nr. 228
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2010
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 27 mei
2009 gevraagd haar te informeren over de inzet van de gemeentelijke sociale
diensten en het UWV bij het vervullen van vacatures in de aspergeteelt.
Naar aanleiding hiervan heb ik de Inspectie Werk en Inkomen verzocht nader
onderzoek hiernaar te verrichten. Tevens heb ik in de afgelopen maanden intensief
overleg gevoerd met LTO, UWV en de betrokken gemeenten. Tijdens deze overleggen
zijn afspraken gemaakt over het opstellen van een plan van aanpak personeelsvoorziening
in de land- en tuinbouw. Recent heb ik de resultaten van het onderzoek van
de Inspectie Werk en Inkomen en het plan van aanpak ontvangen. Ik bied uw
Kamer beide stukken hierbij aan.
Onderzoek Inspectie Werk en Inkomen1
De Inspectie Werk en Inkomen constateert dat het vervullen van vacatures
door UWV en gemeenten binnen de Werkpleinen een relatief beperkt probleem
is, waarvoor geen extra inzet nodig is. Per jaar zijn er ongeveer 110 000
vacatures in deze sector. Een kleine 3% van deze vacatures wordt vervuld
via tewerkstellingsvergunningen. Het grootste deel wordt op reguliere wijze
vervuld (scholieren, familieleden van kweker, werkzoekenden uit EU-landen).
In 2009 zijn er 6427 vacatures bij UWV gemeld; ruim 2000 zijn niet vervuld,
1180 zijn op reguliere wijze vervuld.
Door het openstellen op 1 mei 2007 van de grenzen voor de landen
die in 2004 tot de EU waren toegetreden (waaronder Polen) is het aantal afgegeven
tewerkstellingsvergunningen in 2009 nog zo’n 20% van het aantal
dat in 2006 werd afgegeven. Poolse werknemers blijven sterk vertegenwoordigd
in de sector, maar hebben geen tewerkstellingsvergunningen meer nodig. Het
aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen is hierdoor sterk gedaald.
De verwachting is dat door automatisering en teruglopende werkgelegenheid de personeelsbehoefte afneemt en steeds minder vacatures onvervuld
zullen blijven in deze sector.
De Inspectie Werk en Inkomen constateert echter ook dat er enkele knelpunten
zijn die actie vergen. De late aanmelding van vacatures door werkgevers maakt
het voor UWV en gemeenten lastig om vraag en aanbod tijdig op elkaar af te
stemmen. Dit komt ook doordat het aanbod van werkzoekenden niet altijd aansluit
bij de vraag van werkgevers. Tevens heerst er een negatieve beeldvorming over
de sector bij werkzoekenden. Deze punten worden aangepakt in het hiervoor
genoemde plan van aanpak personeelsvoorziening in de land- en tuinbouw.
Plan van aanpak UWV en LTO
Voor de 2000 vacatures die niet vervuld worden, hebben UWV en LTO een
gezamenlijk plan van aanpak opgesteld1. In het
plan van aanpak van UWV en LTO worden de gezamenlijke inspanningen en activiteiten
van de betrokken partijen voor vacaturevervulling in de agrarische sector
beschreven. Zo zorgen de brancheservicepunten voor een sterke regionale samenwerking
tussen UWV en LTO. De positieve kanten van het werken in de agrarische sector
worden belicht in de imagocampagne «Nederland Bloeit».
Daarnaast bevat het plan van aanpak nieuwe en concrete afspraken. In de
kern zijn er drie nieuwe afspraken gemaakt.
De eerste afspraak ziet toe op het opstellen van een nieuwe oogstkalender.
Deze oogstkalender dient als basis voor de in de tijd in te richten regionale
acties van UWV en LTO. Deze oogstkalender bevindt zich als bijlage bij het
plan van aanpak.
De tweede afspraak bevat meerdere actiepunten om op effectieve wijze binnenlands
aanbod naar beschikbare vacatures te leiden. Deze actiepunten betreffen een
verdieping van de regionale samenwerking door het opstellen van een regionaal
actieplan voor 2010 door alle participerende werkbedrijfvestigingen. Het tijdig
benaderen van werkgevers en werkzoekenden speelt een prominente rol in het
actieplan. Tevens voorziet het actieplan in een regio die voor de werkzoekende
overbrugbaar is. Als extra stimulans zullen er door UWV en gemeenten afspraken
worden gemaakt omtrent de toeleiding van het beschikbare aanbod en de toepassing
van het sanctiebeleid. De derde afspraak betreft het uitvoeren van een pilotonderzoek
onder 10 werkgevers die in 2009 en daarvóór regelmatig tewerkstellingsvergunningen
hebben aangevraagd. De resultaten van dit pilotonderzoek kunnen leiden tot
een verbeterslag van de wervingsinspanningen van werkgevers.
Afsluitend
Ik ben ervan overtuigd dat het verdiepen van de regionale samenwerking,
het proactief en het tijdig benaderen van werkzoekenden en werkgevers en het
aanscherpen van het sanctiebeleid zal resulteren in een effectievere manier
van toeleiding van het binnenlands aanbod naar bestaande vacatures in de land-
en tuinbouwsector. Alle betrokken partijen zijn van de noodzaak doordrongen,
zeker gelet op de huidige situatie op de arbeidsmarkt. Het is van groot belang
om iedereen in te zetten. Ik beschouw daarom deze maatregelen om binnenlands
aanbod naar bestaande vacatures in land- en tuinbouw te leiden als een belangrijke
stap om dit doel te bereiken.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner