Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 februari 2012
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid vraagt mij bij brief van
2 februari jl. een reactie te geven op het vonnis van de kantonrechter te Zutphen
van 18 januari 2012, alsmede op een artikel dat naar aanleiding daarvan is verschenen.
De commissie vraagt mij wat de gevolgen van deze uitspraak zijn voor de (voorlichting
over) de Regeling dienstverlening aan huis (hierna: de Regeling).
In deze uitspraak stelt de kantonrechter vast dat er geen arbeidsovereenkomst bestaat
tussen de thuiszorginstelling als bemiddelende organisatie en de alphahulp. De kantonrechter
stelt wel vast dat er een arbeidsovereenkomst bestaat tussen de alphahulp en haar
cliënt, namelijk een arbeidsovereenkomst met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden
van huishoudelijke aard.
De kantonrechter veroordeelt de thuiszorginstelling tot betaling van het loon over
de eerste zes weken van ziekte. De reden hiervoor is – aldus de kantonrechter – de
driepartijenovereenkomst, de «bemiddelingsservice-overeenkomst» tussen cliënt, alphahulp
en thuiszorginstelling. Daaruit blijkt dat de bemiddelende instantie voor zowel de
alphahulp als de cliënten optrad als kassier en namens cliënten ook het «gewone loon»
uitbetaalde. De thuiszorginstelling speelde haar rol naar aanleiding van een door
haar in het kader van een aanbesteding door de gemeente Harderwijk gegund contract,
genaamd «raamovereenkomst voor het leveren van hulp bij de huishouding in het kader
van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)». De kantonrechter constateert dat
de thuiszorginstelling de loondoorbetaling voor de zieke alphahulp bij de gemeente
had kunnen claimen. Dat zij dit niet heeft gedaan, moet volgens de kantonrechter voor
haar rekening en risico blijven.
De kantonrechter bevestigt met deze uitspraak het uitgangspunt in de Regeling dat
er tussen de alphahulp en de cliënt een arbeidsovereenkomst met betrekking tot het
verrichten van werkzaamheden van huishoudelijke aard bestaat. Ook bevestigt de kantonrechter
dat de alphahulp bij ziekte op grond van de Regeling recht op loondoorbetaling heeft
gedurende zes weken.
Op zich zijn deze onderdelen van de uitspraak niet verrassend. Het nieuwe aspect in
deze uitspraak is dat degene die de kassiersfunctie vervult, ook degene is die door
de werknemer kan worden aangesproken op naleving van die doorbetaling. De thuiszorginstelling
had als «kassier» de loondoorbetaling bij de gemeente Harderwijk op grond van bovengenoemde
raamovereenkomst kunnen claimen. Dat de thuiszorginstelling dat heeft nagelaten is
nu duidelijk voor rekening en risico van de thuiszorginstelling gebracht. Het is goed
deze uitspraak duidelijkheid biedt. Alle betrokken partijen (de cliënt, de alphahulp,
de thuiszorginstelling én de gemeente) weten nu waar ze aan toe zijn.
Het fenomeen «alphahulp» verschilt op dit (betalings)punt namelijk van andere arbeidsovereenkomsten
die onder de Regeling vallen. Gewoonlijk is er in zulke overeenkomsten geen verschil
tussen de werkgever/cliënt en de kassier. Juist bij de alphahulpen is er wel zo’n
onderscheid. Reden waarom daar ook een driepartijenovereenkomst als aanvulling op
de contractuele relaties wordt afgesloten.
Bij brief van 29 september 2011 (Kamerstukken II 2011/12, 29 544, nr. 339) heb ik uw Kamer toegezegd de voorlichting over de «Regeling dienstverlening aan
huis» te actualiseren. De teksten op de website Rijksoverheid.nl zijn inmiddels aangepast.
Ook in de toekomst zal met enige regelmaat actualisatie van de voorlichting plaatsvinden.
Deze uitspraak zal daarbij worden meegenomen. Voor de specifieke vorm van de alphahulpverlening
ligt, in het kader van de Wmo, een voorlichtende taak tegenover de cliënt bij de gemeente.
Die zal daar ook deze uitspraak bij moeten betrekken. De thuiszorginstellingen hebben
ook duidelijkheid gekregen met deze uitspraak over hun rol bij de loondoorbetaling.
De voorlichting aan hen zal worden overgelaten aan hun branche-organisaties, met name
Actiz en BTN.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp