nr. 121
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 november 2007
In antwoord op uw vraag van 15 november (kenmerk: 07-SZW-B-090) om
een reactie te geven op de uitspraken van de voorzitter van de RWI, de heer
Van Zijl, over de buitengewoon zorgwekkende positie van ouderen op de arbeidsmarkt1, kan ik u het volgende meedelen.
De heer Van Zijl heeft zijn uitspraken gedaan naar aanleiding van de jaarlijkse
Arbeidsmarktenquête van de Raad voor Werk en Inkomen (zie bijlage persbericht
RWI van 14 november).
Tijdens de jaarlijkse Arbeidsmarktenquête van de Raad voor Werk
en Inkomen worden een kleine 700 «arbeidsmarktprofessionals» ondervraagd
over de arbeidsmarkt. Ook is de opinie van de Nederlandse bevolking in kaart
gebracht. Bijna de helft van de Nederlandse huishoudens en eenderde van de
arbeidsmarktprofessionals verwacht dat de werkloosheid onder ouderen (vanaf 50
jaar) nog verder zal stijgen, ondanks de gunstige economische situatie en
de grote personeelstekorten.
Het kabinet is zich bewust van het feit dat de oudere werknemer nog onvoldoende
weet te profiteren van de gunstige ontwikkelingen op het gebied van de arbeidsmarkt.
Ik wil hierbij evenwel een kanttekening plaatsen. De jaarlijkse Arbeidsmarktenquête
is een onderzoek naar verwachtingen en meningen van arbeidsmarktprofessional
en de Nederlandse bevolking. De feiten geven een ander beeld dan dat zoals
weergegeven door de heer Van Zijl.
De arbeidsdeelname onder oudere werknemers in de leeftijdscategorie van
55 tot en met 64 jaar is in het derde kwartaal van 2007 gestegen tot 45,3%.
Een jaar eerder bedroeg de arbeidsdeelname 42,2% (De cijfers zijn seizoen
gecorrigeerd). Deze stijgende lijn is al vanaf 1993 zichtbaar (arbeidsdeelname
bedroeg toen 24,4%) en komt grotendeels op conto van vrouwen die blijven
werken en maatregelen rondom VUT en prepensioen.
Desondanks ligt de arbeidsdeelname van ouderen nog altijd ruim 20%-punt
onder het niveau van Zweden, dat binnen de EU de beste prestaties laat zien.
Onderstaand figuur laat het verschil zien van de werkeloosheid onder ouderen
45-plussers en ouderen van 55 tot en met 64 jaar.
Figuur 1. Werkloosheidspercentage ouderen en totaal
15–64 jaar, tot en met kwartaalgemiddelde augustus–oktober 2007
(%)
Toelichting:
1. De werkloosheid onder 45-plussers is sinds de tweede helft van 2006
gedaald (persbericht CBS, 15 november). Tussen augustus en oktober van
dit jaar was het werkloosheidspercentage in die groep daarmee 3,8%,
tegen 4,8% in dezelfde periode in 2006. De werkloosheid onder 45-plussers
is hiermee zelfs lager dan de gemiddelde werkloosheid van de beroepsbevolking
van 15–64 jaar die in het afgelopen jaar is gedaald van 5,2 naar 4%.
2. Als we kijken naar de werkloosheid onder ouderen van 55 tot en met
64 jaar is er sprake van een lichte daling (september 2006 5,4% en
in september 2007 4,9%). Alleen is de daling onder ouderen van 55 tot
en met 64 jaar vergeleken met de daling onder de totale beroepsbevolking veel
geringer. Dit komt met name door de geringe uitstroom van ouderen uit de WWB,
WW en WAO/WIA.
Uit de cijfers valt op te maken dat er wel degelijk positieve resultaten
zijn bereikt als het gaat om oudere werknemers op de arbeidsmarkt. Dit laat
onverlet dat voor de groep ouderen van 55 tot en met 64 jaar nog veel werk
te verrichten valt.
Het kabinet zet daar op in met het beleidsprogramma «Sociale Samenhang»
en het project «Iedereen doet mee». Die vormen het kader voor
het verhogen van de arbeidsparticipatie in algemene zin. In het project «Iedereen
doet mee» zijn daarnaast specifieke maatregelen opgenomen om de arbeidsparticipatie
van oudere werknemers te verhogen, zoals de arbeidskorting voor oudere werknemers
en campagnes die zich ondermeer richten op werkgevers en de beeldvorming die
ze hebben over ouderen.
Daarnaast is recentelijk het Actieteam 45+ ingesteld (Kamerstuk 2006–2007,
27 046, nr. 19, Tweede Kamer). Dit actieteam is opgericht om bij
de uitvoering van het «Actieplan terugdringen werkloosheid 45-plussers»
betrokken lokale en regionale partijen te ondersteunen.
Uit de derde voortgangsrapportage kabinetsstandpunt «stimuleren
langer werken van ouderen» van juni 2007 kon u opmaken dat eind mei
door het CWI een plaatsingspercentage van 52% werd bereikt over de
raming van 20071.
Ook in het kwartaalbericht arbeidsmarkt van september 2007 wordt deze
positieve trend doorgezet.
De meest recente cijfers van week 45 bevestigen dit beeld. Tot op heden
zijn door het CWI 59 200 45+ werkzoekenden bemiddeld naar werk. Daarmee
zit CWI op een realisatie van 118% ten opzichte van de raming voor
2007.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner