29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 842 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juli 2018

Zoals iedere zomer studeren er de komende maanden vele duizenden jongeren af en stromen zij richting de arbeidsmarkt. In de overgang van onderwijs naar werk gaat een deel aan de slag als stagiair. Een stage na opleiding kan helpen voor het vinden van een passende baan door het ontwikkelen van vaardigheden en het opbouwen van relevant werkervaring en een professioneel netwerk. Voorwaarde is wel dat de spelregels van de stage worden gerespecteerd en dat er bij stage geen sprake is van verkapt werk. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 1 december 2016 is er een onderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in de omvang en functie van stage na opleiding en om te achterhalen in welke sectoren er veel stage wordt gelopen.1

Het onderzoek laat zien dat een stage na de opleiding met name in een aantal branches voorkomt en meestal een nuttige opstap is om in die branches aan het werk te gaan. Tegelijkertijd signaleert het onderzoek dat er in veel gevallen een dunne grens is tussen een echte stage en regulier werk. In deze brief ga ik verder in op de uitkomsten van het onderzoek en roep ik branches met veel stageplaatsen op om maatregelen te nemen om stagemisbruik te voorkomen. In het geval van stagemisbruik blijven stappen in de handhaving het sluitstuk. Bijgaande bij deze brief ontvangt u ook het onderzoek zelf2.

Stage na opleiding is met name een sectoraal fenomeen...

De aanleiding voor het onderzoek was het beperkte zicht op het fenomeen van stage na opleiding. Behalve meldingen over stagemisbruik die bij de Inspectie SZW en het meldpunt FNV Jong binnenkomen, was tot nu toe onvoldoende duidelijk op welke schaal en in welke branches stages na opleiding voorkomen.

Bijgaande onderzoek laat zien dat in vergelijking met stages tijdens de opleiding er na afstuderen relatief weinig stage wordt gelopen. Slechts een van de tien stages vond na afstuderen plaats. Daarnaast valt op dat niet in alle sectoren en branches stages na opleiding gebruikelijk zijn. Afgezet tegen de totale werkgelegenheid in de branche vallen met name de «geestelijke gezondheids- en verslavingszorg» en in de sector advisering en dienstverlening de branches «research», «architecten en ingenieurs» en «reclame en design» op vanwege het relatief hoge aandeel stages na opleiding. Hoewel een hoog aandeel stages nog niet betekent dat er sprake is van stagemisbruik kan worden geconstateerd dat deze branches, met uitzondering van «research», overeenkomen met de branches waaruit de Inspectie SZW en FNV Jong de meeste meldingen van vermeend stagemisbruik ontvingen.3

...dat voor veel afgestudeerden een nuttige opstap is richting werk...

Voor het merendeel van de respondenten heeft de stage positief bijgedragen aan een betere positie op de arbeidsmarkt doordat relevante werkervaring is opgedaan, kennis en vaardigheden zijn vergroot en het professionele netwerk is uitgebreid. Maar liefst 61% heeft door de stage een betaalde baan gevonden en bij 31% heeft de stage geholpen bij het vinden van een vervolgopleiding. Op het moment van onderzoek was een derde in dienst bij het stagebedrijf, ruim een derde aan het werk bij een andere werkgever en was de rest gestart met een vervolgopleiding of nog bezig met de stage. Van de respondenten was 5% momenteel nog op zoek naar een baan of vervolgstageplek.

...maar waarbij kenmerken van stage en regulier werk door elkaar lopen...

Een mogelijke keerzijde kan zijn dat een stageplaats niet is te onderscheiden van een betaalde (starters)functie en er in feite sprake zou moeten zijn van een arbeidsovereenkomst. Bij een stage moeten de activiteiten bij uitstek gericht zijn op leren en zijn werkzaamheden van additionele aard. Stagiairs die feitelijk arbeid verrichten hebben recht op een bijbehorende beloning. Daarnaast leidt stagemisbruik tot verdringing van betaald werk.

Indicatoren die in het onderzoek in de richting van regulier werk wijzen zijn de uitkomsten dat bij 55% van de stagiairs de focus niet op leren maar op werken lag, 51% het idee had dat ze een werkplek innamen die normaal gesproken door een betaalde werknemer zou worden bezet en dat volgens 32% in feite sprake was van een reguliere baan. De uitkomst dat 75% het idee had dat ze eigenlijk hetzelfde werk als reguliere medewerkers doen, hoeft echter niet direct in de richting van stagemisbruik te wijzen. Tijdens een stage kan een stagiair wel in beperkte mate reguliere werkzaamheden uitvoeren als onderdeel van de stage, zolang het leeraspect voorop staat en voldoende begeleiding wordt geboden. Naast de signalen die wijzen in de richting van regulier werk, zijn er ook indicaties die passen bij stages. Van de respondenten was 74% van mening dat er voldoende begeleiding werd geboden en de stage aantoonbare leerervaring heeft opgeleverd. Volgens twee op de vijf respondenten was er deels sprake van werk en deels sprake van stage.

Het onderzoek laat zien dat er in veel gevallen sprake is van een stage waarin leren en werken samengingen. Het onderzoek biedt echter geen uitsluitsel of in deze gevallen het accent te veel komt te liggen op het verrichten van productieve werkzaamheden en er sprake is van stagemisbruik. Het onderzoek is uitsluitend gebaseerd op opvattingen van de stagiairs. Om vast te stellen of er sprake is van een dienstbetrekking waarvoor WML moet worden betaald, onderzoekt de Inspectie meldingen waarbij het geheel van feiten en omstandigheden wordt meegewogen. Zoals door mijn voorganger reeds is aangegeven, is de bereidheid onder stagiairs om bij misbruik melding bij de Inspectie SZW te doen beperkt.4 Alle ontvangen meldingen worden door de Inspectie SZW beoordeeld en kunnen leiden tot een onderzoek. Hoewel anonieme meldingen bijdragen aan het beeld van de situatie bij een werkgever of in een branche en daarmee aan de risico-analyse van de Inspectie, kunnen alleen niet-anonieme meldingen leiden tot WML-onderzoek.

... en het helpt als de stagiair hierover zelf een signaal afgeeft

Het onderzoek laat zien dat stagiairs zelf ook een rol kunnen spelen om tot een passende invulling van de stage te komen. Een aanzienlijk deel van de stagiairs dat aangeeft dat er (gedeeltelijk) sprake zou kunnen zijn van regulier werk, is hierover het gesprek aangegaan met de werkgever. In de meeste gevallen heeft dit geleid tot aanpassing van de stage, de verbetering van de begeleiding of zelfs tot omzetting van de stage in een betaalde baan. Slechts in 5% van de gevallen heeft een gesprek met de werkgever niets opgeleverd. Dit laat zien dat stagemisbruik niet altijd met opzet plaatsvindt of dat er wellicht vaker dan gedacht ruimte is om een stage op een passende manier in te vullen. Uiteraard neemt dit niet weg dat in sommige gevallen opzettelijk stagemisbruik voorkomt. Daar waar werkgevers niet weten, wordt ingezet op voorlichting en gesprekken; daar waar werkgevers niet willen, op toezicht en handhaving.

Vervolg

Over het algemeen vervullen stages een nuttige rol in de overgang van onderwijs naar werk. Het helpt jongeren om vaardigheden op te doen en hun professionele netwerk uit te breiden. Het lopen van een stage na afstuderen kan nuttig zijn, maar alleen als het leeraspect voorop staat en voldoende begeleiding wordt geboden. Een stage mag geen verkapte proefperiode zijn. Stagemisbruik is ontoelaatbaar. Meldingen van stagemisbruik kunnen voor de Inspectie SZW aanleiding zijn voor onderzoek en als er sprake is van overtreding van de WML, kan dit leiden tot boetes. Handhaving blijft het sluitstuk om stagemisbruik terug te dringen.

Voor de groep werkgevers die onbewust niet aan de criteria van een stage voldoet, zal in de eerste plaats betere informatievoorziening tot meer bewustwording moeten leiden. Deze suggestie wordt ook door de respondenten van het onderzoek gedaan. Werkgevers- en werknemersorganisaties hebben hierbij een belangrijke rol om ervoor te zorgen dat jongeren een eerlijke start op de arbeidsmarkt krijgen. Aangezien stages na opleiding met name in een aantal branches voorkomen, roep ik brancheorganisaties, beroepsverenigingen en sectorale sociale partners op om te stimuleren dat in die branches stages op een passende manier worden ingevuld. Hierbij kan gedacht worden aan het vastleggen van afspraken in de cao, betere informatievoorziening of het beschikbaar stellen van hulpmiddelen zoals voorbeeldleerplannen aan stagebedrijven en stagiairs. Wanneer het leeraspect onvoldoende voorop staat kan het gesprek tussen de stagiair en het bedrijf worden gestimuleerd om passende afspraken te maken over de invulling van de stage.

Vanuit de rijksoverheid wordt deze partijen ondersteuning geboden door het samenstellen van een informatiepakket over de regels rondom stage, het delen van goede voorbeelden van een passende invulling van stage na opleiding5en het vergroten van de bekendheid van het meldpunt van de Inspectie SZW. Extra aandacht wordt besteed aan de GGZ-sector. Dit onderzoek onderbouwt eerdere signalen dat stage na opleiding op grote schaal voorkomt in deze sector. Hoewel dit onderzoek alleen indicatoren van vermeend stagemisbruik laat zien, valt deze sector ook op in meldingen die binnenkomen bij de Inspectie SZW en FNV Jong en eerder onderzoek onder startende psychologen en orthopedagogen.6

De Inspectie SZW en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd hebben ten tijde van een onderzoek naar een specifieke GGZ-instelling signalen uitgewisseld waarmee de basis is gelegd voor verdere samenwerking. Daarnaast is in het «Onderhandelaarsakkoord GGZ 2019 t/m 2022» dat het Ministerie van VWS op 3 juli jl. met partijen uit de GGZ heeft gesloten, afgesproken dat partijen zich in zullen zetten voor een directe aansluiting tussen de universitaire psychologische opleidingen en de vervolgopleiding tot GZ-psycholoog.7 Hierdoor zullen psychologen in opleiding in toekomst meer ervaring en kwalificaties opdoen voordat ze als behandelaar in de praktijk worden ingezet en zal het behoefte aan stage- of werkervaringsplekken naar verwachting afnemen. Het realiseren van een goede verhouding tussen het aantal initiële, universitaire opleidingsplaatsen voor psychologen en pedagogen en het aantal opleidingsplaatsen voor de vervolgopleiding tot GZ-psycholoog is in dit kader een belangrijk aandachtspunt. Daarnaast is in hetzelfde akkoord afgesproken dat partijen zullen zorgen voor de juiste beloning van professionals werkzaam in de GGZ.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstuk 29 544, nr. 759.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

In de Kamerbrief van 1 december 2016 (Kamerstuk 29 544, nr. 759) worden GGZ, architectuur en communicatie/marketing genoemd als branches waaruit opvallend meer signalen van stagemisbruik worden ontvangen.

X Noot
4

Kamerstuk 29 544, nr. 712; Kamerstuk 29 544, nr. 759.

X Noot
5

Zoals toegezegd tijdens het AO Handhaving van 29 november 2017 op verzoek van lid Raemakers (Kamerstukken 25 883 en 17 050, nr. 312).

X Noot
7

Kamerstuk 25 424, nr. 419.

Naar boven