29 544
Arbeidsmarktbeleid

27 223
Arbeidsmarktbeleid etnische minderheden 2000–2003

29 523
Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met invoering van bestuursrechtelijke handhaving (Wet bestuurlijke boete arbeid vreemdelingen)

nr. 18
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 maart 2005

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 25 januari 2005 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over: arbeidsmarktbeleid.

Hierbij kunnen worden betrokken:

– de brief d.d. 29 november 2004 inzake arbeidsmogelijkheden asielzoekers (29 523, nr. 19);

– de brief d.d. 1 december 2004 inzake het kwartaalbericht Arbeidsmarkt december 2004 (29 544, nr. 9);

– de brief d.d. 2 december 2004 inzake nadere informatie naar aanleiding van het algemeen overleg over arbeidsmarktbeleid op 27 oktober 2004 (29 544, nr. 19);

– de brief d.d. 7 december 2004 inzake arbeidsmarkt en diversiteit (27 223, nr. 61).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Weekers (VVD) wijst erop dat de meest recente CBS-cijfers over de werkloosheid in het laatste kwartaal van 2004 in tegenstelling tot het laatste kwartaalbericht laten zien dat er een verslechtering heeft plaatsgevonden. Het kabinet kiest op een aantal fronten voor een integrale benadering om de Nederlandse concurrentiepositie te verbeteren, maar hij vraagt zich af of de regering een aantal ontwikkelingen voor met name de langere termijn niet te rooskleurig inschat. Er verdwijnt in snel tempo veel productiewerkgelegenheid naar China. Het CPB gaat ervan uit dat hiervoor op termijn vervangende werkgelegenheid in eigen land in de plaats komt in de zakelijke dienstverlening en de zorg, maar hij betwijfelt of dit de problematiek zal oplossen. Heeft de regering voldoende in beeld welke werkgelegenheid weglekt en welke vervangende werkgelegenheid te verwachten is? Zal er in Nederland in de komende jaren een voldoende match bestaan tussen het werkgelegenheidsaanbod en de vraag?

Er wordt bij het afgeven van tewerkstellingsvergunningen voetstoots aangenomen dat in bepaalde sectoren geen arbeidskrachten beschikbaar zijn in Nederland. Bij de zorg en de binnenvaart kan dit inderdaad het geval zijn, maar bij het internationale wegtransport en in de slacht- en vleesverwerking zou het gebrek aan arbeidskrachten een zeer tijdelijk karakter moeten hebben. Er zijn in Nederland 700 000 niet-werkende werkzoekenden. Een groot aantal van hen zou bij- of omgeschoold kunnen worden in de gewenste richtingen, maar hij heeft de indruk dat hierop geen gerichte actie wordt ondernomen. Kan de staatssecretaris hierop reageren?

In de stukken ontbreken nieuwe ideeën om de gestelde prestatienormen te ondersteunen. Een detacheringsconstructie waarbij werklozen gedetacheerd worden bij bedrijven, lijkt hem een goede suggestie. Het is onverkoopbaar dat er in eigen land zoveel werkzoekenden in de bakken zitten, terwijl tegelijkertijd een groot aantal vacatures door mensen uit Oost-Europa wordt vervuld. Bovendien was het aantal openstaande vacatures in 2004 aanmerkelijk hoger dan in 2003. Zouden de uitvoeringsinstanties niet in staat moeten zijn om een snellere match tot stand te brengen? De RWI, de Raad voor Werk en Inkomen gaat enkele proefprojecten voor de seizoensarbeid opstarten met de detacheringsconstructie. De wens bestaat om de regeling premievrijstelling marginale arbeid te verruimen van zes weken naar acht maanden en er is een subsidie nodig om de proefprojecten op te starten. Hij is ervan overtuigd dat dit soort projecten zichzelf dubbel en dwars gaat terugbetalen. De gemeenten zouden een samenwerkingsverband moeten organiseren, waarbij de grote steden met veel werklozen vervoer naar de land- en tuinbouwgebieden zouden kunnen regelen. Is de staatssecretaris bereid om een subsidie beschikbaar te stellen voor deze proefprojecten? Het CWI, Centrum voor Werk en Inkomen zou de procedure voor toetsing van prioriteitgenietend aanbod moeten terugbrengen van zeven naar vijf weken om de werkgevers in de land- en tuinbouwsector over de streep te trekken. Wanneer een detacheringsbedrijf er niet in slaagt om op tijd de juiste mensen te leveren, blijft altijd nog het alternatief van de Wet arbeid vreemdelingen over.

De gestelde prestatienormen roepen vragen op. Prestatie-indicatoren zouden tot de juiste prikkels moeten leiden, maar volgens het CWI valt hieruit geen causaal verband af te leiden tussen inspanningen en resultaat. De gestelde norm is dat een werkloze nadat voor hem een reïntegratievisie is opgesteld, binnen vier weken aan een reïntegratiebureau wordt toegewezen. Deze norm zou in 85% van de gevallen gehaald moeten worden. Het is onacceptabel dat dit slechts in 25% van de gevallen gebeurt.

Het aantal werkloze allochtonen is de laatste tijd harder gedaald dan het aantal autochtone werklozen. Hij hoopt dat deze trend zich doorzet. Hij kan zich vinden in het voornemen van de staatssecretaris om een kort onderzoek te doen naar de problematiek van allochtonen op de arbeidsmarkt. Wanneer kan de Kamer de uitkomsten verwachten?

Mevrouw Bussemaker (PvdA) vindt het prachtig dat het kabinet de mond vol heeft over de participatiestaat en het belang van participatie, maar wijst er nadrukkelijk op dat participeren onmogelijk is zonder dat sociale investeringen gedaan worden. Zij spreekt liever over een investeringsstaat. Overigens is er geen sprake van een participatiestaat. De werkloosheid in Nederland stijgt sneller dan in alle andere EU-landen. Hoe kijken de bewindslieden hier tegenaan? Zij mist een gevoel van urgentie bij het kabinet om met oplossingen te komen. Het kabinet luidt de noodklok over een leger van 2 miljoen kanslozen, maar treft maatregelen die de werkloosheid groter maken. Zij heeft altijd benadrukt dat er meer moet worden uitgegeven aan scholing en minder aan passieve bescherming van inkomens in de sociale zekerheid. Veel beleid dat effectief was maar verbeterd kon worden, is afgeschaft, zoals de SPAK (Specifieke afdrachtkorting), de scholingsaftrek en de I/D-banen. Hiervoor komt weinig in de plaats. Welk perspectief heeft het kabinet op het terrein van de arbeidsmarkt? Welke plannen heeft de regering om meer werkgelegenheid te creëren en het voor mensen aantrekkelijker te maken om te participeren? De minister heeft onlangs in een uitzending van Buitenhof gezegd dat de lonen in 2006 weer kunnen stijgen en dat de winsten van de bedrijven weer omhoog zullen gaan. Zij ziet het creëren van werkgelegenheid als eerste prioriteit.

Er is sprake van een mismatch op de arbeidsmarkt bij de positie van laag- en ongeschoolden. Volgens de voorzitter van het CWI bestaat 13% van de vacatures uit banen voor ongeschoolden, terwijl slechts 5% van de aangenomen mensen ongeschoold is en slechts 40% van de mensen met basisonderwijs werk heeft. Zij vindt het een goed voorstel om ieder jaar 50 000 tot 100 000 werkzoekenden te laten meedoen aan scholingsprogramma's en dit te financieren uit de budgetten van UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen), gemeentes en sociale partners. Is de staatssecretaris van plan om met betrokkenen te overleggen over concrete prestatiedoelstellingen?

Het gevaar van verdringing op de arbeidsmarkt speelt met name aan de onderkant van de maatschappij, niet alleen in de land- en tuinbouw maar ook in andere sectoren. Kan de staatssecretaris de exacte cijfers geven van de tewerkstellingsvergunningen naar sector en onderwijsniveau?

Volgens de RWI neemt een half miljoen hoger opgeleiden niet deel aan het arbeidsproces, terwijl er een potentieel is van 254 000 hoger opgeleiden. Wat gaat de staatssecretaris hieraan doen?

De RWI heeft ook een interessant advies uitgebracht over de vervangingsvraag als gevolg van de vergrijzing met de conclusie dat de vervanging zonder het treffen van maatregelen niet voldoende zal zijn. Er wordt een pleidooi gehouden voor meer scholing, uitbreiding van deeltijdbanen en regionale en sectorale toespitsing. Wat gaat het kabinet met dit advies doen?

Bij de gesubsidieerde arbeid begint de kaalslag zichtbaar te worden. Er lijkt een nieuwe vicieuze cirkel te ontstaan. I/D'ers en WW'ers worden ontslagen, komen via het UWV in een reïntegratietraject terecht, vinden geen reguliere baan en gaan in het gunstigste geval met een tijdelijke loonkostensubsidie weer aan het werk. Zij pleit ervoor I/D'ers met een baan in dienst te laten blijven van de inlener/werkgever, de werkgever het brutoverschil te laten betalen tussen salaris en uitkering en de gemeente het uitkeringsgeld aan de werkgever te laten overmaken.

De Kamer heeft op verzoek van haar fractie een brief ontvangen van de regering over de verantwoordelijkheid van het Rijk ten aanzien van de arbeidsdeelname van specifieke groepen op de arbeidsmarkt. De cijfers op het gebied van WSW'ers en arbeidsgehandicapten bij het Rijk zijn schokkend in verhouding tot de cijfers op de arbeidsmarkt in het algemeen. Een overheid die de mond vol heeft over individuele verantwoordelijkheid, zou een voorbeeldfunctie moeten vervullen. Is de regering bereid prestatiedoelstellingen te formuleren? De commissie van SZW heeft over deze kwestie een overleg aangevraagd met de ministers van SZW én BZK. De Kamer zal over dit onderwerp een brief ontvangen van de regering. Kan de minister van SZW nu al reageren?

De staatssecretaris geeft aan dat hem signalen bereiken dat werkgevers allochtonen niet aannemen vanwege hun achtergrond. Ook onderzoeken van de EU, de ILO (International Labour Organization) en het Observatorium in Wenen laten zien dat in Nederland meer wordt gediscrimineerd dan in andere landen. Minister Verdonk doet echter de uitspraak dat niemand haar tot dusverre een geval heeft kunnen tonen, waarin is bewezen dat allochtonen niet worden aangenomen op grond van het feit dat zij een buitenlandse naam hebben. Wat vindt de staatssecretaris van deze uitspraak? Een kort onderzoek naar discriminatie op de arbeidsmarkt lijkt haar zinvol, waarbij vooral gekeken moet worden naar de middelen die bruikbaar zijn om dit tegen te gaan. Zij denkt daarbij aan het omkeren van de bewijslast, het verwerken van sollicitatiebrieven zonder naam en foto, zoals in Frankrijk en België gebeurt, het gelijkstellen van discriminatie en seksuele intimidatie en het aangaan van het gesprek met de werkgevers. De minister zou deze zaken bij het voorjaarsoverleg aan de orde kunnen stellen.

Wanneer kan de Kamer de concrete voorstellen over de arbeidsdeelname van hoog opgeleide vluchtelingen verwachten? Er wordt geconcludeerd dat asielzoekers weinig gebruikmaken van de arbeidsregeling vanwege de eigen bijdrage voor de kosten van de opvang en de administratieve procedures die werkgevers moeten doorlopen. Waarom lost de regering deze knelpunten niet op?

De heer Bruls (CDA) constateert dat uit de kwartaalberichten over een aantal jaren bekeken een zekere stabilisatie in de groei van de werkloosheid af te leiden valt, terwijl ook de tweedeling van de arbeidsmarkt duidelijk zichtbaar is. Als de arbeidsmarkt aantrekt krijgt de goed toegeruste werknemer een kans, terwijl de 2 miljoen werklozen met te weinig of niet de goede scholing niet aan bod komen. De twee wezenlijke opgaven zijn dus het vergroten van de arbeidsparticipatie en het tegengaan van de tweedeling op de arbeidsmarkt.

Het is een positieve ontwikkeling dat het aantal bij het CWI geregistreerde vacatures verder is gestegen. Wijst dit op een gematigd positief aantrekkende arbeidsmarkt? Of is het CWI erin geslaagd om een groter deel van de vacatures binnen te halen? Overigens staat tegenover een groter aantal vacatures ook een groter aantal werklozen. Steeds meer vacatures worden vervuld door mensen uit de MOE-landen (Midden- en Oost-Europa), terwijl er tegelijkertijd meer Nederlandse werkzoekenden zijn. Is de staatssecretaris in staat om in februari met een standpunt over de seizoenarbeid te komen? Wat is er in het afgelopen jaar terechtgekomen van de afspraken tussen CWI, sociale diensten en LTO?

De cijfers in het laatste kwartaalbericht bevestigen opnieuw dat de kerndoelstellingen van de sluitende aanpak niet worden gehaald. Waarom wil de staatssecretaris dit niet erkennen? Het is tijd om op lokaal en regionaal niveau maatwerkafspraken te maken op basis van goede arbeidsmarktanalyses en een uitvoering van de WWB, Wet Werk en Bijstand die gemeenten optimaal prikkelt. Er moet meer ruimte komen voor de cliënt. Er is behoefte aan IRO's, Individuele Reïntegratie Overeenkomsten. Het is weinig bemoedigend dat de wachttijden voordat een reïntegratietraject van start gaat, oplopen. Hij pleit voor ketenoverstijgende afspraken. Hoe denkt de staatssecretaris hierover?

De preventiequote is het percentage WW- of WWB-gerechtigden dat tussen de datum van aanmelding bij het CWI en de overdracht naar het UWV c.q. de gemeente geen beroep doet op een uitkering. In veel gemeenten blijft het aantal aanmeldingen voor een bijstandsuitkering achter bij de verwachtingen. Gemeenten en CWI mogen op grond van de WWB andere afspraken maken. Hoe komt het dat de instroom in de WWB relatief laag is, terwijl de uitstroom achterblijft bij de verwachtingen?

Bij de arbeidsdeelname van specifieke groepen bij de rijksoverheid valt op dat het aantal ouderen en etnische minderheden hoger is dan het landelijke gemiddelde en het aantal jongere arbeidsgehandicapten en vrouwen lager. Het Rijk heeft voor de arbeidsdeelname van alle specifieke groepen doelstellingen geformuleerd. Waarom niet voor de groep arbeidsgehandicapten?

Voorzichtig optimisme is op zijn plaats bij de constatering dat de werkloosheid onder allochtonen sneller is gedaald dan onder autochtonen. Een nieuw onderzoek naar de arbeidsmarktproblematiek lijkt hem weinig toegevoegde waarde te hebben. Het kabinet heeft een actieplan met een aantal concrete punten opgesteld. Hij ziet er meer in om op basis van de feiten te werken aan het wegnemen van belemmeringen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) vindt dat er veel op en aan te merken valt op het arbeidsmarktbeleid. Veel mensen die in de gesubsidieerde arbeid werkten, zullen door de getroffen maatregelen op termijn in de bijstand terechtkomen. Zij ziet weinig in allerlei nieuwe onderzoeken. Bepaalde groepen mensen hebben nu eenmaal een steuntje in de rug nodig. Het is triest dat deze mensen nu onvoldoende kans krijgen om in begeleid werken aan de slag te komen. Er zijn volgens het CBS momenteel 492 000 mensen zonder werk en er komen iedere maand 6 000 mensen bij. De werkloosheid onder jongeren is hoog, terwijl de werkloosheid onder ouderen het laatste jaar met 32 000 mensen is toegenomen. Het creëren van werkgelegenheid is prioriteit nummer één, niet de stijging van de lonen.

De bewindslieden wekken niet de indruk dat ze het gevoel van urgentie van de Kamer om een oplossing te vinden, delen. Het is ernstig dat het UWV de sluitende aanpak nog steeds niet haalt. Er is nu al een tekort aan casemanagers. Gemeenten worden gedwongen om in zee te gaan met private reïntegratiebedrijven, terwijl deze bedrijven in 83% van de gevallen niet in staat zijn deze mensen aan werk te helpen.

De voorstellen om het detacheren van uitkeringsgerechtigden bij werkgevers mogelijk te maken, zijn positief. Volgens haar is detachering echter ook een vorm van beschermd werken over een langere periode, waarbij mensen aansluitend de kans krijgen om in het laagbetaalde werk voor langere duur hun weg te vinden. Waarom distantiëren de bewindslieden zich zo krampachtig van vormen van beschermd werken en het terugploegen van uitkeringen? Waar blijven de onconventionele voorstellen en experimenten waar de staatssecretaris bij de begrotingsbehandeling over heeft gesproken? Er moet gekeken worden naar de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden, de soms smalle grens tussen legale en semi-legale arbeid en de attitude van de werkgevers. Werkgevers geven vaak de voorkeur aan mensen van elders, omdat deze flexibeler zijn en voor een lager loon willen werken. Er moet sprake zijn van een eerlijke concurrentie. Detacheringsconstructies voor een langere periode geven mensen meer zekerheid. Er moet echter in de laaggeschoolde banen en het ongeschoolde werk geen neerwaartse spiraal ontstaan.

Het Rijk faalt bij het doelgroepenbeleid als werkgever en als beleidsmaker. De overheid heeft in verhouding weinig jongeren, vrouwen en arbeidsgehandicapten in dienst. Verder is de wet SAMEN (Stimulering Arbeidsdeelname Etnische Minderheden) ingetrokken, waarmee de arbeidsdeelname van etnische minderheden werd gestimuleerd. De overheid moet een voorbeeldfunctie vervullen voor werkgevers. Rijk, provincie, gemeenten en ZBO's moeten hun steentje bijdragen. Het wordt tijd voor afrekenbare doelstellingen of het verplicht stellen van quotering.

Ook zij is verbijsterd over de uitspraak van minister Verdonk. Zij ziet niet veel in een nieuw onderzoek naar de problematiek van allochtonen op de arbeidsmarkt. Zij wijst op de reeds verrichte onderzoeken van Motivaction en het Landelijk Bureau ter bestrijding van rassendiscriminatie. Het is tijd voor het treffen van maatregelen. Zij sluit zich aan bij het voorstel om deze zaken in het voorjaarsoverleg aan de orde te stellen en onconventionele maatregelen als anoniem solliciteren bespreekbaar te maken.

Antwoord van de bewindslieden

De minister merkt op dat de staatssecretaris het arbeidsmarktbeleid in zijn portefeuille heeft. Het is niettemin plezierig om bij het overleg aanwezig te zijn, omdat het arbeidsmarktbeleid een bepaalde samenhang heeft met het bredere werkgelegenheidsbeleid. De rol van de sociale partners, het economische klimaat, de gerichtheid op groei en de activerende sociale zekerheid zijn componenten die de totaliteit van het beleid van SZW raken. Hij zal spreken over een aantal zaken van meer algemene aard, waarna de staatssecretaris nader in zal gaan op de beleidsvisie en de gestelde vragen.

Er is gewezen op het feit dat er in snel tempo productiewerkgelegenheid weglekt naar China. In dat verband is de vraag gesteld of de regering al enig idee heeft welke werkgelegenheid hiervoor in de plaats moet komen. Deze vraag betreft de ontwikkeling van de werkgelegenheid in Nederland op langere termijn. Nederland moet in een open economie rekening houden met het weglekken van werkgelegenheid, terwijl er nog geen afgerond beeld bestaat welke werkgelegenheid hiervoor terug zou moeten komen. Hij onderschat de gevaren van het weglekken van productiewerkgelegenheid naar China zeker niet. Hij refereert aan de Industriebrief die de staatssecretaris van Economische Zaken aan de Kamer heeft gezonden en waarin zij ingaat op de groeikansen in de verschillende sectoren. De staatssecretaris is zojuist teruggekeerd van een reis naar China. Het lijkt hem voor de hand te liggen dat de Kamer aan de hand van de Industriebrief en de ontwikkelingen in China met haar hierover van gedachten wisselt.

De regering heeft de taak om behalve de werkgelegenheid ook een groot aantal andere beleidsdoelen overeind te houden. Het is daarom niet gewenst om als overheid bepaalde sectoren uit te kiezen en met overheidsmiddelen te gaan ondersteunen. Het gaat erom de antennes op groei te richten, te anticiperen op de groeimogelijkheden en het aanbod van werkgelegenheid te richten op de toekomstige vraag. De export neemt gelukkig weer toe, maar loonkostenmatiging is op dit moment nog steeds relevant.

De vraag of er sprake is van een participatiemaatschappij of van een investeringsmaatschappij lijkt hem van ondergeschikt belang, zolang men het erover eens is dat investeringen tot doel moeten hebben om te komen tot participatie. Er is in de afgelopen jaren nadrukkelijk voor gekozen om een aantal zaken te veranderen en te verbeteren in de structuur en de systemen van de sociale zekerheid. Er is getracht om de sociale zekerheid meer activerend te maken, te komen tot een betere beheersing van de loonkosten en een duurzaam pensioenstelsel, dat niet door een explosieve kostenstijging de economie en de werkgelegenheid in gevaar brengt. De regering staat voor de opgave om een antwoord te vinden op een zeer indringende vraag. Hoe is het mogelijk om een grote groep mensen die qua scholing niet voldoende gekwalificeerd lijkt te zijn om de toekomstige werkgelegenheidsgroei in te vullen, te brengen tot het goede opleidingsniveau of banen te scheppen die minder scholing vragen?

Er vallen binnen deze groep verschillende categorieën te onderscheiden. Een aantal mensen behoort tot de harde kern van uitkeringsgerechtigden en werklozen. Een andere groep mensen heeft een baan, maar maakt vanwege scholingsniveau weinig kans om een andere baan te vinden, als de huidige baan vervalt. Verder is er onder de schoolgaande jeugd een grote groep leerlingen die niet onderweg is om een voldoende startkwalificatie te behalen. Het aandeel van deze drie groepen samen kan in de komende tien jaar groeien tot 25% van de arbeidsmarkt. Het is daarom van groot belang om nu het maatschappelijke debat te voeren over deze problematiek en een antwoord te vinden op een aantal vragen. Hoe kan worden geïnvesteerd in menselijk kapitaal? Hoe kan worden geïnvesteerd in scholing? Hoe kunnen de antennes gericht worden op groei? Hoe kan via loonkostenmatiging en andere maatregelen de groei van de werkgelegenheid in de marktsector worden opgevoerd?

Daarbij is bij het toerusten van mensen niet alleen het aspect van de scholing aan de orde maar ook de vaardigheid en bereidheid van mensen om een baan te aanvaarden. We moeten de moed hebben om ook de kwestie van de arbeidsmoraal in Nederland aan de orde te stellen en dit thema politiek-bestuurlijk op te pakken. Het inzicht wint ook in de uitvoeringswereld veld dat de arbeidsmoraal te maken heeft met het appel dat mensen op elkaar doen. Een geanonimiseerd en gerobotiseerd uitvoeringssysteem bergt het gevaar in zich dat mensen kunnen ontsnappen aan morele vragen. UWV, CWI en gemeenten hebben in de samenwerking in de nieuwe structuur een één-op-één-relatie tussen de uitvoeringsambtenaar en de cliënt ingebouwd. Dit is de sleutel om de moraal weer terug te brengen in de activerende werking van de sociale zekerheid. Hij heeft geen behoefte om het SCP een onderzoek te laten doen naar de arbeidsmoraal. De ervaring van de afgelopen tijd leert dat mensen in een moeilijke arbeidsmarkt om aan de slag te komen zeer gemotiveerd moeten zijn om drempels te overwinnen. Een rechtstreekse betrokkenheid in het persoonlijke vlak vanuit de uitvoeringsorganisatie met de werkzoekende geeft de beste resultaten.

Een structurele matiging van de lonen blijft van groot belang voor de groei. Er zijn in 2005 voor de derde maal achter elkaar op centraal niveau afspraken over loonmatiging gemaakt. Gelukkig gloort er weer wat licht aan de horizon, zodat er in 2006 weer wat geoogst zal kunnen worden. Het is goed als mensen zien dat het brengen van offers na verloop van tijd resultaten gaat afwerpen. Dit is met name van belang voor de mensen die nu aan de kant staan. Hij heeft in de uitzending in Buitenhof gezegd dat 2005 nog een jaar van offers zal zijn en dat de vruchten van het harde werken in 2006 niet geplukt zullen worden in de vorm van lastenverlichting maar van een inkomensstijging.

Dit staat los van het vraagstuk hoe de mensen die nu aan de kant staan voldoende toegerust kunnen worden voor de werkgelegenheid die zich in de toekomst zal gaan voordoen. Investeren in een aantal factoren is zeer belangrijk. Hij heeft al een aantal punten opgenoemd: de ingezette loonkostenmatiging, de antennes op groei, investeren in menselijk kapitaal, investeren in verbeteringen in het onderwijs met oog op betere startkwalificaties en een activerende rol van de sociale zekerheid.

De structuurhervormingen die gericht zijn op een activerende rol van de sociale zekerheid, blijken interessante resultaten op te leveren. Er worden in de uitvoering tegen het economische getij in goede resultaten geboekt op het gebied van de volumina van werklozen en arbeidsongeschikten. Daarbij is in het overleg met de sociale partners de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid om te scholen over de eigen bedrijfstak en de eigen CAO heen, met ontsluiting van O&O-fondsen (opleiding- en ontwikkeling).

De staatssecretaris merkt op dat de problematiek van de arbeidsmarkt zich met name afspeelt aan de onderkant. De urgentie om hierop actie te ondernemen komt in de discussies steeds weer naar voren. Hij heeft in het interview in Trouw niet alleen gesproken over de Polen en de situatie in de land- en tuinbouwsector, maar ook over zijn ambitie ten opzichte van de mensen die in een uitkeringssituatie zitten. Hij wil in beginsel niemand met een uitkering thuis laten zitten, maar hij wil tegelijkertijd ook realistisch zijn. Mensen met drugsproblemen, verslavingsproblemen en psychische problemen staan verder van een reguliere plaats op de arbeidsmarkt af dan anderen. Hij is tijdens de begrotingsbehandeling uitgebreid op deze problematiek ingegaan in zijn uiteenzetting over de ladder naar de arbeidsmarkt. Hij heeft gesproken over mensen met een grote afstand tot regulier werk en de verschillende instrumenten die hen hoger op de ladder moeten helpen, zoals reïntegratie, competentieverbetering, kwalificatieverbetering, training, scholing en stage. Hij heeft naast de ladder van de arbeidsmarkt de ladder van de beloning gezet. Daarin passen de voorstellen van de coalitiepartijen over het minimumloon, jongeren onder 23 jaar, activering met behoud van uitkering, bonussen en subsidies.

Hij heeft inmiddels aan de RWI verzocht om een advies uit te brengen met een samenhangend pakket maatregelen, waarin voor een ieder in een uitkeringssituatie een middel is om hem of haar hoger op de ladder te brengen in de richting van de arbeidsmarkt. Hij vindt het prima als de Kamer dat «sluitende aanpak» wil noemen. Hij is voorlopig niet van plan om deze «sluitende aanpak» los te laten. Het is nog te vroeg om te concluderen dat deze aanpak niet werkt. Hij sluit niet uit dat het advies van de RWI onconventionele gedachten en methoden bevat. Hij zal hierover op dat moment graag een debat voeren met de Kamer. Het is hem er evenals de Kamer om te doen om de mensen met een uitkering in de richting van een baan te helpen.

Het is jammer dat sommige woordvoerders de mening zijn toegedaan dat mensen die een grote afstand tot de reguliere arbeidsmarkt hebben, nooit verder zullen komen dan een gesubsidieerde baan. Ook deze mensen moeten de mogelijkheid krijgen te laten zien dat ze meer kunnen. Daarbij valt niet uit te sluiten dat gedurende een bepaalde tijd gesubsidieerde arbeid nodig is, maar de nadruk ligt daarbij op tijdelijk. Uiteindelijk zal er altijd een aantal moeilijke gevallen overblijven, maar ook aan deze mensen kan hulp worden gegeven. Hij heeft daarvan een voorbeeld gezien in Rotterdam. Het gaat erom aanknopingspunten te vinden om de mensen omhoog te helpen op de ladder. Hij is zeer positief over de kansen die deze aanpak biedt. Er moet voor de categorie mensen die uiteindelijk overblijft en qua productiviteit niet adequaat op de arbeidsmarkt terecht kan, een weg gevonden worden om hen aan de slag te houden. Daarbij moet goed gekeken worden welke beloning daarbij hoort. De Kamer heeft bij de begrotingsbehandeling een aantal breed gesteunde moties aangenomen op dit punt.

Dat de economie begint aan te trekken, is van invloed op het feit dat er een groter aantal vacatures geregistreerd staat bij het CWI, maar het CWI heeft daarnaast ook een groter marktaandeel verworven. De beste reclame is dat werkgevers merken dat hun vacatures goed vervuld worden. De streefwaardes liggen in 2005 rond 55–60%, maar er wordt gekeken of deze cijfers verhoogd moeten worden. Er is ook gesproken over de preventiequote. Dat mensen niet in een uitkering terechtkomen, heeft inderdaad te maken met de snelle match en de afspraken die de ketenpartners hierover maken. Daarbij worden soms de randen van de regelgeving opgezocht of wordt gebruik gemaakt van de experimenteerregelingen. De goede resultaten die dit oplevert, zijn een stimulans om te kijken of de experimenteerruimte wellicht verder verruimd moet worden.

Er wordt al lang over de seizoenarbeid gesproken. Het lijkt hem daarom goed iets uitgebreider in te gaan op de vragen die hierover zijn gesteld. Het project seizoenarbeid van het CWI en LTO bestaat sinds 2002 en heeft twee doelen. Het eerste was dat alle deelnemende bedrijven konden beschikken over voldoende gemotiveerde seizoenkrachten en dat een tijdige vacaturevervulling werd gerealiseerd. Het tweede was het bestrijden van de illegaliteit. De vervulling van de vacatures liep via het CWI. Als het CWI binnen vijf weken geen prioriteitgenietend personeel kon aanbieden, konden tewerkstellingsvergunningen worden afgegeven aan mensen uit een MOE-land. Als gevolg van een aangenomen motie is er in de periode van 1 juni t/m 31 augustus een versnelde procedure van toepassing geweest voor seizoenwerkers die minder dan twee maanden in de open teelt zouden werken. Er was toen geen arbeidsmarkttoets meer op prioriteitgenietend aanbod. De LTO zou met CWI en gemeenten afspraken maken over de wijze waarop werkgevers zich zouden inzetten om prioriteitgenietend aanbod te werven en te plaatsen. Er is in juni 2004 een akkoord bereikt tussen de LTO en het CWI over selectiemethoden, als antwoord op klachten van werkgevers dat mensen niet geschikt zouden zijn. Sinds juni 2004 wordt er volgens deze methode gewerkt. Het CWI heeft naar aanleiding van de WWB een bemiddelingsteam ingesteld dat actief op zoek ging naar bijstandsgerechtigden. De activiteiten van het team hebben echter slechts beperkt geleid tot plaatsingen in het project seizoenarbeid. Om te beginnen was het team aan het begin van het seizoen nog niet actief. Daarnaast hebben gemeenten slechts een beperkt aantal passende kandidaten aangeleverd. Verder stonden veel WWB'ers niet te springen om verder weg te gaan werken. Hij zal binnenkort met alle betrokken partijen rond de tafel gaan zitten om een aantal knelpunten te evalueren. Waarom hebben de gemeenten een beperkt aantal kandidaten aangeleverd? Is de vrijlatingsbepaling wellicht een probleem? Motiveert een langdurigheidstoeslag mensen niet? Is er regionaal vervoer nodig van Den Haag naar het Westland?

Hij heeft inmiddels het advies van de RWI over de detachering ontvangen. Het advies zal volgende maand met het commentaar van de regering aan de Kamer worden gezonden. In het debat met de Kamer zullen de vragen over subsidiering, premievrijstelling, startsubsidie en dergelijke aan de orde komen.

Het CWI beraadt zich momenteel over de vrijstellingen voor de vleesverwerkingsindustrie en de andere genoemde sectoren. Overigens heeft het CWI een eigenstandige positie. Hij zal samen met het CWI bekijken op welke wijze met deze vrijstellingen moet worden omgegaan.

Er is een aantal vragen gesteld over de gesubsidieerde arbeid en de I/D-banen. Uit het feit dat er de laatste tijd een groot aantal I/D-banen is omgezet in regulier werk blijkt dat veel gesubsidieerd werk in feite regulier werk is. Het beeld dat wordt geschetst als zou er geen gesubsidieerde arbeid meer zijn, is niet conform de werkelijkheid. Een substantieel deel van de reïntegratiebudgetten wordt nog steeds bezet door gesubsidieerde arbeid. Er wordt aan reïntegratieactiviteiten minder dan de helft besteed van het bedrag bestemd voor gesubsidieerde arbeid. Hij heeft niets tegen gesubsidieerde arbeid, maar alleen als tijdelijk instrument om hoger op de ladder te komen. Dit instrument kan voor een bepaalde categorie mensen inderdaad langer nodig zijn. Hij benadrukt echter dat gesubsidieerde arbeid als instrument iets anders is dan het activeren van mensen met een uitkering. Hij wil over de vraag hoe lang mensen kunnen werken met behoud van een uitkering en de belemmeringen die zich daarbij kunnen voordoen, het advies van de RWI afwachten.

Het lijkt hem tegen de achtergrond van de ontwikkelingen die zich in het laatste jaar in Nederland hebben voorgedaan, verstandig om een quick scan uit te voeren naar de positie van allochtonen op de arbeidsmarkt. Hij zal daarbij het bestaande literatuuronderzoek en de onderzoeken van Motivaction en het Landelijk Bureau ter bestrijding van rassendiscrimatie betrekken. Er is ook een begeleidingsgroep van werkgevers, werknemers, allochtonenorganisaties en intermediairs bij het onderzoek betrokken. Het gaat niet alleen om het verkrijgen van de feiten maar ook om het bereiken van committment bij alle betrokken partijen.

Wat de vraag betreft om integratie, discriminatie en verhoudingen op de werkvloer in het voorjaarsoverleg aan de orde te stellen, kan hij de Kamer op haar wenken bedienen. De minister en hij hebben op 12 januari met werkgevers, werknemers, intermediairs, uitzendbureaus en allochtonenorganisaties uitgebreid gesproken over deze problematiek, terwijl er op 26 januari een bijeenkomst heeft plaatsgevonden in de Ridderzaal over het thema «arbeidsmarkt», waarbij de voorzitters van alle zojuist genoemde organisaties aanwezig waren. Er is een grote betrokkenheid van alle partijen op het hoogste niveau.

Hij zal bij de uitkomsten van het onderzoek ook elementen als anoniem solliciteren en omkering van de bewijslast betrekken. Hoe aan een en ander gevolg kan worden gegeven, moet met partijen worden besproken. Hij is optimistisch over de uitkomst. Hij zal de Kamer op de hoogte houden en de uitkomsten van het onderzoek ook naar minister Verdonk sturen.

Het verheugt hem dat de commissie van SZW samen met de commissie van BZK een afspraak heeft gemaakt om met de minister van BZK te praten over de verantwoordelijkheid van de overheid voor de arbeidsdeelname van specifieke groepen op de arbeidsmarkt. De minister van BZK is de eerstverantwoordelijke werkgever voor het rijkspersoneel. Het is van groot belang dat de overheid mogelijkheden schept voor mensen uit achterstandsituaties. Dat gebeurt op een aantal vlakken ook, bijvoorbeeld de jeugdbanen. Er was in 2004 een doelstelling van 250 jeugdbanen bij het rijk. Er zijn inmiddels 297 jeugdbanen gecreëerd, waarvan er 256 bezet zijn. Er zijn extra inspanningen nodig om WSW'ers aan de slag te helpen. Zijn eigen departement heeft aan WSW-bedrijven in de regio verzocht om mensen beschikbaar te stellen. Op het gebied van emancipatie en deelname van vrouwen voert een visitatiecommissie gesprekken met diverse departementen. Er zouden echter meer inspanningen verricht kunnen worden op dit vlak.

Er is in april 2004 naar aanleiding van een evaluatierapport Asielzoekers en werk gestart met een traject voor asielzoekers. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie is hiermee nog bezig. Zij heeft hierover op 27 december een brief gestuurd aan de Kamer.

Nadere gedachtewisseling

De heer Weekers (VVD) vindt de reactie van de minister om te verwijzen naar de Industriebrief van de staatssecretaris van Economische Zaken teleurstellend. Hij zou graag een discussie voeren over de gevolgen van de uittocht van productiewerkgelegenheid naar China voor de werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt en de toekomstige vervangende werkgelegenheid voor de langere termijn.

Hij zou graag meer informatie ontvangen over de heroverweging van het CWI op het gebied van de voeding- en genotmiddelenindustrie, de slachtsector en de vleesverwerkende industrie en over de tewerkstellingsvergunningen die in het laatste halfjaar verstrekt zijn aan internationale chauffeurs en in de binnenvaart.

Hij heeft geen antwoord gekregen op de vraag hoe het CWI zorgt dat mensen worden om- of bijgeschoold voor deze tekortsectoren en hoe het CWI geprikkeld wordt tot betere prestaties.

Hij wacht het advies van de RWI met het commentaar van de regering over het arbeidsmarktbeleid en het debat daarover af.

De kandidaten in het project LTO worden door werkgevers geselecteerd op basis van motivatie. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat de mensen gemotiveerd zijn? Wordt er een sanctiebeleid toegepast?

Mevrouw Bussemaker (PvdA) vraagt opnieuw of de minister meer duidelijkheid kan geven over de door hem genoemde punten, zoals de startkwalificaties en het belang van arbeidsparticipatie. Is hij bereid om al deze punten in de begroting van 2006 van concrete resultaten te voorzien?

Zij is het ermee eens dat je niemand thuis moet laten zitten en dat je in iedereen moet investeren met het doel om te participeren. Is de staatssecretaris het met haar eens dat voorkomen moet worden dat er draaideurwerklozen komen?

Zij heeft geen antwoord gekregen op haar opmerkingen over de mismatch, de scholingsprogramma's voor 50 000 tot 100 000 werkzoekenden, de werkloze hoger opgeleiden en het advies van de RWI over de vervangingsvraag in verband met de vergrijzing.

Zij vraagt de minister van SZW opnieuw samen met de minister van BZK meer werk te maken van de arbeidsdeelname van kwetsbare groepen bij het Rijk.

De heer Bruls (CDA) vindt het belangrijk om, vooruitkijkend naar 1 mei 2006, meer zicht te krijgen op de manier waarop de Europese landen gecoördineerd omgaan met de vraag van de heroverweging van arbeidsmigranten in Europa. Het kabinet dient hierop een standpunt te formuleren.

Het is teleurstellend dat een zo gering aantal mensen in de bakken gevonden is dat bereid is om te gaan werken. Ook bij het werken met detacheringsconstructies blijft de arbeidsmoraal een belangrijke factor. Hij is al langdurig voorstander van een vereenvoudigde tewerkstellingsprocedure inclusief een arbeidsmarkttoets.

Hij heeft geen antwoord gekregen op de vraag naar het waarom van de geringe instroom in de WWB en de vraag waarom de overheid geen doelstellingen heeft geformuleerd voor arbeidsgehandicapten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks) herhaalt haar verzoek om door het SCP een onderzoek te laten doen naar de arbeidsmoraal in Nederland. Daarbij zou gekeken moeten worden naar eventuele drempels, de werkhouding van mensen en de combinatie arbeid-zorg. Als uit dit onderzoek naar voren zou komen dat er inderdaad met de houding van mensen iets mis is, moet hierop actie worden ondernomen.

Het is positief dat de gesubsidieerde arbeid als instrument ook voor wat langere termijn gehandhaafd kan blijven, maar zij vindt dat mensen volgens de sociale norm betaald moeten worden.

De minister merkt op dat er naar aanleiding van de brief «Kiezen voor groei» van de minister van Economische Zaken en hemzelf binnen het kabinet behoefte bleek te bestaan aan een nadere analyse van een aantal factoren. De uitkomsten van deze analyse hebben hun beslag gekregen in de Industriebrief. Het lijkt hem nuttig om aan dit aspect van het werkgelegenheidsbeleid aandacht te besteden samen met de commissie van Economische Zaken. Er wordt momenteel ook een programma ontwikkeld om de aansluiting tussen het werkgelegenheidsbeleid en het onderwijsbeleid te borgen. De Kamer zal hierover in de komende maanden meer horen.

Het is in de sfeer van rechten en plichten van uitkeringsgerechtigden mogelijk om bij bepaalde nalatigheden aan uitkeringsgerechtigden een sanctie op te leggen, bijvoorbeeld 16 weken 5% korting op de uitkering. Hiervan kan in de éen-op-één-verhouding tussen uitvoeringsambtenaar en cliënt worden afgeweken. Het experimenteren met een formeel voorgeschreven sanctiekader kan op deze wijze zeer effectief zijn.

Hij heeft in zijn presentatie van de begroting voor 2005 een samenhangende visie proberen te geven op de door hem genoemde punten. De Kamer zal in het voorjaar het debat voeren over de nota Nieuwe accenten werk en inkomen, die de architectuur van de stelsels van werk en inkomen raakt. De door hem genoemde punten zijn niet nieuw en worden in de beleidsstukken ook al genoemd.

De Kamer zal met de minister van BZK en hemzelf een debat voeren over de rol van de rijksoverheid als werkgever. De regering zal hierover deze week een brief aan de Kamer sturen. Een gecombineerde behandeling met beide bewindslieden maakt het mogelijk om in het debat de verschillende verantwoordelijkheden te onderscheiden.

Hij ontraadt nogmaals om het SCP een breed georiënteerd onderzoek te laten doen naar de legitimiteit van oordelen en vooroordelen. Hij denkt de discussie te kunnen voeren aan de hand van de kennis die hij uit de uitvoeringspraktijk heeft.

De staatssecretaris merkt op dat het niet de primaire taak van het CWI is om scholing te organiseren. Er is een ontwikkeling gaande in de regio waarbij de keten van CWI, UWV en gemeente in de regio samen met werkgevers en werknemers allerlei methoden ontwikkelt om mensen aan het werk te helpen, bijvoorbeeld een opleiding of een duaal traject. Hij brengt dit onderwerp in het reguliere bestuurlijke overleg met de ketenpartners en zijn wekelijkse werkbezoeken aan gemeenten en CWI's regelmatig ter sprake. De verantwoordelijkheid voor de keuze van het reïntegratieinstrument ligt echter bij de ketenpartners. Hij is het ermee eens dat het kweken van draaideurcliënten zoveel mogelijk voorkomen moet worden.

Hij probeert het CWI te prikkelen door afspraken te maken en streefcijfers af te spreken. Zoals gezegd, wordt overwogen om de streefcijfers te verhogen. Hij heeft de indruk dat er in de regio's beter wordt samengewerkt en dat de prestaties verbeteren.

Er zal in het overleg met de ketenpartners in relatie tot de seizoensarbeid aandacht worden gevraagd voor het sanctiebeleid.

Bij de activiteiten op de arbeidsmarkt vormt het beleid naar specifieke doelgroepen niet meer de basis. Er zijn voor hoger opgeleiden geen specifieke toevoegingen. Er is voor arbeidsmarktrelevante hogere opleidingen een andere positie op de arbeidsmarkt. Er is in bepaalde sectoren op dit moment al veel vraag naar hoger opgeleiden. Hij ziet dit als het eerste teken van een trendwijziging.

Er is ook nog aandacht gevraagd voor het advies van de RWI in de nota «Vergrijzing en vervanging». Het streven is erop gericht om te bereiken dat mensen zo lang mogelijk deel blijven uitmaken van de arbeidsmarkt. Het is verder van belang om alle groepen waarover is gesproken, gereed te maken om de plaats in te nemen van degenen die op termijn de arbeidsmarkt verlaten. Het is niet alleen nodig om te reïntegreren op de vacatures van vandaag maar ook op de vragen van morgen.

Het lijkt hem een goed idee om bij het overleg over de totaalproblematiek van de seizoensarbeid de Europese dimensie te betrekken. Hij zal daarbij ook de mogelijkheden van een eenvoudige tewerkstellingsprocedure betrekken.

Hij verwacht dat de minister van BZK in het komende overleg zal ingaan op het aantal arbeidsgehandicapten bij de overheid.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).

Naar boven