Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 september 2024
In Nederland geldt het principe van contractvrijheid en vrijheid van vereniging. Cao-partijen
bepalen in principe zelf met wie zij cao-onderhandelingen voeren en een collectieve arbeidsovereenkomst sluiten. Partijen die een
cao willen afsluiten dienen op grond van de wet een statutaire bevoegdheid hiertoe
te hebben en volledige rechtsbevoegdheid. Het afsluiten van een cao behoort dus toe
aan werkgevers(organisaties) en vakbonden.
In de beantwoording van Kamervragen over de rol van kleine vakbonden bij het sluiten
van cao’s heeft mijn voorganger aangegeven onderzoek te doen naar de betrokkenheid
van vakbonden bij de totstandkoming van cao’s over een langere periode.1 Hierbij zend ik u de resultaten toe van dit onderzoek. Voor het onderzoek is gekeken
naar 7.796 cao’s die zijn afgesloten voor 1.316 bedrijfstakken en ondernemingen in
de periode 2005 tot en met 2022.
Het onderzoekrapport beschrijft in hoeverre individuele vakbonden betrokken zijn bij
de totstandkoming van cao’s. Het komt voor dat vakbonden betrokken zijn geweest bij
de onderhandelingen over een nieuwe cao, maar de cao uiteindelijk niet ondertekenen.
Met betrokkenheid wordt in dit onderzoek bedoeld dat een vakbond de cao daadwerkelijk
heeft ondertekend. In het onderzoek is een onderscheid gemaakt tussen vakbonden gelieerd
aan een vakcentrale die vertegenwoordigd is in de Stichting van de Arbeid (FNV, CNV
en VCP) en overige vakbonden die dat niet zijn. Voor dit onderzoek zijn die overige
vakbonden in drie groepen verdeeld: algemene bonden, sectorspecifieke bonden en ondernemingsbonden.
Daarnaast is in dit onderzoek bekeken welk percentage cao-werknemers werkzaam is bij
een cao die afgesloten is met een vakbond. In deze brief noem ik kort een aantal resultaten.
Voor alle onderzochte jaren is bekeken hoeveel cao’s er in dat jaar zijn aangemeld
en welk percentage van die cao’s door een van de genoemde (groepen) vakbonden is afgesloten.
Uit de resultaten blijkt dat het aantal ondertekende cao’s in de periode 2005–2022
voor FNV varieert tussen de 85 en 95%, voor CNV varieert dit tussen de 60 en 71% en
voor VCP tussen de 25 en 45%.
Het aantal door de algemene bonden (zoals LBV, ABW, RMU en AVV) ondertekende cao’s
varieert tussen de 3 en 7%, voor de sectorale bonden (zoals FBZ, BVPP, ABGP en CGMV)
varieert dit tussen de 4 en 9% en voor de ondernemingsbonden (zoals VWNB, W.I.M.,
WVdVdG en VCO) tussen de 1 en 3%.
De rapportage zoomt vervolgens verder in op de 1.316 onderzochte bedrijfstakken en
ondernemingen. Gekeken is zowel naar de mate van betrokkenheid (altijd of incidenteel)
als naar de mate van niet betrokkenheid (structureel of incidenteel) bij het sluiten
van cao’s. Uit de resultaten blijkt dat FNV in 88% van de bedrijfstakken en ondernemingen
betrokken is geweest bij het afsluiten van een cao, CNV in 64% van de bedrijfstakken
en ondernemingen en VCP in 42%. In totaal resulteert dat volgens het onderzoek in
respectievelijk 6.940, 5.047 en 2.871 ondertekende cao’s. Wat betreft de overige vakbonden
volgt uit de resultaten dat de algemene bonden in 8% van de bedrijfstakken en ondernemingen
betrokken zijn geweest bij het afsluiten van een cao, de sectorale bonden in 7% van
de bedrijfstakken en ondernemingen en de ondernemingsbonden in 3%. Dit resulteert
in respectievelijk 399, 420 en 125 ondertekende cao’s door de drie groepen overige
vakbonden.
Voor de volledige bevindingen van het onderzoek verwijs ik u naar de bijgevoegde rapportage.
Daarnaast informeer ik u graag dat ik ben gestart met een brede verkenning van mogelijke
knelpunten in het cao/avv-stelsel. De eerste gesprekken zijn deze zomer afgerond.
Uw Kamer wordt nader geïnformeerd over de uitkomsten en het vervolg.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum