29 544
Arbeidsmarktbeleid

nr. 203
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 september 2009

In het algemeen overleg met uw Kamer van 25 juni jl. (TK 2008–2009, 29 544, nr. 201), heb ik toegezegd u in september te informeren over de ontwikkelingen van de uitvoering van het Actieplan jeugdwerkloosheid. Bij dezen kom ik, mede namens minister Rouvoet voor Jeugd & Gezin, minister Van der Laan voor Wonen, Wijken en Integratie en staatssecretaris Van Bijsterveldt van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, deze toezegging na. Tevens berichten we u over de uitvoering van de moties die door uw Kamer in het voortgezet algemeen overleg van 2 juli jl. zijn ingebracht en vervolgens aangenomen.

Deze zomer zijn wij met alle betrokken mensen uit het veld aan de slag gegaan met de acties uit het actieplan. Nu komt het aan op de uitvoering van de plannen.

Om te voorkomen dat jongeren dit najaar langdurig langs de kant komen te staan, is het van groot belang dat de regionale netwerkstructuur, bedoeld om dat op te vangen, volledig operationeel is en dat de acties zoals uitgezet in de vijf hoofdlijnen van het Actieplan, opgestart zijn. In deze brief lichten we de voortgang van het Actieplan toe aan de hand van de vijf hoofdlijnen:

1. Jongeren langer op school houden, School Ex Programma;

2. Convenanten met 30 regio’s;

3. Matching-offensief;

4. Leerwerkbanen/stages;

5. Kansen voor kwetsbare jongeren.

Economische crisis & jongeren – wat zien we nu?

De ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid blijft op dit moment achter bij de verwachtingen. Hoewel dit positief is, blijft de verwachting nog steeds dat de jeugdwerkloosheid substantieel zal oplopen. De komende maanden komen veel jongeren terug van vakantie, gaan afgestudeerden op zoek naar werk en lopen veel tijdelijke en flexcontracten af. Daarom zet het kabinet juist nu met kracht in op de uitvoering van het Actieplan jeugdwerkloosheid.

Jongeren langer op school houden (School Ex programma)

Het belangrijkste doel van het School Ex programma is om 10 000 MBO-leerlingen die dit jaar vóór de zomervakantie hun diploma haalden, een jaar langer op school te houden. Aan hen is een enquête gestuurd waarin gevraagd is naar hun toekomstplannen: doorleren, werken, of het nog niet weten. Uit voorlopige gegevens blijkt dat 77 000 examenkandidaten (bijna tweederde van de totale doelgroep) de enquête heeft ingevuld. De belangrijkste uitkomsten hiervan zijn:

• 24% van de respondenten geeft aan door te gaan leren aan het HBO;

• 33% geeft aan door te leren aan het MBO;

• 22% geeft aan te gaan werken en heeft al een baan;

• 12% gaat werk zoeken;

• 6% geeft aan het nog niet te weten; en

• 3% geeft aan iets anders te gaan doen.

Op basis van de uitkomsten van de enquête wordt verwacht dat het doel (10 000 MBO gediplomeerden een jaar langer op school) gerealiseerd wordt. Dit kan echter pas met zekerheid aan het eind van dit jaar vastgesteld worden aan de hand van het aantal inschrijvingen per 1 oktober 2009 in het basisregister onderwijs.

Het School Ex programma richt zich in samenwerking tussen het MBO en UWV-Werkbedrijf tevens op de schoolverlaters. Van hen heeft ca. 22% gemeld al een baan gevonden te hebben. In totaal hebben 7100 schoolverlaters aangegeven ondersteuning te willen van het UWV Werkbedrijf bij het zoeken naar een baan/opleiding. Van deze 7100 waren er 1100 al bekend bij het UWV en zij ontvangen reeds dienstverlening. De overige 6000 jongeren hebben op 17 augustus jl. een E-card ontvangen voor het maken van een afspraak. Gegevens van deze 6000 jongeren zijn tevens uitgezet bij de betrokken vestigingen van het UWV-Werkbedrijf, om deze jongeren vóór 15 september actief voor een afspraak te benaderen. De wijze waarop dit gebeurt, staat de vestiging vrij. Op sommige plaatsen gaat het om enkele jongeren en volgt een individuele afspraak; op andere locaties gaat het om honderden jongeren en worden groepsbijeenkomsten georganiseerd. Dit najaar komen de definitieve gegevens over het School Ex programma 2009 beschikbaar en vindt een evaluatie plaats met het oog op de aanpak in 2010.

Convenanten met 24 regio’s gesloten

De partners in de regio hebben in het Actieplan jeugdwerkloosheid een centrale rol in het bestrijden en voorkomen van jeugdwerkloosheid. Op 29 juni jl. heb ik met de 30 wethouders van de regiogemeenten de intentieverklaring ondertekend om mij binnen twee maanden, vóór 1 september 2009, te voorzien van een regionaal plan van aanpak jeugdwerkloosheid. Alle partners in de regio’s zijn direct aan de slag gegaan en bleken in staat voor de afgesproken datum een plan van aanpak te leveren. Van de ingediende plannen voldeden 24 zodanig aan de door mij vastgestelde eisen, dat ik op 9 september 2009 met ieder van hen een convenant heb ondertekend. De overige regio’s werken door aan aanpassing van hun voorstellen. Dat leidt er naar verwachting toe dat ik nog deze maand ook met hen een convenant kan tekenen. Dat de regio’s in korte tijd in staat bleken tot plannen te komen, is veelbelovend voor de algemene ontwikkeling van het regionale arbeidsmarktbeleid. De wijze waarop dit door het kabinet wordt gestimuleerd wordt uitgebreider beschreven in een brief aan uw Kamer die een dezer dagen aan u wordt gezonden, in antwoord op de motie-Vermeij c.s. (31 514, nr. 24) over het regionale arbeidsmarktbeleid.

Regionale infrastructuur operationeel.

Door deze convenanten is voorzien in een regionale infrastructuur waarin partners die elkaar nodig hebben om de verwachte oploop in de jeugdwerkloosheid te beperken, elkaar kunnen vinden en weten waar zij elkaar op kunnen aanspreken. Daarmee is voorzien in een infrastructuur om alle jongeren die zich melden bij de werkpleinen een plek aan te bieden. Hoe deze plek er uit ziet hangt af van de individuele wensen en mogelijkheden van de jongeren en de specifieke plekken die in de regio voorhanden zijn. De plannen weerspiegelen het belang van goede regionale samenwerking. Uit de actieplannen blijkt voorts dat de regio’s creatieve ideeën hebben voor het bestrijden van jeugdwerkloosheid.

Ruimte voor verbetering.

Ondanks dat de regionale plannen voldoende basis vormen voor een goede aanpak van de jeugdwerkloosheid, is er op een aantal onderdelen ruimte voor verbetering. Het is vooral van belang dat de betrokkenheid van werkgevers op regionaal niveau concreter ingevuld wordt. Met name de implementatie van de afspraak in het sociaal akkoord om werkloze jongeren binnen drie maanden een stageplaats aan te bieden, moet beter worden aangesloten op de regionale actieplannen. Hiervoor is het noodzakelijk dat sociale partners deze afspraken op korte termijn van een meer concrete invulling voorzien. In de actieplannen gaat aandacht uit naar kwetsbare groepen (waaronder allochtone jongeren). De concrete resultaten die men voor deze groepen wil bereiken zijn echter niet altijd voldoende uitgewerkt. Daarnaast moet de gevraagde samenwerking en aansluiting met jeugdzorg in de meeste plannen beter verankerd worden.

Deze bevindingen zijn voor mij aanleiding geweest waar nodig de partners in de regio’s te vragen hun plannen op de genoemde punten aan te scherpen en daarover half november a.s. te rapporteren.

Ambitie actieplannen.

In de regionale plannen staan concrete inspanningsdoelstellingen voor het realiseren van plekken voor jongeren. Daarnaast hebben partners in sommige regio’s ook ambities opgenomen met betrekking tot het beperken van de oploop in jeugdwerkloosheid. Het is vooraf moeilijk in te schatten hoeveel jongeren precies zullen moeten worden geholpen omdat dit afhangt van de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid, die nu nog niet goed te voorspellen is. Doel is in ieder geval dat alle jongeren die zich voor hulp op het werkplein melden, geholpen worden aan de best mogelijke plek.

Toedeling middelen en monitoring. Aan de 24 regio’s met wie ik een convenant heb ondertekend, zijn de middelen voor 2009 via het Gemeentefonds vanaf september beschikbaar gesteld. De middelen voor de overige regio’s worden in oktober beschikbaar gesteld, mits het convenant in september wordt ondertekend. Aan de regio’s is voor 2010 circa de helft van het budget 2009 toegezegd. De rest van het budget 2010 wordt voor de regio’s beschikbaar gesteld afhankelijk van de bereikte resultaten. Hierover wordt u nader geïnformeerd.

Voor het monitoren van de uitvoering van de actieplannen zal zowel gekeken worden naar de ontwikkeling van de omvang van de jeugdwerkloosheid als naar het effect van de inspanningen ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Wat betreft het eerste zal gebruik gemaakt worden van de cijfers van het CBS. Wat betreft de inspanningen zal de beleidsinformatie die wordt uitgevraagd in het kader van de regio-convenanten als basis dienen. Over vormgeving van het monitoringsraamwerk in het kader van de regio-convenanten informeer ik u later dit jaar. Deze monitoring zal in ieder geval aansluiten op de aangekondigde monitoring van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ).

Matching-offensief

In het kader van het matching-offensief selecteert het UWV nog deze week 100 trainees die als jongerenbemiddelaars worden ingezet om de aanpak van de jeugdwerkloosheid te kunnen intensiveren. Om voor jongeren tot een goede match te komen, wordt intensief gebruik gemaakt van competentietesten. Tevens wordt gezorgd voor nazorg om daar waar de match toch niet goed uitpakt, een nieuwe oplossing te vinden opdat arbeidsplaatsen voor jongeren niet verloren gaan. Er wordt nadrukkelijk op gestuurd, dat vestigingen geen enkele jongere uit het oog verliezen. Colo zorgt voor het aanbod van stageplekken en het UWV zorgt voor het aanbod van jongeren.

Allochtone jongeren.

In het eerder genoemde Algemeen Overleg over het Actieplan jeugdwerkloosheid, is benadrukt dat allochtone jongeren evenredig moeten kunnen profiteren van de genomen maatregelen. Dit is zondermeer het uitgangspunt voor de ondersteuning die onder verantwoordelijkheid van de minister voor WWI aan de regio’s wordt geboden bij de uitvoering van de plannen. Op 25 september a.s. wordt een Integratieraad gehouden. Daar zal worden bezien welke afspraken mogelijk zijn tussen de betrokken landelijke partijen en de regio’s waar veel allochtone jongeren wonen, om de verschillen in werkloosheid tussen allochtone en autochtone jongeren (in ieder geval) niet verder op te laten lopen. Tevens wordt aansluiting gezocht bij de Wijkenaanpak.

Inzet op het realiseren van plekken (leerwerkbanen/stages)

Om jongeren die zich op de werkpleinen melden ook daadwerkelijk uit werkloosheid te kunnen houden, is het van cruciaal belang dat er plekken beschikbaar zijn.

Stageoffensief Colo.

Over de stand van zaken met betrekking tot de beschikbaarheid van beroepspraktijkvormings-plaatsen (BPV), in relatie tot de effectiviteit van het Stage- en leerbanenoffensief van Colo, heeft staatssecretaris Van Bijsterveldt u op 7 september jl. schriftelijk geïnformeerd. Daarin wordt in de eerste plaats aangegeven dat het landelijke totaalaanbod aan bpv-plaatsen (400 000) bij erkende leerbedrijven (200 000) weliswaar goed op peil oogt, maar dat zich in de regio’s onderling grote verschillen aftekenen. Vanwege de grote regionale verschillen wordt in de brief toegelicht op welke wijze de activiteiten van de kenniscentra ter realisatie van voldoende bpv-plaatsen effectief en efficiënt worden vervlochten met de regionale aanpak om voldoende bpv-plaatsen voor het nieuwe schooljaar te realiseren. Volledig inzicht in de mate van beschikbaarheid van bpv-plaatsen en de verhouding tussen vraag en aanbod wordt eerst mogelijk met het uitkomen van de zogeheten Colo Barometer in oktober a.s.

Sectorarrangementen.

In het kader van het Actieplan zijn gemeenten en sociale partners met elkaar in gesprek om te komen tot zogeheten sectorarrangementen: afspraken over hoeveelheid en vorm van de te realiseren werk-, stage- en traineeplaatsen binnen de sector. Hiermee zullen de sectoren, naast de afspraken in het sociaal akkoord, een bijdrage leveren aan bestrijding van de jeugdwerkloosheid. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt in zijn geheel bij de sectoren, maar het Rijk en gemeenten zijn als aanjagers nauw betrokken om te zorgen dat regionale actieplannen verder kunnen aansluiten bij de sectorale afspraken. Binnen een aantal sectoren wordt inmiddels intensief en constructief overleg gevoerd. Naast de reeds benaderde sectoren worden met meerdere sectoren gesprekken gevoerd om hen te bewegen snel werk te maken van een sectorarrangement. Resultaten op dit gebied zijn op korte termijn te verwachten.

Creëren van kansen voor kwetsbare jongeren

Jongeren met problemen moeten, als alle jongeren, kunnen profiteren van de ingezette maatregelen. Daarnaast heeft het kabinet via het Actieplan middelen beschikbaar gesteld voor extra voorzieningen voor deze groep jongeren.

Plusvoorzieningen.

Plusvoorzieningen zijn bedoeld voor jongeren die problemen ervaren op verschillende leefgebieden en daardoor geen uitzicht hebben op het halen van een diploma of startkwalificatie. Met de plusvoorzieningen wordt de jongeren een programma van onderwijs, zorg- en hulpverlening en arbeidstoeleiding aangeboden om ze te helpen hun problemen op te lossen en het halen van een diploma of startkwalificatie mogelijk te maken. Op dit moment kunnen de contactscholen namens de RMC-regio’s intekenen op de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor het opzetten of verder ontwikkelen van een plusvoorziening.

Internaat voor Veiligheid en Vakmanschap.

Het initiatief om een opleiding met 24-uurs opvang te realiseren is bedoeld om leerlingen die «dreigen uit het schoolproces en daarmee – in de toekomst – uit de maatschappij te vallen», de mogelijkheid te bieden in een internaatsvorm en een stabiele en gedisciplineerde omgeving, hun school af te maken en hun leven weer op orde te brengen. Bij het succesvol afronden van de opleiding is er een baangarantie om bij Defensie of een andere werkgever in de veiligheidskolom aan het werk te gaan. Samen met defensie en de gemeente Eindhoven verkent het ministerie van J&G op dit moment de mogelijkheden voor een opleiding met 24-uurs opvang.

Pilot MO-Groep en MKB-NL.

De MO-Groep en MKB-NL verkennen via een pilot hoe zij jeugdzorg, onderwijs en arbeidsmarkt met elkaar kunnen verbinden om de groep jongeren die de jeugdzorg verlaten of gaan verlaten een beter toekomstperspectief te bieden. Op dit moment vindt de verkenning plaats in de regio Amsterdam. Dit najaar wordt deze verkenning uitgebreid naar een aantal andere regio’s.

Versterken uitvoeringsstructuur

Naast de ondersteuning die ambtelijk voortdurend vanuit de departementen wordt geboden aan de regio’s – bijvoorbeeld in de vorm van bijeenkomsten voor uitwisseling van ervaringen en oplossingen – wordt een aantal gerichte activiteiten ondernomen om de regionale uitvoering te versterken.

Communicatiecampagne Jeugdwerkloosheid.

De kern van de campagne bestaat uit de boodschap: «Ga naar het Werkplein», daar is alle informatie te vinden over doorleren of werken. Die boodschap is in augustus al uitgezonden via spotjes op radiozenders en websites die veel door jongeren worden bezocht, ter ondersteuning van het School Ex programma. Half september worden ouders via flyers, posters en huis-aan-huis bladen aangesproken en doorverwezen naar het Werkplein voor informatie over doorleren of werken van hun kinderen. Vervolgens richt de campagne zich in oktober weer rechtstreeks tot de jongeren via radiospotjes, banners, websites en posters. De regio’s zullen een zogenaamde toolkit ontvangen om de landelijke campagne regionaal te vertalen en te ondersteunen. Ook werkgevers worden aangespoord zich met hun vraag of aanbod te melden op het Werkplein. Dit zal onder andere gebeuren door de inzet van radiospotjes en het presenteren van good practices. Daarnaast volgt een communicatiecampagne gericht op werkgevers over de crisisaanpak.

Karavaan Jeugdwerkloosheid.

Eind oktober zal ik, waar mogelijk vergezeld van de betrokken collega-bewindslieden, een week lang met een «Karavaan» het land in gaan om de urgentie van de bestrijding van jeugdwerkloosheid in de regio’s te onderstrepen en een stimulans te geven aan de uitvoering van de actieplannen. De Karavaan bezoekt een groot deel van de regio’s in Nederland.

Sponsorteam.

Het kabinet heeft de landelijke vertegenwoordigers van de sociale partners, Colo, het UWV, ROC’s, ABU/MO Jeugdzorg en de VNG, gevraagd het kabinet blijvend te ondersteunen bij de uitvoering van het Actieplan. Daartoe hebben we een zogenaamd sponsorteam in het leven geroepen, dat op 2 september jl. voor het eerst bij elkaar is gekomen. De elf leden van het sponsorteam willen actief bij de uitvoering van het Actieplan jeugdwerkloosheid worden betrokken. Afgesproken is dat zij de collega-bewindslieden van J&G, OCW, WWI en mij gevraagd en ongevraagd van advies dienen en zonodig hun achterbannen aanspreken. Naast bilaterale contacten en kleinere samenwerkingsverbanden, komt het volledige sponsorteam elke drie maanden bijeen.

ESF.

Aan de door het kabinet beschikbaar gestelde middelen kunnen nog extra middelen worden toegevoegd ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid doordat per 1 september 2009 ook middelen vanuit het Europees Sociaal Fonds (ESF) kunnen worden ingezet voor dit doel. Tot en met 2011 is hiervoor 75 miljoen euro beschikbaar. De Subsidieregeling ESF 2007–2013 is hiertoe, conform de aankondiging in het Actieplan Jeugdwerkloosheid, herzien. De subsidiabele activiteiten zijn ruim geformuleerd, zodat goed kan worden aangesloten bij de regionale actieplannen jeugdwerkloosheid. Aanvragen van subsidie is mogelijk voor gemeenten met een werkpleinplusvestiging en scholingsfondsen van de sectoren (O&O-fondsen) die met de VNG een sectorarrangement hebben gesloten. In 2009 is voor gemeenten in totaal 25 miljoen euro opengesteld en voor de O&O-fondsen in totaal 15 miljoen euro. In vrijwel alle regionale actieplannen is aangegeven dat aanvragen van ESF-subsidie zal worden overwogen. Op korte termijn worden de regio’s rechtstreeks benaderd en opnieuw gewezen op deze aanvullende financieringsmogelijkheden en de wijze waarop het Agentschap SZW het aanvragen actief ondersteunt. Het kabinet gaat er vanuit dat gemeenten en de O&O-fondsen de beschikbare ESF-subsidie op grote schaal zullen aanspreken.

Moties Actieplan jeugdwerkloosheid

In vervolg op het Algemeen overleg met uw Kamer over het Actieplan jeugdwerkloosheid is een aantal moties aangenomen (TK, 2008–2009, 29 544, nr. 193 tot en met 198). Onderstaand geef ik u de stand van zaken van de uitvoering van deze moties.

Motie 193, Koşer Kaya c.s.vraagt om de uitzendbureau’s te betrekken bij de uitvoering van het actieplan

Op de werkpleinen zijn in de meeste gevallen uitzendbureau’s gevestigd om vanaf die plek werkloze werkzoekenden direct te bemiddelen. Zij zullen hun bemiddelingsdiensten ook voor werkloze jongeren inzetten en zijn op die wijze direct betrokken bij de uitvoering van het Actieplan. Tevens kan ik berichten dat op hoofdlijnen binnen de sector van uitzendbureaus een akkoord is bereikt over een extra jonge medewerkers per uitzendbureauvestiging, zowel op opleidingsplekken als op arbeidsfitstages, vooralsnog voor Amsterdam en Rotterdam, waarna uitrol naar andere regio’s zal volgen.

Motie 194, Van Hijum c.s. vraagt om de toedeling van de middelen aan de gemeenten te relateren aan in de regionale plannen opgenomen afstemming met sectorale inzet en de hoeveelheid gerealiseerde werkplekken, vooral voor kwetsbare groepen

Bovenstaand is aangegeven dat de toedeling van de middelen voor 2010 (en 2011), deels gebaseerd zal zijn op de door de regio’s behaalde resultaten in 2009.

Goede resultaten zijn sterk afhankelijk van regionale overeenstemming met sectoren over het beschikbaar komen van werkplekken. Over de exacte vormgeving van het monitoringsraamwerk worden de Tweede Kamer en de partners in de regio later dit jaar geïnformeerd.

Motie 195, Van Hijum c.s. verzoekt om tijdens deeltijd WW, meester-gezel relaties te faciliteren

In het kader van deeltijd WW is het bij het heropeningsbesluit mogelijk gemaakt dat werknemers die gebruik maken van de deeltijd-WW regeling (meesters), scholing kunnen geven aan stagiairs of werknemers binnen het eigen bedrijf indien deze werknemers minder dan een jaar bij de werkgever in dienst zijn (gezellen).

Motie 196, Spekman c.s. verzoekt de regering zoveel als mogelijk te bevorderen dat sociale partners het door hen toegezegde aandeel in de bestrijding van de jeugdwerkloosheid leveren en de Kamer daarover periodiek te informeren

Zoals eerder in deze brief genoemd, ben ik zeer actief bezig de sectoren en te ondersteunen bij het invullen van de afspraken in het sociaal akkoord en het opstellen van de genoemde sectorarrangementen. In een aantal belangwekkende sectoren worden nieuwe afspraken gemaakt tussen de VNG en sociale partners. Dat moet er toe leiden dat waarschijnlijk deze maand de eerste afspraken rondkomen. Het is van belang dat over de volle breedte van alle sectoren tot dergelijke afspraken gekomen wordt. De nu lopende cao-onderhandelingen in een aantal sectoren geeft een goed aanknopingspunt om tot deze afspraken te komen.

Motie 197, Spekman c.s. verzoekt om extra inspanningen van de rijksoverheid en andere overheidsorganisaties om voorbeeldstellend stageen traineeplaatsen aan jongeren aan te bieden

De motie is overgenomen door de minister van BZK, die u schriftelijk zal informeren. In de regionale plannen is er behoorlijke aandacht voor het realiseren van stage- en werkervaringsplaatsen binnen de overheidsorganisaties.

Motie 198, Van Gent vraagt het kabinet om jeugdwerkloosheid ook te bestrijden door ondernemerschap bij jongeren te stimuleren, eventueel met behoud van uitkering

Het kabinet heeft zich tot doel gesteld de arbeidsparticipatie substantieel te verhogen. Eén van de speerpunten van dit kabinet is daarbij het stimuleren van ondernemerschap. Mensen, die het «ondernemerschap» in zich hebben en een goed en haalbaar ondernemingsplan hebben, moeten de kans krijgen om een eigen onderneming te starten. Deze ambitie is ook vertaald in het bestuurlijk akkoord, onderdeel Participatie. In nauwe samenwerking met het departement van EZ wordt momenteel een tweetal pilots uitgevoerd, te weten de SZW-borgstellingsregeling en een onafhankelijke stichting voor microkredieten in Nederland. Mede op basis van deze pilots zal eind 2010 worden bezien hoe ondernemerschap in zijn algemeenheid én vanuit de uitkeringssituatie zo goed mogelijk kan worden gestimuleerd. Het bestaande instrumentarium, waaronder begrepen de lopende pilots, zijn naar mijn mening toereikend als kader. Met de indieners van de motie ben ik van mening dat het starten van een eigen onderneming ook voor jongeren een goed alternatief kan zijn. Het is nu aan de 30 regio’s om in hun planvorming en uitvoering alert te zijn op de kansen die ondernemerschap jongeren kan bieden. Ik zeg toe de 30 wethouders van de regiogemeenten en de werkpleinplusvestigingen hierover in november actief te informeren.

Tot slot

Zoals aangegeven, zijn de collega-bewindslieden en ik verheugd over de nu ontwikkelde regionale infrastructuur voor het bestrijden en voorkomen van jeugdwerkloosheid. Gelijktijdig zijn we ons er terdege van bewust dat er nog een aanzienlijke weg te gaan is voordat de plannen zijn omgezet in daden die tot de gewenste resultaten kunnen leiden. De mate van inzet van de regio’s om in het gevraagde korte tijdbestek tot de plannen te komen, is echter bemoedigend voor de verwachtingen over de uitvoering. Ik zal u er mede namens de betrokken collega-bewindslieden met regelmaat over informeren.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma

Naar boven