 en nr. 10, blz. 3, 22 april 1999).
In het dossier Bijlmerramp heeft het de Tweede Kamer aan goede coördinatie ontbroken. Daarom zou de Kamer, wanneer het onderwerp dit vereist, eerder gebruik moeten maken van een werkwijze die afwijkt van de gebruikelijke indeling in vaste commissies. De enorme maatschappelijke beroering die de vliegramp heeft veroorzaakt was een van de factoren die bijdroegen aan het besluit een parlementaire enquête in te stellen. (26 241, nr. 9, blz. 405 en nr. 10, blz. 14, 22 april 1999).
Parlementaire werkgroep Herculesramp. Onderzoek naar de Vliegramp Eindhoven
De enig begaanbare weg om nog tot aanvullende waarheidsvinding te komen zou het horen van betrokkenen zijn. (24 814, nr. 14, blz. 16, 22 juni 2000).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
De commissie heeft niet kunnen constateren dat het ontbreken van de mogelijkheden tot het horen onder ede en het middel van verschijningsplicht invloed op de uitkomsten van het onderzoek heeft gehad. (26 454, nr. 8, blz. 491, 4 september 2000).
De Voorzitter van de Kamer stelde een Tijdelijke commissie onderzoek in met als taak onder andere voorstellen te doen voor de opzet en methode van het parlementaire onderzoek, inclusief de formulering van de vragen die het onderzoek moet beantwoorden. (244, nr. 6, blz. 16–23, 12 december 2002).
Het besluit bevat een omschrijving van het onderwerp waarop het onderzoek betrekking zal hebben. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek al dan niet op verzoek van de commissie die het onderzoek verricht, door de Kamer of de verenigde vergadering worden gewijzigd.
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Een treffende bijzonderheid van het systeem zoals neergelegd in de Wet op de parlementaire enquête is dat het mogelijke object van een enquête nergens is omschreven, zodat de Kamer, binnen de grenzen van de algemene bevoegdheden van de Staten-Generaal, alle onderwerpen kan onderzoeken die haar goeddunkt. (17 817, nr. 17, blz. 13, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De Wet op de parlementaire enquête noopt tot een adequate omschrijving van het onderwerp van onderzoek, ter voorkoming van het weigeren van informatie omdat die niet met de omschrijving strookt. De commissie heeft zich in die gevallen steeds op het standpunt gesteld dat zij zelf beoordeelt welke informatie zij bij de uitvoering van haar opdracht nodig heeft. (17 817, nr. 17, blz. 16, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De enquêtecommissie stelt vast dat de vrijheid, het onderzoek naar eigen goeddunken in te richten, zeer groot is.
Deze enquêtecommissie maakte wel dankbaar gebruik van de zeer summiere proceduremededelingen die in het verslag van de Enquête 1940–1945 waren opgenomen. (17 817, nr. 17, blz. 14, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Deze Enquêtecommissie kon op weinig precedenten voortbouwen. Het bleek dat van de voorgaande enquête geen enkel procedureverslag voorhanden was. Dit beschouwde de enquêtecommissie eerder als een voordeel dan een nadeel. (17 817, nr. 17, blz. 22, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Bij het geven van een onderzoeksopdracht moet de Kamer er rekening mee houden dat een onderzoek naar feiten die zich meer dan 5 à 10 jaar tevoren hebben afgespeeld, disproportioneel veel tijd vergen, ook omdat relevante stukken en getuigen steeds moeilijker te vinden zijn naarmate de tijd waarover het gaat langer geleden is. (17 817, nr. 17, blz. 62, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Pas tijdens de RSV-enquête is de positie en status van de externe deskundige medewerkers van de enquêtecommissie in het Reglement van Orde opgenomen, omdat enquêtecommissies voordien geen medewerkers kenden. (17 817, nr. 17, blz. 20, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Bij een onderzoek van enige omvang verdient de inschakeling van externe onderzoekers aanbeveling. (17 817, nr. 17, blz. 62, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Deze enquêtecommissie was de eerste die (elf) deskundige externe onderzoekers en hun assistenten inschakelde. Ondersteuning door de Algemene Rekenkamer werd niet gevraagd omdat de bevoegdheden van de Rekenkamer op de Comptabiliteitswet berusten en de Rekenkamer zich dus niet met het beleid van overwegend particuliere ondernemingen in kan laten. (17 817, nr. 17, blz. 8, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De Kamer bepaalt de tijdsduur van het onderzoek en kan die termijn verlengen. (17 817, nr. 17, blz. 20, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De Wet op de parlementaire enquête voorziet niet in een uitgebreid vooronderzoek aan de hand van stukken en informele verhoren maar staat dit ook niet in de weg. (17 817, nr. 17, blz. 16, 10 december 1984).
Enquêtecommissie Bouwsubsidies
Deze enquêtecommissie had veel profijt van het verslag van de werkzaamheden van de Enquêtecommissie RSV. (19 623, nr. 30, blz. 11, 8 maart 1988).
Enquêtecommissie Bouwsubsidies
De enquêtecommissie beval aan de Kamer nader overleg te voeren met de Algemene Rekenkamer over de criteria die de Rekenkamer hanteert bij de selectie van onderwerpen voor controle, bij het voorleggen van vragen aan de minister en bij haar rapportage aan de Kamer. (19 623, nr. 30, blz. 372, 8 maart 1988).
Enquêtecommissie Bouwsubsidies
De enquêtecommissie perkte de opdracht in omdat die aanvankelijk te ruim geformuleerd was. (19 623, nr. 30, blz. 11, 8 maart 1988).
Nieuwe technische mogelijkheden, in het bijzonder op het gebied van de informatietechnologie, hebben de besluitvorming over de te kiezen beleidsuitgangspunten onder druk gezet. Toch zullen de risico's van deze besluitvormingsprocessen ingeschat en geminimaliseerd moeten worden. Daarom moet in algemene zin bezien worden, op welke wijze bij dergelijke complexe processen het overleg tussen regering en parlement ter bepaling van beleidsuitgangspunten en ter controle van de uitvoering daarvan verbeterd kan worden. (20 559, nr. 7, blz. 139, 29 augustus 1988).
Enquêtecommissie Bouwsubsidies
De Tweede Kamer heeft zich bijna uitsluitend beziggehouden met bouwproductiecijfers; controle op de uitvoering van de regelgeving heeft nauwelijks plaatsgevonden. Hoewel het onvermijdelijk was dat de details van de dagelijkse uitvoering en de toepassing van subsidieregels en -beleid zich aan het gezichtsveld van de Kamer onttrokken, beval de Enquêtecommissie aan zich daaromtrent door middel van een onderzoek op de hoogte te stellen. Al naargelang het onderwerp moet hiervoor de meest geëigende onderzoeksvorm worden gekozen. (19 623, nr. 30, blz. 374, 8 maart 1988).
Enquêtecommissie uitvoeringsorganen sociale verzekeringen
De opvattingen van de enquêtecommissie over de inrichting van het onderzoek en de door de externe onderzoekers aangeboden diensten moesten gedurende de loop van het onderzoek nauwkeurig op elkaar worden afgestemd. Dit vergde een regelmatig overleg tussen de commissie, haar staf en de externe onderzoekers. (22 730, nr. 8, blz. 17, 7 september 1993).
Enquêtecommissie opsporingsmethoden
De commissie pleit voor het vervaardigen van een draaiboek onderzoek. (14 072, nr. 11, blz. 476; nr. 12, blz. 49, 1 februari 1996).
Werkgroep Onderzoek archieven Inlichtingen- en veiligheidsdiensten
De voorbereidende werkgroep voerde gesprekken met vijf deskundigen om te komen tot de vraagformulering, onderzoeksmodaliteit, tijdsduur, bestaffing en kostenraming. (25 809, nr. 5, blz. 6, 13 mei 1998).
Op verzoek van de enquêtecommissie hebben controle- en/of opsporingsambtenaren onderzoek uitgevoerd. Hierbij doet zich het probleem voor dat dergelijke ambtenaren tegelijkertijd onder formele verantwoordelijkheid van een ander bevoegd gezag blijven. Het verdient aanbeveling deze problematiek te regelen. (26 241, nr. 10, blz. 26, 22 april 1999).
Het verstrijken van de bij archivering gebruikelijke bewaartermijn van vijf jaar bleek een factor die het onderzoek bemoeilijkte. Een doorlooptijd van vier maanden is te kort voor een onderzoek als dat naar de Bijlmerramp. Omdat het opzetten van de onderzoeksorganisatie enkele weken in beslag neemt, zou het mandaat van een commissie pas moeten ingaan nadat een commissie op orde is. Er zouden vier weken gewonnen zijn indien de enquêtecommissie van begin af aan had kunnen beschikken over volledig gebruiksklare werkruimten. (26 241, nr. 10, blz. 7, 13, 16 en 26, 22 april 1999).
De duur van een enquête moet worden afgestemd op de doelstelling en vraagstelling, dit is mogelijk door een plan van aanpak te betrekken bij de besluitvorming over de tijdsduur. (26 241, nr. 10, blz. 26, 22 april 1999).
De Kamer zou moeten voorzien in een structurele onafhankelijke juridische ondersteuning ten behoeve van enquêtecommissies. De Landsadvocaat behartigt in beginsel de belangen van ministeries. (26 241, nr. 10, blz. 26, 22 april 1999).
In de Wet op de parlementaire enquête moet een voorziening worden opgenomen voor samenloop van onderzoek, bijvoorbeeld samenloop met onderzoek door het Openbaar ministerie. (26 241, nr. 10, blz. 26, 22 april 1999).
In vergelijking met de eerste opzet van de Tijdelijke commissie heeft de enquêtecommissie de reikwijdte van het onderzoek verbreed, maar in het onderzoek van de enquêtecommissie zijn ook beperkingen aangebracht. (28 244, nr. 6, blz. 35, 12 december 2002).
Een enquêtecommissie zal haar onderzoek nauwkeurig dienen af te stemmen met zowel het strafrechtelijke als het bestuursrechtelijke onderzoek van het OM en de NMa teneinde te voorkomen dat de onderzoeken elkaar verstoren. Dit laat uiteraard onverlet dat het parlement een eigen verantwoordelijkheid heeft en behoudt. De enquêtecommissie Bouwnijverheid maakte afspraken met het OM en de NMa. OM en NMa sloten een convenant om mogelijke verstorende interferenties te voorkomen. (28 244, nr. 6, blz. 22, 29 en 41, 12 december 2002).
Op grond van het rapport van de Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen, 26 454, nr. 8 en het debat hierover herformuleert de enquêtecommissie de onderzoeksonderwerpen. (28 506, nr. 3, blz. 10–11, 27-1-3 december 2003).
Parlementaire werkgroep Herculesramp. Onderzoek naar de Vliegramp Eindhoven
De werkgroep is van mening dat de hoeveelheid rapporten en het gebrek aan integraliteit de waarheidsvinding in de weg staat. (24 814, nr. 14, blz. 14, 22 juni 2000).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
De commissie heeft pas na enige tijd externe onderzoekscapaciteit kunnen verwerven die zowel onafhankelijk als deskundig was. De commissie kan zich voorstellen dat dit probleem zich vaker zal voordoen. Om deze reden ondersteunt de commissie de initiatieven om binnen de Tweede Kamer tot vergroting van de interne onderzoekscapaciteit te komen. (26 454, nr. 8, blz. 498, 4 september 2000).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
Bij het maken van een schatting van de benodigde tijd speelt ook de omvang van de gewenste staf een rol. Een eerste schatting hiervan kan direct na aanvang van het onderzoek worden gemaakt. In dat stadium kan worden volstaan met een beperkte omvang. Nadat de Tweede Kamer heeft beslist over de tijdsduur van het onderzoek kan de precieze omvang worden bepaald. (26 454, nr. 8, blz. 494, 4 september 2000).
Parlementaire onderzoekscommissies moeten gedurende het hele onderzoek kunnen beschikken over de bijstand van een advocatenkantoor. (28 244, nr. 6, blz. 47–48, 12 december 2002).
Ten behoeve van de samenstelling van de staf is een officiële aanbestedingsprocedure gevolgd. Om onafhankelijk onderzoek te waarborgen is als voorwaarde gesteld dat de onderzoekers geen bijzondere belangen in relatie tot de bouwnijverheid hadden. Betrokkenen hebben zich tot geheimhouding verplicht ten aanzien van de vertrouwelijke informatie waarover zij bij het uitoefenen van hun taak de beschikking krijgen. In een geheimhoudingsverklaring werd een direct opeisbare boete van € 1 500 000 vastgesteld. De onderzoekers zijn beëdigd als ambtenaar voor de duur van het onderzoek en zover het hun werkzaamheden voor de enquêtecommissie betreft. Daarnaast is een externe klankbordgroep ingesteld met experts. (28 244, nr. 6, blz. 25 en 43, 12 december 2002).
Omdat het van tevoren moeilijk is de benodigde tijd en budget te bepalen is de ingezette professionalisering van de onderzoekscapaciteit van de Kamer met de instelling van het Onderzoeks- en Verificatiebureau van groot belang. (28 244, nr. 6, blz. 47, 12 december 2002).
Elk der Kamers of de verenigde vergadering der Staten-Generaal bepaalt de wijze waarop het aantal leden en plaatsvervangende leden van de commissie waaraan een onderzoek wordt opgedragen wordt vastgesteld alsmede de wijze waarop zij worden benoemd en ontslagen.
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme).
Leden: De leden van een enquêtecommissie moeten voor de duur van het onderzoek door hun fracties worden vrijgesteld. (17 817, nr. 17, blz. 62, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme).
Gelet op het grote aantal besluiten dat moet worden genomen door een enquêtecommissie verdient het instellen van een presidium van een enquêtecommissie aanbeveling. (17 817, nr. 17, blz. 24 en 62, 10 december 1984).
Vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking zijn alle Nederlanders, alle ingezetenen en andere binnen het grondgebied van het Rijk verblijfhoudende personen, benevens alle binnen het grondgebied van het Rijk gevestigde rechtspersonen verplicht te voldoen aan de vordering van de commissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de commissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor de vervulling van haar taak nodig is.
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Er is een eenduidiger regeling van de verplichting tot het overleggen van stukken gewenst. (17 817, nr. 17, blz. 62, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Het heeft geen problemen opgeleverd dat de wet alleen spreekt over bescheiden. Met de ontwikkeling van audiovisuele registratie van gegevens kan de huidige tekst van de wet echter te beperkt blijken te zijn. (17 817, nr. 17, blz. 14, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Een enquêtecommissie moet zich voorbereiden op een strakke aanpak in gevallen, waarin zelfs minimale medewerking ontbreekt. (17 817, nr. 17, blz. 62, 10 december 1984).
Enquêtecommissie paspoortproject
Nieuwe technische mogelijkheden, in het bijzonder op het gebied van de informatietechnologie, zetten de besluitvorming over te kiezen beleidsuitgangspunten onder druk. Toch zullen de risico's van deze besluitvormingsprocessen ingeschat en geminimaliseerd moeten worden. Daarom moet in algemene zin bezien worden, op welke wijze bij dergelijke complexe processen het overleg tussen regering en parlement ter bepaling van beleidsuitgangspunten en ter controle van de uitvoering daarvan verbeterd kan worden. (20 559, nr. 7, blz. 139, 29 augustus 1988).
In de Wet op de parlementaire enquête moet een voorziening worden opgenomen voor het brengen van andere dan de klassieke bescheiden onder artikel 3 van de wet. (26 241, nr. 10, blz. 27, 22 april 1999).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
In het kader van dit onderzoek heeft de commissie over geen enkel mogelijk relevant inkomend of uitgaand e-mailbericht van de ministeries kunnen beschikken. De commissie beveelt aan te bevorderen dat op korte termijn op de ministeries afspraken worden gemaakt over de archivering en beschikbaarheid van vooral e-mailberichten. (26 454, nr. 8, blz. 492 en 498, 4 september 2000).
Informatieverstrekking door derden is noodzakelijk voor de enquêtecommissie om haar onderzoek naar behoren uit te kunnen voeren. Hierover zijn met verschillende ministeries afspraken gemaakt in informatieprotocollen. (28 244, nr. 6, blz. 43, 12 decemebr 2002).
De in het eerste lid genoemde personen zijn voorts vanaf het tijdstip van de eerste bekendmaking verplicht te voldoen aan een oproeping door de commissie uitgevaardigd om als getuige of deskundige te worden verhoord.
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Het hoffelijk en behulpzaam bejegenen van getuigen loont. Dit kan bijvoorbeeld door het tijdig houden van informele gesprekken, het verschaffen van verhoormateriaal en het onderhandelen over de verhoordata en oproepen. (17 817, nr. 17, blz. 62, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Een enquêtecommissie moet zich voorbereiden op een strakke aanpak in gevallen, waarin zelfs een minimale medewerking ontbreekt. (17 817, nr. 17, blz. 62, 10 december 1984).
Enquêtecommissie opsporingsmethoden
Getuigen die vanwege hun functie niet herkend mochten worden verschenen in vermomming, van betrokkenen mochten geen close-up tv-opnamen worden gemaakt en tv-opnamen en foto's mochten alleen de rug tonen en in één geval werd een stemvervormer gebruikt. (24 072, nr. 12, blz. 36, 1 februari 1996).
Ex-medewerkers van El Al en wonende in Israël, zijn op basis van vrijwilligheid uitgenodigd voor de commissie te verschijnen. Zij gaven daar geen gehoor aan. Ingevolge de Wet op de Parlementaire enquête zijn zij daartoe niet verplicht. (26 241, nr. 10, blz. 23, 22 april 1999).
Met een expertmeeting verhoortechnieken beoogde de commissie kennis op te doen van enkele principes van het (ver)horen van personen. Dit werd verzorgd door het hoofd van de vakgroep gedragswetenschappen van de Rechercheschool in Zutphen. (26 241, nr. 10, blz. 10, 22-4-99).
De verhoren van getuigen en deskundigen worden door de commissie gehouden op de plaats, waar zij zulks het meest wenselijk oordeelt.
Werkgroep Asbestproblematiek Cannerberg
De werkgroep stelde zich ook ter plaatse op de hoogte. Documenten bij de NAVO moesten in Brunssum (AFCENT) worden ingezien. (25 323, nr. 11, blz. 6, 22 januari 1998).
Werkgroep Onderzoek archieven Inlichtingen- en veiligheidsdiensten
De medewerker van de werkgroep deed onderzoek ter plaatse: archiefbewaarplaatsen van de ministeries en het Centraal archief selectiecentrum te Winschoten. (25 809, nr. 5, blz. 9, 13 mei 1998).
De commissie kan besluiten dat getuigen, mits zij de leeftijd van zestien jaren hebben bereikt, niet worden verhoord dan na het afleggen van de eed of gelofte.
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De Wet op de parlementaire enquête staat toe dat alle getuigen onder ede worden gehoord; dit gebeurde ook teneinde de schijn te vermijden dat sommige getuigen meer of minder betrouwbaar werden geacht dan anderen. (17 817, nr. 17, blz. 17, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De Wet op de parlementaire enquête leidt er toe dat getuigen buiten Nederland niet steeds onder ede kunnen worden gehoord. De commissie heeft hierbij ook overwogen dat dat ook niet zinvol zou zijn omdat niet effectief zou kunnen worden opgetreden indien naderhand het vermoeden van meineed zou ontstaan. (17 817, nr. 17, blz. 16, 10 december 1984).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
Aangezien deze commissie geen enquêtecommissie is en derhalve niet beschikt over de daaraan bevoegdheden, zijn de gehoorden niet verplicht om op de gestelde vragen te antwoorden. De gehoorden maken echter geen expliciet gebruik van deze mogelijkheid. Wel blijkt dat soms tegenstrijdige antwoorden worden gegeven. De commissie geeft waar nodig een inhoudelijke reactie op deze tegenstrijdigheden, waarbij wordt betrokken de correspondentie die tijdens en na de hoorzittingen tot stand komt naar aanleiding van een aantal van deze tegenstrijdigheden. (26 454, nr. 8, blz. 17, 4 september 2000).
Het horen onder ede horen is in het bijzonder van belang in gevallen waarin sprake is van onregelmatigheden, fraude en corruptie incluis. (28 244, nr. 6, blz. 26, 12 december 2002).
Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan.
Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt verhoord.
In de Wet op de parlementaire enquête moet een voorziening worden opgenomen voor een nadere precisering van het begrip «gewichtige redenen» om rechtsbijstand voor een getuige te weigeren. (26 241, nr. 10, blz. 27, 22 april 1999).
Niemand kan genoodzaakt worden aan de commissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, danwel aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of geweest is.
In de Wet op de parlementaire enquête moet een voorziening worden opgenomen voor getuigen die vanwege een verklaring onder ede in problemen van rechtspositionele aard komen. (26 241, nr. 10, blz. 27, 22 april 1999).
Het accountantskantoor Deloitte & Touche meende niet aan een verzoek van de enquêtecommissie te hoeven voldoen omdat zij geheimhouding had toegezegd aan haar cliënt. In tweede instantie wees de rechter deze motivering af. (28 244, nr. 6, blz. 43–45, 12 december 2002).
De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de commissie verhoord.
De commissie kan echter om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen.
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De Kamer heeft de bevoegdheid openbaarheid van stukken te gelasten, die niet door de enquêtecommissie openbaar zijn gemaakt. De Enquêtewet geeft echter aan de enquêtecommissie de bevoegdheid gedeelten van het onderzoek om gewichtige redenen buiten de openbaarheid te houden. Dit is een procedureel probleem. (17 817, nr. 17, blz. 20, 10 december 1984).
Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag van de commissie, worden deze ter inzage of anderszins ter kennisneming gelegd van de leden van de Kamer of Verenigde Vergadering door welke de commissie is ingesteld. De leden bewaren omtrent de inhoud van de zodanige bescheiden geheimhouding.
Enquêtecommissie opsporingsmethoden
De enquêtecommissie was van oordeel dat het bij parlementaire onderzoeken mogelijk moet zijn gebruik te maken van informatie die bij openbaarmaking gevaar kan opleveren voor personen en zaken die het belang van de staat raken, zonder dat die informatie per definitie ter kennis gebracht wordt van alle leden van de Kamer. De commissie stelt voor artikel 18b, derde lid, van de Wet op de parlementaire enquête op dat punt te wijzigen. (24 072, nr. 12, blz. 49, 1 februari 1996).
Werkgroep Onderzoek archieven Inlichtingen- en veiligheidsdiensten
Omdat de werkgroep besloot tot onderzoek en gesprekken in beslotenheid stapte mevrouw Sipkes uit de werkgroep. (25 809, nr. 5, blz. 7, 13 mei 1998).
Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch alleen en bij uitsluiting nopens hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd.
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De Wet op de parlementaire enquête laat de mogelijkheid van besloten vergaderingen open. De vergaderingen waarin de werkwijze werd besproken en de verhoren, respectievelijk het verslag werden voorbereid, vielen naar de mening van de enquêtecommissie niet onder de eis van openbaarheid. (17 817, nr. 17, blz. 18, 10 december 1984).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
Overleg tussen regering en parlement dient zo veel mogelijk in de openbaarheid plaats te vinden. Overleg tussen regering en parlement kan slechts bij hoge uitzondering in vertrouwelijkheid worden gehouden. (26 454, nr. 8, blz. 495, 4 september 2000).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
Het gebruik van vertrouwelijke briefings dient zoveel mogelijk te worden vermeden. (26 454, nr. 8, blz. 495, 4 september 2000).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
Van vertrouwelijk overleg moet altijd een verslag worden gemaakt dat zo mogelijk in een later stadium bij wederzijds goedvinden openbaar kan worden gemaakt. (26 454, nr. 8, blz. 495, 4 september 2000).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
De Kamer zou vaker gebruik moeten maken van de mogelijkheid, al dan niet openbaar, ambtenaren (en militairen) te horen. De betreffende bewindspersoon dient hier in beginsel ruimte voor te geven. (26 454, nr. 8, blz. 495, 4-9-0).
De verschoning van verplichte geheimhouding door burgerlijke ambtenaren of militairen of gewezen burgerlijke ambtenaren en militairen van alle rang ingebracht, moet evenzo worden aangenomen indien zij rust op het beweren dat de verlangde openbaarmaking wordt geoordeeld in strijd te zijn met het belang van de staat, of op de stellige last van hun meerderen dezelfde grond van verschoning aanduidende.
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De enquêtecommissie heeft het als een gemis gevoeld dat met betrekking tot de toepassing van de Wet op de parlementaire enquête vrijwel geen jurisprudentie bestaat. (17 817, nr. 17, blz. 15, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De Wet op de parlementaire enquête geeft geen aanleiding het bankgeheim als verschoningsgrond te aanvaarden. (17 817, nr. 17, blz. 19, 10 december 1984).
Enquêtecommissie opsporingsmethoden
Vertrouwelijkheid: een enquêtecommissie mogen geen geheimhoudingsverplichtingen worden tegengeworpen, die niet het belang van de staat raken. Er moet meer duidelijkheid komen over de vraag, hoe het begrip «belang van de staat» moet worden uitgelegd. (24 072, nr. 11, blz. 476 en 477; nr. 12, blz. 49, 1 februari 1996).
Enquêtecommissie opsporingsmethoden
De commissie werd al snel geconfronteerd met de terughoudendheid van de aangeschreven instanties in het verstrekken van criminele inlichtingen. Bovendien bleek dat de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie een instructie aan ambtenaren wilden vaststellen op grond waarvan gesprekken mochten worden gevoerd in het kader van de werkzaamheden van de commissie. In een brief deelden de ze ministers mee dat het verzoek van de commissie, rechtstreeks kennis te nemen van de bestanden en rapporten van de criminele inlichtingendiensten niet ingewilligd kon worden vanwege het belang van de staat. Onderhandelingen tussen de commissie en de ministers leidden tot evenwichtige afspraken. (24 072, nr. 12, blz. 23–24, 1 februari 1996).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
De Kamer zou vaker gebruik moeten maken van de mogelijkheid, al dan niet openbaar, ambtenaren (en militairen) te horen. De betreffende bewindspersoon dient hier in beginsel ruimte voor te geven. (26 454, nr. 8, blz. 495, 4 september 2000).
Enquêtecommissie opsporingsmethoden
Er moet opheldering komen over de vraag of personen met diplomatieke status kunnen weigeren opheldering te verschaffen aan een enquêtecommissie. (24 072, nr. 11, blz. 477, 1 februari 1996).
In de Wet op de parlementaire enquête moet een voorziening worden opgenomen voor onderzoek dat ten behoeve van de enquêtecommissie is uitgevoerd door controle- of opsporingsambtenaren. (26 241, nr. 10, blz. 26, 22 april 1999).
Omdat er bij toepassing van de verschoningsgrond enige beoordelingsruimte bestaat, zowel aan de zijde van de regering als aan de zijde van de enquêtecommissie is in overleg met betrokken ministeries een informatieprotocol opgesteld, mede om te voorkomen dat vragen hierover bij ieder concreet informatieverzoek opnieuw beantwoord moeten worden. (28 506, nr. 3, blz. 20, 27-1-3, januari 2003).
De minister bij wie of onder wiens ondergeschikte ambtenaren bescheiden voorhanden zijn, waarvan inzage of kennisneming anderszins door de commissie schriftelijk wordt verlangd, bewilligt in die inzage of kennisneming, tenzij hij mocht beoordelen dat zij met het belang van de staat in strijd zou kunnen zijn.
Enquêtecommissie opsporingsmethoden
Vertrouwelijkheid: een enquêtecommissie mogen geen geheimhoudingsverplichtingen worden tegengeworpen, die niet het belang van de staat raken. Er moet meer duidelijkheid komen over de vraag, hoe het begrip «belang van de staat» moet worden uitgelegd. (24 072, nr. 11, blz. 476 en 477; nr. 12, blz. 49, 1 februari 1996).
Werkgroep Onderzoek technolease
Het komt de delegatie voor dat de Kamer zou moeten aandringen op een openbare, schriftelijke motivering van een weigering door de regering informatie te verstrekken wanneer de regering zich op vertrouwelijkheid beroept. Indien uiteindelijk de Kamer als geheel zich een oordeel wil kunnen vormen over de vraag of zij al dan niet zou moeten persisteren bij openbaarheid, zal de discussie daarover namelijk gebaseerd moeten zijn op openbare, schriftelijk vastgelegde argumentatie.
Probleem voor de delegatie was, in het licht van het voorgaande, hoe om te gaan met geheime stukken waarover in het openbaar gesprekken moesten worden gevoerd, terwijl in persberichten en journalistieke beschouwingen uitvoerig sprake was van die stukken en daaruit werd geparafraseerd of citaten werden gegeven alsof zij niet geheim waren.
Hoe hiermee werd omgegaan is terug te vinden in de gespreksverslagen.
De delegatie wijst er ten behoeve van deze discussie op artikel 68 van de Grondwet: De ministers en de staatssecretarissen geven de kamers elk afzonderlijk en in verenigde vergadering mondeling of schriftelijk de door een of meer leden verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van de staat.
Het recht op informatie van artikel 68 van de Grondwet is een belangrijk sterker recht dan het inlichtingenrecht dat de burger is gegeven in de Wet Openbaarheid van Bestuur. In het verkeer tussen regering en parlement horen WOB-normen dan ook geen rol te spelen.
Dit geldt in het bijzonder voor de persoonlijke politieke correspondentie tussen bewindslieden. Die kan uitermate belangrijke aanwijzingen opleveren voor het parlementaire onderzoek naar politieke gebeurtenissen.
Anders dan bij de WOB is het verder in laatste instantie de Kamer zelf die toetst of al dan niet terecht een beroep op het belang van de staat wordt gedaan. Dit geldt voor alle onderwerpen van overheidshandelen van de staat.
Het dilemma, of de Kamer er ten principale goed aan doet geheime documenten/gegevens aan te nemen, verdient nadere discussie. De Kamer behandelt (in principe en uit principe) zaken in het openbaar. Geheimen kunnen niet openbaar besproken worden maar beïnvloeden – voor degenen die er van kennisnemen – toch mede de meningsvorming over de publieke zaak zonder dat daar publiek verantwoording over kan worden afgelegd. Anderzijds moet soms gevreesd worden dat over een bepaalde aangelegenheid geen juiste mening gevormd kan worden zonder kennis te nemen van gegevens die alleen vertrouwelijk ter beschikking zijn gesteld. (25 080, nr. 15, blz. 5, 3 juni 1997).
Parlementaire enquête vliegramp Bijlmermeer
De Kamer moet de mogelijkheid krijgen met ambtelijke diensten contact te leggen met het oog op het verzamelen van informatie om de kennis van de leden van de Kamer te verbreden en te verdiepen. (22 241, nr. 9, blz. 405, 22 april 1999).
Tenzij de ministerraad anders besluit, wordt evenwel van bescheiden, weergevende de behandeling van zaken ter vergadering van de ministerraad niet anders verstrekt dan een door de minister-president ondertekend uittreksel, vermeldende de in die raad gevallen beslissingen.
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De beperking van artikel 21 werd door de enquêtecommissie als bezwaar ervaren: doordat de notulen van de ministerraad niet konden worden ingezien, konden uitlatingen van bewindslieden niet geverifieerd worden. (17 817, nr. 17, blz. 19, 10 december 1984).
Tijdelijke commissie Besluitvorming Uitzendingen
Na overleg met de regering krijgt de tijdelijke commissie de beschikking over geobjectiveerde (dus niet tot personen herleidbare) samenvattingen van de notulen van de ministerraad. (26 454, nr. 19–20, blz. 498, 4 september 2000).
Met betrekking tot de notulen van de ministerraad van 11 juli 1995 wil de commissie opmerken dat deze vanwege plaatsing op het internet in de versie die op de site van Nova is te vinden, inmiddels deel uitmaken van het publieke domein. De regering heeft niet bewilligd in een verzoek van de commissie om de betreffende notulen zelf full text aan de commissie ter beschikking te stellen. (28 506, nr. 3, blz. 15, 27 januari 2003).
Wanneer de commissie nodig acht buiten Nederland verblijf houdende personen als getuigen of deskundigen te horen, kan zij van de vragen, waarop antwoord wordt verlangd, in geschrifte mededeling doen aan het betrokken ministerie, dat de voldoening daaraan bevordert.
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De Wet op de parlementaire enquête leidt er toe dat getuigen buiten Nederland niet steeds onder ede kunnen worden gehoord. (17 817, nr. 17, blz. 16, 10 januari 1984).
Behalve in het geval van artikel 25 kunnen nimmer verklaringen voor een commissie, of op haar vordering afgelegd, als bewijs in rechte gelden, hetzij tegen degene door wie zij afgelegd zijn, hetzij tegen derden.
Enquêtecommissie Bouwsubsidies
Een van de overwegingen die leidden tot het kiezen van het instrument parlementaire enquête was dat volgens artikel 24 WPE verklaringen voor een enquêtecommissie afgelegd nimmer als bewijs in rechte kunnen gelden. Dit biedt getuigen, die ook in een strafrechtelijk onderzoek betrokken zijn een bescherming die een gewoon parlementair onderzoek niet kan bieden. (19 623, nr. 30, blz. 11, 8 maart 1988).
De commissie werd geconfronteerd met een getuige die, vanwege zijn verklaring onder ede, in problemen van rechtspositionele aard kon komen. De commissie betwijfelt of artikel 24 hier wel voldoende rechtsbescherming biedt. Het verdient aanbeveling hiervoor een regeling te treffen. (26 241, nr. 10, blz. 26–27, 22 april 1999).
De getuigen en deskundigen ontvangen op hun daartoe strekkend verzoek schadeloosstelling, door de commissie op vertoon van de schriftelijke oproeping of de akte ten dagvaarding, te begroten overeenkomstig het bepaalde omtrent getuigen en deskundigen krachtens artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken.
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De Wet op de parlementaire enquête laat geen ruimte voor het vergoeden van kosten die getuigen hebben moeten maken voor het verschaffen van inlichtingen aan de enquêtecommissie. (17 817, nr. 17, blz. 20, 10 december 1984).
De Kamer of de verenigde vergadering der Staten-Generaal stelt een raming vast van de kosten, welke naar haar oordeel voor het onderzoek in een bepaald jaar vereist zijn. Zij brengt deze te Onzer kennis. Wij dienen vervolgens een voorstel van wet in tot verhoging van de rijksbegroting.
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Bij het geven van een onderzoeksopdracht moet de Kamer er rekening mee houden dat een onderzoek naar feiten, die zich meer dan 5 à 10 jaar tevoren hebben afgespeeld, disproportioneel veel tijd vergen ook omdat relevante stukken en getuigen steeds moeilijker te vinden zijn. (17 817, nr. 17, blz. 62, 10 december 1984).
Een enquêtecommissie is pas gerechtigd financiële verplichtingen aan te gaan vanaf het moment dat de begroting van de enquêtecommissie door de Tweede Kamer is vastgesteld. De commissie beveelt aan om vanaf het moment van het besluit tot instelling van een enquêtecommissie een voorlopige voorziening te treffen die het aangaan van financiële verplichtingen mogelijk maakt. (26 241, nr. 10, blz. 8 en 26, 22 april 1999).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
Het is de commissie gebleken dat bij een complex onderzoek als het onderhavige pas enige tijd na aanvang van het onderzoek een enigszins betrouwbare inschatting van de voor het onderzoek noodzakelijke tijd kan worden gemaakt. Om deze reden beveelt de commissie aan dat de Tweede Kamer in het vervolg bij opdrachtverlening tot het verrichten van wat complexere onderzoeken geen termijn meer stelt, anders dan dat zij de onderzoekscommissie verzoekt om binnen een per onderzoek nader af te spreken termijn aan de Tweede Kamer een onderbouwd voorstel voor de duur van het onderzoek voor te leggen. (26 454, nr. 8, blz. 498, 4 september 2000).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
Bij het maken van de schatting van de benodigde tijd speelt mede een rol de omvang van de staf. Een eerste schatting hiervan kan direct na aanvang van het onderzoek worden gemaakt. In dat stadium kan worden volstaan met een beperkte omvang. Nadat de Tweede Kamer heeft beslist over de tijdsduur van het onderzoek kan de precieze omvang worden bepaald. (26 454, nr. 8, blz. 498, 4 september 2000).
Na de beëindiging van het onderzoek van een door haar ingestelde commissie besluit de Kamer of de verenigde vergadering, dat de processen verbaal en de overige bescheiden van het onderzoek worden vernietigd, dan wel gedurende een door haar te bepalen periode worden bewaard in het archief van de Kamer of in het Rijksarchief.
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
De Kamer dient een eenvormig stelsel van archivering te ontwikkelen. (17 817, nr. 17, blz. 62, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Een eenduidiger regeling van de verplichting tot het overleggen van stukken en het openbaar maken van bijzondere belangen is gewenst. (17 817, nr. 17, blz. 62, 10 december 1984).
Enquête RSV (Rijn-Schelde-Verolme)
Er is een eenduidiger regeling voor het openbaar maken van stukken gewenst. (17 817, nr. 17, blz. 62, 10 december 1984).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
De tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen heeft goede ervaringen opgedaan met een systeem van elektronische gegevensverwerking in een database, waarin documentatie en onderzoeksresultaten integraal en interactief werden opgenomen. (26 454, nr. 8, blz. 498, 4 september 2000).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
Van overleg tussen regering en parlement moet altijd een verslag worden gemaakt dat zo mogelijk in een later stadium bij wederzijds goedvinden openbaar kan worden gemaakt. (26 454, nr. 8, blz. 495, 4 september 2000).
Tijdelijke commissie besluitvorming uitzendingen
Op korte termijn moeten op de ministeries afspraken worden gemaakt over de archivering en beschikbaarheid van e-mails. (26 454, nr. 8, blz. 498, 4 september 2000).
Bij de overdracht van het archief van de enquêtecommissie aan het Centraal archief van de Kamer zijn afspraken gemaakt over geheimverklaring van delen van het archief. (28 244, nr. 6, blz. 46, 12 december 2002).
Volgens het draaiboek onderzoek kan de Kamer er ook voor kiezen onderzoek uit te besteden aan derden. Deze derde draagt in een dergelijk geval de verantwoordelijkheid voor de uitkomsten van een onderzoek. De Kamer is dan alleen opdrachtgever voor het onderzoek. Het wetsvoorstel hoeft geen regeling te bevatten voor uitbesteed onderzoek dat niet onder de verantwoordelijkheid valt van de Kamer.
Een overzicht van door enquêtecommissies genoemde knelpunten is bijgevoegd als bijlage bij deze opdracht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29547-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.