29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 341 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2011

Mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport informeer ik u over de resultaten en opbrengsten van het Actieplan Jeugdwerkloosheid. Dit is de laatste voortgangsrapportage over het Actieplan. Na een overzicht van de resultaten, volgt informatie over de belangrijkste ontwikkelingen sinds de voortgangsrapportage van 29 april jl1. Voor de verschillende onderdelen van het Actieplan wordt ook aangegeven hoe diverse acties na 2011 in het reguliere beleid worden ingepast. Tot slot ga ik in op de evaluatie van de aanpak van het Actieplan. Het evaluatierapport is als bijlage bijgevoegd.2

Resultaten

  • Sinds de start van het Actieplan in september 2009 hebben de 30 arbeidsmarktregio’s circa 170 000 jongeren op de arbeidsmarkt geplaatst. Bijna de helft van deze jongeren had geen startkwalificatie. Circa 80% is geplaatst in een reguliere baan, circa 20% in een stage of leerwerkbaan.

  • In 2009 en 2010 zijn respectievelijk ca. 12 000 en 13 500 jongeren na het behalen van hun mbo-diploma een jaar langer op school gebleven om hun kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren.

  • Het aantal erkende leerbedrijven dat stageplaatsen en leerbanen aanbiedt aan mbo-studenten is bij aanvang van het schooljaar 2011–2012 met ruim 222 000 beter op peil dan bij aanvang van de crisis (stijging van meer dan 10%).

  • Het UWV WERKbedrijf heeft in oktober 2009 en oktober 2010 in totaal ca 220 jongerentrainees voor een jaar in dienst genomen met als taak om jongeren te begeleiden naar werk en/of opleiding. De trainees hebben vernieuwende ideeën ingebracht (vastgelegd in twee ideeënboeken, 2010 en 2011).

  • Sinds juni 2010 leveren Colo en het UWV WERKbedrijf aan de arbeidsmarktregio’s elk tertaal een actueel regionaal overzicht van het aanbod van stage- en leerbanen en de ontwikkelingen rond jeugdwerkloosheid.

  • Voor kwetsbare jongen zijn «plusvoorzieningen» ontwikkeld en MKB/MO-pilots uitgevoerd. Ook is de Handreiking «interventies kwetsbare jongeren» uitgebracht.

  • Zowel op landelijk als op regionaal niveau heeft het Actieplan tot waardevolle samenwerkingsverbanden geleid. De regionale infrastructuur is versterkt en er is meer aandacht gekomen voor een integrale werkgeversdienstverlening en de aansluiting in de keten zorg- onderwijs-arbeidsmarkt.

  • De werkende elementen van de aanpak van het Actieplan Jeugdwerkloosheid en de succesvolle aanpakken in de regio’s zijn met de Estafette en de evaluatie van het Actieplan in beeld gebracht. Succesvolle aanpakken zijn beschreven en verspreid via de publicatie «Estafette, succesvolle aanpakken jeugdwerkloosheid».

Ontwikkeling jeugdwerkloosheid

De daling van de jeugdwerkloosheid (15–26 jaar) in 2010, heeft zich in 2011 niet onverkort voortgezet. In het eerste en tweede kwartaal van 2011 ligt het niveau van de jeugdwerkloosheid op 9,1 % ten opzichte van 8,6% in het vierde kwartaal 2010. Het niveau van de jeugdwerkloosheid is nog altijd fors lager dan op het hoogste punt in 2010 (135 000, 11,6%, in het 1e kwartaal 2010).

De stijging in het eerste kwartaal 2011 lijkt toe te schrijven aan seizoensinvloeden. De voor seizoen gecorrigeerde cijfers (15–24 jaar) laten in de eerste maanden van 2011 een verdere daling van de jeugdwerkloosheid zien. Vanaf mei is de voor het seizoen gecorrigeerde jeugdwerkloosheid echter gestegen, vooral in de maand juli. Deze stijging is vanwege de grotere conjunctuurgevoeligheid van de jeugdwerkloosheid sterker dan de stijging van de gemiddelde werkloosheid (15–64 jaar) in die periode.

Op grond van de recente stijging kan nog niet gesproken worden van een omslag. Het kabinet houdt de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten.

De jeugdwerkloosheid (15–24 jaar) in Nederland blijft tot de laagste in Europa behoren. De Nederlandse jeugdwerkloosheid ligt per juli 2011 met 7,5% (internationale definitie) beduidend onder de gemiddelde jeugdwerkloosheid in Europa van 20,5% en onder de jeugdwerkloosheid in Oostenrijk (7,8%), Duitsland (9,5%) en landen als Spanje (46,2%) en Italië (27,6%). Bijlage 2 bij deze rapportage bevat een overzicht van kwantitatieve gegevens rondom jeugdwerkloosheid.2

Convenanten met de regio’s

In het eerste tertaal van 2011 hebben de dertig regio’s bijna 33 500 jongeren geplaatst op een baan, leerwerkbaan of stage. Dit is iets minder (3,7%) dan in het vorige tertaal. Sinds de start van het Actieplan is het aantal plaatsingen redelijk stabiel gebleven. In vijf tertalen zijn in totaal ruim 170 000 jongeren geplaatst, waarvan 80% op een reguliere baan en 20% op een stage of leerwerkbaan (bijlage 3 bevat een overzicht).2 Bijna de helft van de jongeren had op het moment van plaatsing geen startkwalificatie. Dat betekent dat ook veel kwetsbare jongeren bereikt zijn.

Tot eind 2011 loopt de uitvoering van de afspraken met de regio’s door, zoals vastgelegd in de convenanten. De VNG heeft aangegeven in ieder geval dit jaar door te gaan met het organiseren van Leercirkels, waarin vertegenwoordigers van de 30 regio’s kennis en ervaring uitwisselen over de aanpak van jeugdwerkloosheid. Ook na 2011 zal een aantal van de door de regio’s in gang gezette activiteiten doorlopen. Veel regio’s hebben aangegeven de meerwaarde te zien van de samenwerking; zij willen de versterkte regionale infrastructuur en andere opbrengsten op dit terrein blijven benutten.

School Ex Programma

Hoewel het School Ex Programma inmiddels is afgelopen, zijn in 2011 de kernonderdelen (registratie toekomstwensen, opleidingsadvies) van het School Ex Programma door veel mbo-instellingen voortgezet. Ook het UWV WERKbedrijf heeft dit jaar nog scholen bezocht en groepen schoolverlaters geïnformeerd over hun toekomstmogelijkheden op de arbeidsmarkt.

Een aantal mbo-instellingen heeft in samenwerking met regionale partijen de kernonderdelen van het School Ex Programma verbreed om een goede aansluiting van mbo-gediplomeerden op de arbeidsmarkt of vervolgopleiding te realiseren. Een voorbeeld hiervan is het project «The key 2 your future» waarin ROC Aventus o.a. hbo-instellingen, UWV en werkgevers heeft samengebracht om in de regio Stedendriehoek mbo-examenkandidaten zo naadloos mogelijk te begeleiden naar een geschikte vervolgopleiding of baan. Vervolgens vergewist ROC Aventus zich ervan of de gediplomeerde daadwerkelijk start in het verkozen vervolgtraject.

Als vervolg op het School Ex Programma is door het UWV WERKbedrijf in samenwerking met Colo, MBO Raad en mbo-instellingen een digitaal lespakket ontwikkeld. De MBO Raad en het UWV WERKbedrijf zullen er zorg voor dragen dat het lespakket de komende jaren wordt gebruikt door mbo-instellingen, als onderdeel van de loopbaanoriëntatie en -begeleiding van mbo-studenten.

De MBO Raad blijft bovendien via zijn nieuwsbrieven mbo-instellingen informeren over actualiteiten, goede praktijkvoorbeelden en wederzijdse resultaten van het vervolg op het School Ex Programma.

Stage-, leerbanen- en matchingsoffensief

Uit de meest recente Colo Barometer komt naar voren dat bij aanvang van het schooljaar 2011–2012 het landelijke aanbod aan bpv-plaatsen (beroepspraktijkvorming: stageplaatsen en leerbanen voor mbo-studenten) in vrijwel alle sectoren toereikend is. Een aantal eerdere knelpunten – zoals in de zorg voor mbo niveau 2 – is opgelost doordat partijen in de uitvoeringspraktijk (mbo-instellingen, kenniscentra en leerbedrijven) efficiënter omgaan met het beschikbare potentieel aan bpv-plaatsen.

In die regio’s waarin de leerbedrijven voor bepaalde opleidingen – zoals voor de sectoren transport en logistiek, installatiebranche, autocarrosserie en afbouw – terughoudend blijven met het aanbieden van stageplaatsen en leerbanen, zullen Colo en de kenniscentra zich ook in 2012 onverminderd blijven inzetten om een zo groot mogelijk aanbod te realiseren. Voor een uitgebreid actueel overzicht van de stage- en leerbanenmarkt in de zes te onderscheiden hoofdregio's, verwijs ik u naar bijlage 2 bij deze brief.

Colo en UWV WERKbedrijf gaan de komende jaren door met het uitbrengen van de regionale basiscijfers voor de 30 arbeidsmarktregio’s over de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid en de kansen en bedreigingen op stage- en leerbanenmarkt. Inmiddels wordt door steeds meer regio’s bij de vormgeving van hun arbeidsmarktbeleid gebruik gemaakt van deze op de regio toegesneden basiscijfers.

De kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven blijven in het kader van hun wettelijke taakuitoefening ook na 2011 regionale adviseurs inzetten in de dertig arbeidsmarktregio’s om de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt te verbeteren. Hierbij gaat het onder andere om het tijdig en adequaat oplossen van knelpunten met betrekking tot het aanbod van stageplaatsen en leerbanen.

De verbeterde functionaliteiten van de matchingwebsite Stagemarkt.nl, zoals de opname van bedrijfsprofielen en actuele vacaturemelding, blijven na 2011 beschikbaar voor mbo-studenten en mbo-instellingen.

De dit jaar door de jongerentrainees van het UWV WERKbedrijf ontwikkelde ideeën voor de begeleiding van jongeren, zijn onlangs gebundeld in het Ideeënboek 2011 en breed beschikbaar gesteld. Veel van de ideeën zijn uitgevoerd en een aantal wordt toegepast in de reguliere dienstverlening. Vooral die zaken die het UWV WERKbedrijf helpen om de E-dienstverlening aan jongeren vorm te geven, hebben daarbij de aandacht.

Kwetsbare jongeren

In 2010 is, op basis van regionale plannen, een impuls van in totaal € 3 miljoen aan de regio’s ter beschikking gesteld om de samenwerking tussen zorg, onderwijs en arbeidsmarkt te versterken. De regio’s hebben met deze middelen vooral geïnvesteerd in het vergroten van het dienstverleningsaanbod aan jongeren (waardoor onder andere wachtlijsten zijn verkort) en in het verlenen van subsidies om drempels die het leveren van ondersteuning of zorg in de weg staan te slechten. Een aantal regio’s geeft aan de opbrengsten te willen borgen via de regionale werkschool.

Vanuit het Actieplan zijn jaarlijks middelen ingezet voor het ontwikkelen van plusvoorzieningen voor overbelaste jongeren die cognitief wel de vaardigheden hebben om een startkwalificatie te behalen, maar door een opeenstapeling van niet-schoolse problemen het onderwijs voortijdig dreigen te verlaten. Vanaf 2012 stelt het kabinet structureel € 30 miljoen beschikbaar voor de continuering van de plusvoorzieningen. Deze zullen vanaf het schooljaar 2012–2013 integraal deel uitmaken van het nieuwe instrumentarium voor voortijdig schoolverlaten, waarbij rekening zal worden gehouden met de uitkomsten van de evaluatie naar de plusvoorzieningen die begin 2012 wordt afgerond.

Eind 2011 lopen de pilots MKB-MO af. In deze pilots wordt gekeken welke instrumenten en middelen jeugdzorgmedewerkers kunnen inzetten om jongeren op weg te helpen bij het vinden van passend werk. Begin 2012 worden de resultaten verspreid onder de leden van Jeugdzorg Nederland en de partners van de pilots. Doordat de pilots MKB-MO worden uitgevoerd door de branchevereniging van jeugdzorginstellingen, Jeugdzorg Nederland voorheen MO-groep, worden de lessen op een centrale plek geborgd.

Met de Actieplanmiddelen is de «WorkWise methode», die jongeren uit jeugdinrichtingen op weg helpt naar een baan of beroepsopleiding, aangepast voor jongeren in de leeftijd van 18 tot 27 jaar die niet verblijven in een jeugdinrichting. De aangepaste methode is voorgelegd voor het keurmerk van de zorgsector. Na toekenning van het keurmerk kan de methodiek gebruikt worden.

Estafette «succesvolle aanpakken jeugdwerkloosheid»

De afgelopen maanden heeft de Estafette «succesvolle aanpakken jeugdwerkloosheid» plaatsgevonden, waarbij regionaal projectleiders jeugdwerkloosheid elkaars succesvolle projecten bezochten. Doel van deze estafette was om te achterhalen en in kaart te brengen waarom bepaalde aanpakken en instrumenten succesvol zijn.

Daarnaast zijn de regio’s met de estafette aangezet tot het verduurzamen van succesvolle aanpakken en instrumenten. De uitwisseling tussen de regio’s heeft bijgedragen aan het delen van kennis en ervaringen en daarmee het vergroten van de deskundigheid. Ook de publicatie Estafette «succesvolle aanpakken jeugdwerkloosheid»: Praktische aanbevelingen uit de 30 arbeidsmarktregio’s (www.rijksoverheid.nl/szw) faciliteert de verduurzaming van de resultaten. Naast verslagen van de succesvolle aanpakken bevat deze publicatie een beschrijving van de werkende elementen ervan. Het is aan de regio’s zelf om te bepalen op welke wijze zij de instrumenten en opgedane kennis van de afgelopen 2 jaar in de toekomst zullen inzetten.

Tijdens de Estafette bleek dat een aantal instrumenten en aanpakken al zijn opgenomen in het regulier beleid. Een voorbeeld hiervan is de branche-aanpak uit regio Midden-Holland. Via scholings- en werkervaringsprojecten worden jongeren zonder startkwalificatie richting een specifieke branche begeleid. De aanpak in West-Brabant, waar werkgevers een tegemoetkoming ontvangen bij het in dienst nemen van jongeren, bewijst dat werkgevers werk in vacatures willen omzetten wanneer er een eenvoudige regeling wordt aangeboden. Gebleken is dat 92% van de jongeren, die op deze wijze een baan hebben gevonden, na afloop van de eerste contractperiode in dienst blijft van de werkgever. Dit succes heeft ervoor gezorgd, dat dit instrument in deze regio blijft bestaan.

Voor andere succesvolle aanpakken en instrumenten worden creatieve en innovatieve oplossingen bedacht om ze te continueren. In Gelderland Zuid worden private investeerders gezocht om het project Lenteveld voort te zetten en in Zuidoost-Brabant wordt de samenwerking gezocht met uitzendbureaus om jongeren te begeleiden naar de arbeidsmarkt. Er is regio’s veel aan gelegen om aanpakken of instrumenten die hun succes bewezen hebben in stand te houden.

De opbrengsten van de estafette laten ook zien dat de ontwikkelde aanpakken en instrumenten, met (kleine) aanpassingen doorgaans bruikbaar zijn voor andere branches of regio’s en dat de opgedane kennis en opgebouwde structuren in de regio’s ook waardevol zijn voor andere beleidsdomeinen en doelgroepen. Regelmatig worden ze al ingezet voor een bredere doelgroep, zoals uitkeringsgerechtigden ouder dan 45 jaar of werkzoekenden met een handicap.

Door het versterken van de (bestaande) regionale infrastructuur en samenwerkingsverbanden, is een basis ontstaan waarop de komende jaren voortgebouwd kan worden. Samenwerking lijkt daarmee een belangrijk duurzaam resultaat van het Actieplan te zijn.

Evaluatie van de aanpak van het Actieplan Jeugdwerkloosheid

In opdracht van SZW is door Research voor Beleid een evaluatie uitgevoerd van de aanpak die is gevolgd met het Actieplan Jeugdwerkloosheid. De evaluatie richt zich niet op een kwantitatieve effectmeting of kosten-batenanalyse. Daarover zijn, conform de bij aanvang overeengekomen opzet van het Actieplan, geen harde conclusies te trekken.

Uitkomsten evaluatie

De onderzoekers zien als overheersend beeld dat de bij het Actieplan betrokken partijen met tevredenheid terugkijken naar de in het Actieplan gekozen aanpak, de daarop gebaseerde uitvoering en de opbrengsten. De onderzoekers stellen dat de opbrengsten van het Actieplan laten zien dat de betrokken partijen gehoor hebben gegeven aan het in het Actieplan besloten appèl van het kabinet om snel, doelgericht en via een gezamenlijke aanpak te handelen.

Succesfactor in de aanpak is, naast het gegeven dat de landelijke en regionale partners intensief samen optrokken vanuit een gedeeld probleem, vooral de grote ruimte die regio’s hebben gekregen bij de besteding van de middelen. Dat maakte maatwerk mogelijk in de regio en stimuleerde innovatie. Ook hielp het beschikbaar gestelde budget, met de opdracht om regionale plannen te maken en uit te voeren, om de gewenste samenwerking in de regio te bewerkstelligen.

Alles overziend, heeft het Actieplan de weg vrijgemaakt voor een versterking van het regionale arbeidsmarktbeleid. Door samenwerking tussen relevante partijen in de regio zijn enkele van de vroegere belemmeringen overwonnen. Voorbeelden hiervan zijn het teveel gericht zijn op eigen resultaten van individuele organisaties, verschillende financieringsregimes met daaraan ten grondslag liggende strijdige uitgangspunten en de nog onvoldoende stabiele rol van de regio als arbeidsmarktspeler. Deze uitkomst maakt het mogelijk de opbrengsten in een breder kader dan alleen de aanpak van jeugdwerkloosheid te benutten.

Wat betekenen deze uitkomsten voor de toekomst?

Het Actieplan Jeugdwerkloosheid was een crisismaatregel. Het Actieplan is een tijdelijke impuls en heeft bijgedragen aan de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Uit de evaluatie blijkt dat het Actieplan zowel op landelijk als op regionaal niveau tot waardevolle samenwerkingsverbanden heeft geleid. Hiermee is voor de toekomst een belangrijke basis gelegd om op voort te bouwen. Van belang is dat regio’s de opgebouwde samenwerkingsverbanden blijven benutten en waar mogelijk versterken. Betere afstemming tussen ketenpartners leidt tot een betere aansluiting van de verschillende aanpakken rondom (kwetsbare) jongeren. De evaluatie biedt naast inzichten ook aanbevelingen aan landelijke en regionale partners. Ik zal de aanbevelingen aan de regionale partners overdragen.

Uitgangspunt van het kabinet blijft de eigen verantwoordelijkheid van jongeren om te zoeken naar scholing of een baan. Zij moeten zelf de regie nemen om hun kansen op de arbeidsmarkt te benutten. Het kabinetsbeleid, waaronder aanscherping van de Wet werk en bijstand (WWB) draagt hieraan bij. Een opleiding gaat voor een uitkering en werk wordt leidend. Jongeren worden gestimuleerd om eerst hun school af te maken en daarna zelf op zoek te gaan naar werk.

Gemeenten krijgen met de voorgenomen decentralisaties (begeleiding uit de AWBZ naar de Wmo, de invoering van de Wet werken naar Vermogen en Jeugdzorg) en de ontschotting van budgetten meer mogelijkheden om op regionaal niveau de domeinen zorg, onderwijs en arbeidsmarkt beter op elkaar te laten aansluiten. De voorgenomen decentralisaties stellen gemeenten in staat om op deze terreinen integraal beleid te voeren en vergemakkelijken de regionale samenwerking met andere partijen.

Het kabinet onderschrijft het belang van soepele arbeidsmarkttransities, zoals dat uit de evaluatie naar voren komt. Dit geldt met name voor jongeren met een verhoogde kans op uitval. Daarom investeert het kabinet in een betere overgang van school naar werk via meer arbeidsgericht onderwijs en een betere samenwerking tussen (jeugd)zorg en school. Om werkgevers en leerlingen met een beperking dichter bij elkaar te brengen ondersteunt het kabinet de uitwerking van de werkscholen. De meerwaarde van de werkscholen ligt in het eerder betrekken van werkgevers bij de arbeidstoeleiding van deze doelgroep.

De VNG heeft te kennen gegeven de samenwerking tussen gemeenten onderling en andere partijen in de regio te willen blijven ondersteunen en faciliteren.

Sociale partners geven aan dat de aansluiting tussen de sectorale en regionale aanpak moeizaam is verlopen. Zij pleiten voor een beter inzicht in het aanbod van werkzoekenden en voor een landelijk eenduidige werkgeversdienstverlening. In dit kader is het een goede zaak dat VNG, UWV WERKbedrijf en sociale partners met elkaar in gesprek zijn over de ervaringen met de sectorarrangementen jeugdwerkloosheid, waarin de verknoping van de regionale en sectorale aanpak centraal staat. Mede met het oog op de Wet werken naar vermogen blijft het kabinet aandacht geven aan verdere verbetering van de regionale werkgeversdienstverlening.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom


X Noot
1

TK, vergaderjaar 2010–2011, 29 544, nr. 298.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven