29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 392 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 april 2012

Tijdens de Regeling van Werkzaamheden op 11 april jl. heeft de heer Klaver (GL) de Ministers van EL&I en SZW verzocht een banenplan te sturen, nog voor het Algemeen overleg Europa dat op 19 april a.s. plaatsvindt. Ik stuur u hierbij mijn reactie, mede namens de minister van EL&I.

De regeringsleiders hebben tijdens de informele Europese Raad van 30 januari jl. aangegeven dat doortastende maatregelen nodig zijn om de arbeidsparticipatie in 2020 op 75% (netto arbeidsparticipatie 20–64 jaar van minimaal 1 uur per week) te brengen. De daarbij vastgestelde richtsnoeren beogen de lidstaten specifieke sturing te bieden, met name wat betreft jeugdwerkloosheid en de opstelling van hun nationale banenplannen in het kader van hun Nationale Hervormingsprogramma’s (NHP).

De Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSB) van 17 februari jl. heeft de conclusie van de regeringsleiders nader gespecificeerd door aan te geven dat de NHP’s concrete maatregelen moet bevatten om mensen aan het werk te houden en banen te scheppen.

Voor Nederland zet het kabinet, zoals overeengekomen in het Regeerakkoord, in op groei van werkgelegenheid. Bij het doorrekenen van de beleidsmaatregelen in het Regeerakkoorden kwam het CPB tot een positief structureel werkgelegenheidseffect van 1,1%. Daarbij is ook de inzet van het kabinet voor het op orde brengen van de overheidsfinanciën van groot belang voor het behoud van werkgelegenheid. Een oplopende staatsschuld ondermijnt het vertrouwen van de financiële markten in Nederland, impliceert hogere rentekosten en dus op termijn meer bezuinigingen en lastenverzwaringen. De bijbehorende negatieve effecten op de werkgelegenheid en slechtere concurrentiepositie dienen tot iedere prijs voorkomen te worden.

In het NHP zijn de initiatieven van het kabinet nader uitgewerkt, waarbij uitgebreid aandacht is besteed aan de arbeidsmarkt. Uw Kamer heeft het NHP op 2 april jl. ontvangen (Kamerstukken II, 21 501-20 nr. 627). Hoofdlijn daarvan is het bevorderen van de werkgelegenheid in brede zin. Het kabinet ziet de uitwerking van de Regeerakkoordmaatregelen in het NHP als invulling van het gevraagde banenplan. Tot het introduceren van aparte banenplannen (voor doelgroepen of sectoren) bestaat naar het oordeel van het kabinet geen noodzaak.

In het NHP is opgenomen dat Nederland in het kader van de Europa 2020-strategie inzet op een verhoging van de bruto arbeidsparticipatie naar 80% in 2020. Nederland voldoet aan het streefcijfer dat Europa hanteert en heeft daarom een eigen norm vastgesteld. In EU-27 verband staat Nederland in de kopgroep van landen met de hoogste arbeidsparticipatie. De keuze voor een doelstelling in termen van bruto arbeidsparticipatie betekent dat primair is gekozen voor het versterken van het arbeidsaanbod. Om deze arbeidsparticipatiedoelstelling te bereiken worden diverse hervormingen in gang gezet die eraan bijdragen dat iedereen zo veel mogelijk naar vermogen kan participeren. Het verhogen van de pensioenleeftijd leidt er toe dat ouderen langer doorwerken en dus langer voor de arbeidsmarkt behouden blijven. De Wet Werken naar Vermogen maakt het voor grote groepen mensen aantrekkelijker zich aan te bieden op de arbeidsmarkt. Door loondispensatie wordt bovendien het aanbod van mensen met een productiviteit die lager ligt dan het minimumloon voor de arbeidsmarkt ontsloten. Het vitaliteitspakket stelt werknemers in staat langer en in goede gezondheid door te werken.

Nederland heeft samen met Duitsland en Oostenrijk de laagste jeugdwerkloosheid van de EU-27. Om vroegtijdige uitval van jongeren op de arbeidsmarkt te voorkomen zijn er voor jongeren met een verhoogde kans op uitval plusvoorzieningen en zorgadvies teams geïntroduceerd. De intensieve aanpak van voortijdig schoolverlaten werpt zijn vruchten af. In tien jaar tijd is het aantal leerlingen zonder startkwalificatie bijna gehalveerd van 71 000 in 2002 naar 38 600 in het schooljaar 2010–2011. Daarnaast worden er in de komende jaren extra maatregelen getroffen om de doelstelling van maximaal 25 000 voortijdig school verlaters in 2016 te behalen.

Behalve het voorkomen van voortijdig schooluitval is het beter laten aansluiten van het onderwijsaanbod op de arbeidsmarkt ook een belangrijk onderdeel van de Nederlandse aanpak, onder ander door toeleiding richting tekortsectoren, m.n. de techniek (Platform Beta Techniek/Masterplan Beta en Technologie).

Ook het bedrijfslevenbeleid draagt op meerdere fronten bij aan het veiligstellen van banen voor de toekomst.

Uitgangspunt bij de beschreven maatregelen is steeds de eigen verantwoordelijkheid. De krimp van de beroepsbevolking en de toename van het aantal ouderen maken langer doorwerken noodzakelijk. Het is belangrijk dat werkgevers en werknemers streven naar duurzame inzetbaarheid en dat werknemers zich kunnen blijven ontwikkelen.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp

Naar boven