nr. 98
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2007
Hierbij bied ik u ter kennisname aan het rapport «Evaluatie JOP-stage».1
In het «Besluit experimenten stageplaatsen voor jongeren in de WW»
(JOP-stage genoemd) is toegezegd dat een verslag over de uitvoeringspraktijk
en het standpunt over de voortzetting van dit besluit aan de Staten-Generaal
wordt gezonden.2
Bevindingen evaluatie
• Uit de evaluatie blijkt dat de JOP-stage, zelfs tijdens periode
van laagconjunctuur, slechts beperkt is gebruikt door jongeren met een WW-uitkering
in de periode november 2004–juli 2007. In totaal zijn aan circa 1000
jongeren (met WWB- of zonder uitkering) JOP-stages verleend door het CWI.
• Geïnterviewde jongeren gaven aan een proefplaatsing te prefereren
boven een JOP-stage, omdat er bij de proefplaatsing uitzicht moet bestaan
op een aansluitende dienstbetrekking.
Deze bevindingen zet ik in het licht van recente ontwikkelingen.
De WW-duur van jongeren is als gevolg van de wijzigingen in de WW van
oktober 2006 veelal korter dan voordien, waardoor een JOP-stage niet meer
opportuun is.
Daarnaast is in het coalitieakkoord afgesproken dat een leerwerkplicht
zal worden ingevoerd voor jongeren tot 27 jaar. Deze maatregel wordt samen
met de VNG uitgewerkt. Gemeenten zullen er voor zorgen dat jongeren niet meer
in de bijstand komen door hen een leer/werk-aanbod te doen.
De bevindingen van de evaluatie en bovengeschetste ontwikkelingen leiden
mij tot de conclusie, dat er voldoende instrumenten zijn om jongeren aan de
slag te helpen en dat het experiment JOP-stage dus niet verlengd hoeft te
worden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner