Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2018
Op verzoek van de vorige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een verkenning
uitgevoerd naar de bereidheid van branche organisaties van werkgevers om aan slachtoffers
van de beroepsziekte OPS een eenmalige financiële tegemoetkoming te verstrekken. De
verkenning is verricht door de heren Heerts en Van Kesteren. Recent hebben de verkenners
mij een eindrapportage toegezonden. Deze treft u als bijlage aan1.
OPS is een aandoening die het gevolg is van een te hoge blootstelling aan vluchtige
oplosmiddelen in het werk. Het gaat daarbij vooral om blootstellingen uit het verleden
die tegenwoordig niet meer voorkomen. Het persoonlijk leed dat de slachtoffers treft
en de soms jarenlange vergeefse strijd die zij hebben gevoerd voor een tegemoetkoming,
heeft enorm ingegrepen in de levens van betrokkenen en hun naasten.
Ik ben de verkenners zeer erkentelijk voor hun inzet om voor de OPS slachtoffers een
oplossing te vinden. De verkenners hebben uiteindelijk geconstateerd dat de branche
organisaties, waar in het verleden de hoogste blootstellingen voorkwamen, om uiteenlopende
redenen geen ruimte zagen aan het verzoek te voldoen, bijvoorbeeld omdat ondernemingen
die hun zaken destijds netjes op orde hadden dan moeten meebetalen aan zaken waar
zij geen aandeel in hadden. Ook speelde de angst voor precedentwerking een rol. De
verkenners hebben ook andere mogelijkheden verkend, wat de lange duur van de verkenning
verklaart. Ook alternatieve opties bleken evenwel uiteindelijk onvoldoende levensvatbaar.
Dat de verkenners uiteindelijk geen werkbare oplossing hebben gevonden die voorziet
in een financiële tegemoetkoming van werkgevers aan de OPS-slachtoffers, vind ik zeer
betreurenswaardig, juist gezien het leed dat de slachtoffers treft. Werkgevers zijn
primair verantwoordelijk voor de bescherming van werknemers tegen veiligheids- en
gezondheidsrisico’s op het werk, in dit geval risico’s als gevolg van de blootstelling
aan schadelijke stoffen. Om die reden zijn verkenners gevraagd werkgevers te bewegen
te komen tot een financiële tegemoetkoming.
De conclusie die de verkenners hebben moeten trekken dat er geen andere mogelijkheid
resteert dan dat de overheid in de financiële tegemoetkoming voorziet, staat haaks
op de verantwoordelijkheidsverdeling die wij kennen.
Ik acht deze optie niet voor de hand liggend omdat de overheid dan de verantwoordelijkheid
van werkgevers voor de gevolgen van nadelige arbeidsomstandigheden op zich zou nemen.
Door de mogelijke precedentwerking is dat mijns inziens onwenselijk.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark