29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 666 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2015

In de motie Voortman (GL)1 is verzocht om een onderzoek naar een gedeeltelijke collectieve loondoorbetaling bij ziekte. Naar aanleiding van de motie heb ik het Centraal Planbureau (CPB) verzocht deze variant door te rekenen. Het gaat hierbij om de variant waarbij de loondoorbetaling voor kleine werkgevers na 6 maanden collectief wordt en voor het Midden en Klein Bedrijf (MKB) na 1 jaar. Hierbij ontvangt u de doorrekening van het CPB2.

Het CPB schetst de effecten op de kosten voor werkgevers, de overheidsfinanciën en de structurele werkgelegenheid. Het CPB raamt dat het collectiviseren van de loondoorbetalingsperiode conform de variant uit de motie Voortman, per saldo leidt tot verzwaring van de structurele werkgeverslasten (€ 0,6 miljard), lagere structurele werkgelegenheid (0,1%) en hogere structurele overheidsuitgaven (€ 1,3 miljard).

Ik heb tijdens het Algemeen Overleg Arbeidsongeschiktheid met de vaste kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 oktober jongstleden toegezegd, om in het voorjaar 2016 een brief aan uw Kamer te sturen waarin ik de door het kabinet voorgestelde variant (collectiviseren tweede jaar loondoorbetaling voor kleine werkgevers, inclusief opt-out) uitwerk. Ook heb ik tijdens dit Algemeen Overleg aangegeven alternatieve varianten te bekijken. Hierbij zal ik de doorrekening van het CPB van de variant uit de motie Voortman betrekken.

Voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontvangt u een brief met de tussenstand.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstukken TK 2014–2015, 29 544, nr. 633.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven