29 544
Arbeidsmarktbeleid

nr. 240
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2010

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij verzocht om informatie over het gebruik van de regeling op grond waarvan WW-uitkeringen worden toegekend aan werknemers die werkloos zijn als gevolg van buitengewone natuurlijke omstandigheden (artikel 18 WW). (31 311–42/2010D12588) De hieronder vermelde gegevens geven de tussenstand van zaken per 17 maart 2010 weer.

De gegevens hebben betrekking op alle sectoren die met onwerkbaar weer te maken hebben gehad. Naast de bouwnijverheid zijn dat onder meer metaal- en technische bedrijven, dakdekkers, schilders, glazenwassers en hoveniers.

In de periode vanaf oktober 2009 tot en met 17 maart hebben circa 1500 bedrijven een zogenoemde weermelding gedaan bij UWV, voor in totaal 139 000 werknemers. Een weermelding is te beschouwen als een vooraankondiging van een WW-aanvraag. Na 1 februari 2010 zijn 29 000 weermeldingen gedaan.

Per 17 maart had het UWV in totaal 53 000 WW-aanvragen ontvangen. Over de periode tot en met 17 maart is ruim € 15 miljoen uitgekeerd. Hierbij wordt aangetekend dat nog niet alle WW-aanvragen tot uitkering hebben geleid. Uit eerdere jaren is bekend dat WW-aanvragen in verband met onwerkbaar weer in voorkomende gevallen pas geruime tijd na de weermelding worden ingediend.

Omdat niet duidelijk is welk deel van de WW-aanvragen tot een uitkering leidt en er naar verwachting nog aanvragen zullen volgen, is nog weinig te zeggen over het totale aantal WW-uitkeringen over de afgelopen winter. Het financiële beslag van de WW-uitkeringen op grond van artikel 18 WW over de afgelopen winter is daarom nog niet bekend. In juni kan het UWV hierover meer duidelijkheid geven. Wel is duidelijk dat de WW-lasten in verband met onwerkbaar weer over 2010 hoger uitkomen dan de afgelopen jaren.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Naar boven